DT News - Netherlands - Kruisbestuiving tussen onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg

Search Dental Tribune

Kruisbestuiving tussen onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg

Van links naar rechts: een senior tandartscursist, dr. Bas Loomans en student-assistent Yannick Noverraz oefenen op fantoom. (foto: Imelda van de Wardt)
Imelda van de Wardt

Imelda van de Wardt

di. 25 februari 2020

Bewaar

NIJMEGEN – Geen geschreeuw van de daken en geen extravagante intrede, maar dat maakt dr. Bas Loomans en drs. Hanneke Huijs-Visser niet minder trots. Beiden zijn universitair docent van het Radboudumc en initiatiefnemers van de zogeheten Kliniek voor Gebitsslijtage, een integratie van initieel- en postinitieel onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. Op 1 januari 2020 werd de overkoepelende kliniek – als onderdeel van de afdeling Tandheelkunde van het Radboudumc – officieel geopend. Hoe krijgt de samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg vorm? Welke kennisinzichten levert deze integratie op? En wat is de laatste stand van zaken op het gebied van de behandeling van gebitsslijtage? Dental Tribune nam een kijkje in de kliniek.

Er is altijd sprake van een kloof tussen onderzoek en onderwijs, stelt Loomans. Onderzoek is volgens hem immers “de proeftuin om nieuwe zaken uit te proberen,” terwijl het onderwijs gericht is op wetenschappelijke bewijzen. De Kliniek voor Gebitsslijtage zal onderzoek en onderwijs echter dichterbij elkaar moeten brengen.

Voorheen vonden initieel onderwijs, postinitiële cursussen, patiëntenzorg en onderzoek op verschillende afdelingen en verdiepingen van het Radboudumc plaats. Zo werden patiënten met gebitsslijtage behandeld in het Centrum voor Complexe Tandheelkunde (CCT), maar tevens op andere verdiepingen. Initieel en postinitieel onderwijs vonden plaats op de eerste etage, maar op verschillende dagen. “In de nieuwe kliniek staan studenten, tandartscursisten en onderzoekers samen in één behandelzaal, met uitwisselbare staf die bij elkaar langsloopt. Je hoeft dus niet meer naar een andere verdieping om te zien wat iemand aan het doen is,” licht Loomans toe.

Het mes snijdt aan twee kanten
Patiënten met gebitsslijtage worden vanaf nu naar de nieuwe kliniek – die als kenniscentrum voor gebitsslijtage fungeert – verwezen, waar ze behandeld worden door studenten tandheelkunde of postinitiële tandartscursisten, en/of in de onderzoekslijn terechtkomen. De kruisbestuiving levert voor alle betrokken partijen diverse voordelen op. “Ik denk dat tandartsen die hier nascholing volgen een heel mooi beeld krijgen van de status quo op het gebied van de diagnostiek en behandeling van gebitsslijtage. Alle kennis die hier vergaard wordt, wordt immers direct naar het onderwijs doorgespeeld,” vertelt Huijs-Visser. Loomans vult aan: “De kennis die tandartscursisten hier opdoen, is direct toepasbaar in de algemene praktijk.”

Gebitsslijtage behandelen? Dr. Bas Loomans geeft u drie tips:

  1. Kijk goed naar de verschijningsvorm van gebitsslijtage: waar komt het vandaan? Heeft de slijtage voornamelijk een chemische of mechanische oorzaak?
  2. Plak niet meteen een sticker op iemands voorhoofd met een enkele oorzaak (bijvoorbeeld cola-gebruik), maar blijf kijken en zoeken naar andere oorzaken.
  3. Start alleen met restauratief behandelen als de patiënt een concrete en serieuze hulpvraag heeft, of als wachten met restauratief ingrijpen risico’s oplevert voor het behoud van de betreffende tanden en kiezen.

De kruisbestuiving tussen postinitieel en initieel onderwijs is voor Huijs-Visser vanzelfsprekend. “Ik ben al lang betrokken bij de postacademische cursussen en ondervond dat de poule van tandartsassistenten schaars was,” vertelt ze. “Tandartsen kunnen zonder assistent op fantoom werken, maar bij patiëntenzorg is assistentie noodzakelijk. Dat was een van de redenen om ongeveer twee jaar geleden te starten met de inzet van studentassistenten. Daarnaast is het voor studenten hartstikke leuk en interessant om bij slijtagebehandelingen betrokken te zijn, en zo snijdt het mes aan twee kanten: tandartscursisten hebben assistenten en de studenten hebben een extraatje bovenop hun reguliere onderwijs in de vorm van een soort stage. Elk studiejaar starten twee groepen tandartscursisten, dus wij kunnen op deze manier behoorlijk veel studenten bedienen.”

Tijdens de initiële tandheelkundeopleiding komen de etiologie, diagnose, behandelplanning en daadwerkelijke klinische behandeling van gebitsslijtage niet uitgebreid aan bod, aangezien er gewoonweg te weinig ruimte in het bestaande onderwijscurriculum is. Daarnaast is de behandeling van (ernstige) gebitsslijtage te complex voor relatief onervaren studenten. In de Kliniek voor Gebitsslijtage kunnen studenten – in het kader van het onderwijsblok ‘Vrije Keuze’ – meelopen in de kliniek en assisteren bij klinische verrichtingen. “De studenten kijken, helpen en denken actief mee tijdens patiëntbehandelingen. Ook zijn ze ‘s ochtends aanwezig bij plan- en werkbesprekingen, waar ze aanvullende theoretische kennis opdoen,” licht Huijs-Visser toe.

Dat de kliniek een goede leerschool is, bevestigt ook zesdejaars tandheelkundestudent en student-assistent in de kliniek Yannick Noverraz. “We leren tijdens de opleiding de basis. Het is vergelijkbaar met het halen van je rijbewijs: je leert rijden, maar ervaring moet je in de praktijk opdoen. In de kliniek leren we klinische vaardigheden, die goed van pas komen bij patiëntbehandelingen. Zo hebben we onlangs geleerd hoe we autologe etsbruggen maken, met en zonder vezels. We leren in de opleiding de theorie erachter, maar de praktische tips komen niet aan bod.”

Samenspel van factoren
Onderzoek naar gebitsslijtage is een belangrijk speerpunt van het Radboudumc. “Tandartsen erkennen dat ze steeds meer gebitsslijtage zien en willen weten hoe ze daarmee om moeten gaan,” stelt Loomans. Hij doet klinisch onderzoek naar verschillende restauratieve behandeltechnieken en biedt de wetenschappelijke uitkomsten aan in het onderwijs. Dit heeft tot gevolg dat cursisten en studenten anders te werk gaan dan voorheen.

Loomans denkt dat het aantal mensen dat zich in de toekomst meldt met gebitsslijtage zal stijgen. “Dat wil niet zeggen dat het meer voorkomt. Het heeft ook met bewustwording te maken.” Loomans vindt het belangrijk dat tandartsen gebitsslijtage leren herkennen en de oorzaak vast kunnen stellen. “Restauratief opbouwen, is weten waar je naartoe wilt. Maar ik denk dat het veel belangrijker is dat je weet waar slijtage vandaan komt, want als je niet weet wat je moet zien, kun je het ook niet herkennen.”

De oorzaak van gebitsslijtage vaststellen, is volgens Loomans overigens niet makkelijk. “Bij patiënten die wij zien – de extremere situaties – is vrijwel altijd sprake van een combinatie tussen mechanische (bijvoorbeeld bruxisme of nagelbijten) en chemische factoren (zoals het consumeren van zure voedingsmiddelen).” De meest voorkomende chemische oorzaak van gebitsslijtage lijkt reflux, vertelt Loomans. Wel benadrukt hij dat het moeilijk is om vast te stellen of het één factor is of een samenspel tussen aanval en afweer binnen de patiënt dat leidt tot gebitsslijtage.

Terughoudend behandelen
In 2009 is Loomans met het Radboud Tooth Wear Project gestart, waar tweehonderd patiënten met ernstige gebitsslijtage aan deelnemen. Patiënten zonder hulpvraag werden een aantal jaar gemonitord en patiënten met een concrete zorgvraag werden met behulp van verschillende directe en indirecte minimaal invasieve technieken restauratief behandeld. Uit het onderzoek bleek dat de slijtagesnelheid per patiënt sterk kan fluctueren. “Je kunt het slijtageproces bij een patiënt alleen voorspellen, als je iemand gedurende een aantal jaar monitort. Als ik een patiënt voor het eerst zie, kan ik niet vaststellen of er een progressief proces gaande is,” legt Loomans uit. “Iemand kan een proces hebben doorgemaakt, waardoor de slijtage sneller ontwikkelde en vervolgens weer een periode hebben dat het rustiger verloopt. Maar dat wil niet zeggen dat er over bijvoorbeeld drie jaar – wanneer een patiënt een andere levensstijl heeft aangenomen of reflux ontwikkelt – meer progressie heeft.” Om die reden pleit Loomans voor terughoudendheid ten aanzien van het besluit om restauratief te gaan behandelen.

De hulpvraag als leidraad
Vijf jaar geleden kwam een vrouw van vijftig jaar binnen met een pathologische en tevens ernstige gebitsslijtage. Ondanks dat de slijtage extreem snel ontwikkelde, had de vrouw geen pijn of esthetische wensen en daarom ook geen commitment voor restauratieve behandeling. Er is besloten om de slijtage te monitoren. Tijdens dit traject bleek al snel dat er veel materiaal verloren ging. Na vier jaar monitoren ontstond er inzicht bij de patiënt over de progressiesnelheid en daarmee de ernst van de slijtage en is mevrouw restauratief behandeld met directe composietrestauraties door een cursist in onze postinitiële cursus Radboud Klinische Gebitsslijtage Module. Het is mooi om te zien hoe de betrokkenheid van een patiënt kan omslaan in de loop van de tijd!

In de kliniek is de hulpvraag van de patiënt de belangrijke leidraad voor het behandelen. “Wij kunnen wel vinden dat er behandeld moet worden, maar als de patiënt daar geen behoefte aan heeft, heb je een commitmentprobleem,” stelt Loomans. “Patiënten die onze kliniek bezoeken, zijn gemiddeld 38 jaar. Die mensen moeten nog lang leven met hun tanden. Daarom willen we zo min mogelijk invasief behandelen en het tandmateriaal voor zover mogelijk behouden.” Bij patiënten zonder hulpvraag, stelt hij zichzelf daarom de vraag: kan ik, als ik nog een jaar wacht, dezelfde behandeling uitvoeren als ik nu zou doen? Als het antwoord ja is en de patiënt heeft geen pijn, dan wacht hij met restauratief behandelen en monitort hij de patiënt.

Wilt u meer informatie over de klinische cursus gebitsslijtage (Radboud Klinische Gebitsslijtage Module), kijk dan op www.paot.nl.

Bas Loomans promoveerde in 2007 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2008 was hij gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven. Momenteel is hij universitair docent op het Radboudumc in Nijmegen en is hij betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft hij lezingen in binnen- en buitenland. Loomans is projectleider van het Radboud Tooth Wear Project, een grootschalig klinisch onderzoek naar de diagnostiek en behandeling van ernstige gebitsslijtage. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk Mondzorg Oost in Nijmegen, waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Hanneke Huijs-Visser is in februari 1999 afgestudeerd als tandarts aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Sinds 2002 werkt zij als tandarts en docent op de afdeling Tandheelkunde van het Radboudumc Nijmegen. Daar houdt ze zich met name bezig met patiëntzorg en onderwijs op het gebied van de cosmetische tandheelkunde en de diagnostiek en behandeling van gebitsslijtage. Ook verzorgt ze voor het Post Academisch Onderwijs Tandheelkunde Nijmegen presentaties en cursussen in binnen- en buitenland over de verschillende facetten van de adhesieve tandheelkunde. Daarnaast is Huijs-Visser is cursusleider van de uitgebreide postinitiële cursus over Gebitsslijtage (Radboud Gebitsslijtage Klinische Module).

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement