DT News - Netherlands - Prof. dr. Dagmar Else Slot en Tim Thomassen: “We willen realistische tandheelkunde in de parobehandeling”

Search Dental Tribune

Prof. dr. Dagmar Else Slot en Tim Thomassen: “We willen realistische tandheelkunde in de parobehandeling”

Foto: Dagmar Else Slot en Tim Thomassen (Elisabeth Lanz, The Headshot Studio)
Reinier van de Vrie, redactie Dental Tribune

Reinier van de Vrie, redactie Dental Tribune

ma. 26 februari 2024

Bewaar

Zonder gezond parodontium zijn andere behandelingen gedoemd te mislukken. Vanuit die gedachte is het congres PARO2024 opgezet, alweer het derde grote congres over parodontologie (na 2015 en 2019). Dagmar Else Slot en Tim Thomassen treden op als duo-sprekers en vertellen wat het belang is van dit congres. Vanuit hun achtergrond als mondhygiënist en parodontoloog schuwen ze stevig commentaar daarbij niet.

Waarom is voor het onderwerp ‘het parodontium’ gekozen voor dit congres?
S (Dagmar Else Slot): Parodontitis is al zo oud als de mensheid. De afgelopen jaren zijn er best wat wijzigingen geweest in preventie en de behandeling ervan. Daarnaast zijn er relatief nieuwe richtlijnen verschenen vanuit zowel de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) als de European Federation of Periodontology (EFP). We denken dat het belangrijk is om mensen bij te praten én aan te geven hoe die richtlijnen zijn in te passen in het dagelijks werk.
T (Tim Thomassen): We geven de verschillen, maar vooral ook de overeenkomsten aan tussen de richtlijnen. We focussen voornamelijk op de Nederlandse richtlijn, maar kijken hoe de EFP-richtlijn daarop aansluit. In grote lijnen gaan ze uit van hetzelfde gedachtegoed, maar er zitten net wat nuanceverschillen in.

Waar moet een algemeen practicus dan van uitgaan?
S: Bij de ene richtlijn hoef je niet iets anders te doen dan bij de andere. De regel is dat je altijd moet uitgaan van de Nederlandse richtlijn, maar je mag ervan afwijken als je dat kunt motiveren. De Nederlandse richtlijn is iets praktischer. Maar het is fijn dat je die kunt checken bij de Europese.
T: De Nederlandse richtlijn begint met het voorstadium: de screening en diagnostiek, en gaat vervolgens in op behandelen. De Europese variant focust zich op behandelen. In het onderwijs benadruk ik ook altijd dat het voorstadium essentieel is voor de verdere behandeling.

Wordt er naar jullie idee te weinig volgens de richtlijnen gewerkt door algemene praktijken en misschien ook wel door parodontologen?
S: Parodontologen werken denk ik wel zo. Die zijn voor hun visitatiecyclus verplicht een eigen protocol in hun praktijk te hebben. De meesten zullen daarin veelvuldig verwijzen naar de richtlijn. In algemene praktijken, waar zowel tandartsen als mondhygiënisten werkzaam zijn, treedt – hoe zal ik het netjes zeggen – nog wel eens de sleet in. Die doen een behandeling omdat ze het altijd zo doen. Ze kennen de patiënt al lang en weten wat die wil en wat mogelijk is. Dan werk je soms wat anders dan vanuit het algemeen geldende advies volgens de richtlijnen.
T: Of korter door de bocht: van mijn collega Fridus van der Weijden, tevens spreker op het congres, leen ik de bekende quote dat ‘een parobehandeling te vaak in de nazorg begint’ in plaats van in het eerste stadium. De kracht van beide richtlijnen is dat ze heel gestructureerd en stap voor stap leiden naar een succesvolle behandeling. Door met stap 1 in het traject te beginnen, weet een patiënt ook beter waar hij aan toe is, waarvoor hij betaalt en wat de stip op de horizon is. Als je de stappen overslaat, kan dat de kwaliteit en het eindresultaat beïnvloeden. Starten bij de nazorg kan ook resulteren in een soort pappen en nathouden.

De intro van het congres zegt dat het belang van het parodontium niet genoeg kan worden benadrukt. Waarom?
S: De slogan van de NVvP zegt het al: het parodontium is het fundament van een gezond gebit. Als je fundament niet in orde is, kun je grotere problemen verwachten.
T: Je begint ook niet met het bouwen van een muur of dak voordat het fundament op orde is. Het blad van de NVvP heet niet voor niets Fundamenteel. Andere sprekers op het congres gaan uitgebreid op dit onderwerp in.

Worden op het congres vooral de hoogstandjes vertoond met complexe problematiek en behandelingen of komt met name de alledaagse praktijk aan de orde?
S: Er komen natuurlijk ook hoogstandjes aan de orde, maar we richten ons vooral op het dagelijkse werk van de algemeen practicus en de mondhygiënist.
T: We willen op het congres geen high-end casuïstiek laten zien, die slechts voor een select gezelschap toepasbaar is. Het motto is: Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Congresbezoekers willen weten wat ze maandagochtend zelf in de praktijk kunnen toepassen. Een mondhygiënist heeft er niets aan om te zien hoe ‘fantastisch’ Tim Thomassen een stuk tandvlees weet te bedekken. Maar het is wel interessant om te weten hoe je bij het punt komt dat een tandvleesbedekking, chirurgie of implantaatplaatsing mogelijk is.
S: Het is vooral weer even back to the basis.

Vooral dus praktisch toepasbaar op basis van de laatste inzichten?
S: Ja, en hoe dat gestructureerd is in het grotere kader. We willen ook inzicht geven in hoe richtlijnen tot stand komen en hoe de Nederlandse en de Europese richtlijn op elkaar ingrijpen.
T: We denken dat inzicht in hoe zo’n advies tot stand komt je net een stap verder kan brengen.

Zijn er nog veel nieuwe inzichten op jullie vakgebied?
S: De mond blijft natuurlijk 32 elementen behouden. Waar het om gaat, is de nuance. Als je de nuance kunt terugbrengen in je behandeling, in je eigen reflectievermogen, dan wordt je werk veel leuker. Al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw doen we iets van screenen, iets van het parodontiumstatus, iets van patiënten instrueren, iets van gebitsreiniging en iets van evalueren. Maar we zijn nog steeds aan het aanscherpen waar de winst zit en hoe je goed kunt monitoren en ervoor kunt zorgen dat je net iets meer resultaat behaalt dan voorheen. Het gaat om de fijne kneepjes waardoor je net weer een stap verder komt in je behandeling.

Ik neem aan dat de kwaliteit van het werk in pakweg zestig jaar behoorlijk is toegenomen…
S: Dat wel, maar de problemen zijn ook toegenomen. Vroeger kreeg je alleen de happy few met een paroprobleem in de stoel. Veel anderen hadden hun gebitselementen al verloren. Nu komen er meer verschillende bevolkingsgroepen in de stoel, mensen worden ouder, velen vinden het belangrijker om hun gebit te behouden en hebben meer geld over voor een behandeling. Dat zorgt voor een andere complexiteit. Zo’n 25 jaar geleden had je bijvoorbeeld mensen met ongelooflijk veel tandsteen. De behandeling was feitelijk veel simpeler. De monden nu zijn niet meer zo vies als toen. We hebben ook veel meer kennis en toegang tot materialen en producten.
T: Het tandheelkundige landschap is ook veranderd. Vroeger had je de tandarts die al het werk zelf deed. Dat was logistiek eenvoudiger. De tandheelkunde en vooral de patiënt zijn complexer geworden. We leggen de lat steeds hoger als professionals en de patiënt wordt mondiger. Taakdelegatie is een voorbeeld van moderne tandheelkunde. In het onderwijs dat we geven, proberen we de parodontologie er vanaf de basis structureel in te krijgen. Want je merkt dat dit onderwerp bij studenten wat wegzakt als ze niet veel met parodontitis in aanraking komen. We willen dat het meer beklijft. Ook op de opleidingen voor mondhygiënisten is er steeds minder aandacht voor parodontitis, want mondhygiënisten worden ook steeds meer ingezet op restauratief vlak. In de algemene praktijk zie je vaak dat mondhygiënisten worden belast met alle parodontale problematiek, terwijl ze op dat vlak mogelijk minder bekwaam zijn. Er is dus nog een hele wereld te winnen. Het is natuurlijk niet zo dat de parodontologie er alleen voor de parodontologen en de mondhygiënisten is. De algemeen practicus heeft hier ook een belangrijke rol in. Ik denk dat het congres er heel sterk in is om die basis te herhalen. De tandarts moet goed weten wat hij zelf kan in de eigen praktijk. Het is een verkeerde reflex om bij tandsteen direct te verwijzen naar de mondhygiënist of de parodontoloog. Een van mijn belangrijke speerpunten in de praktijk is: parodontale behandeling als onderdeel van het totaal plan, passend binnen de zorgvraag van de patiënt.

Is er dan te weinig aandacht voor parodontologie bij de algemeen tandarts?
T: Ik denk dat we in het onderwijs meer terug moeten naar de basis van de parodontologie. De tandarts moet aan het stuur blijven staan, de basiskennis hebben, de richtlijnen kennen en weten waar zijn grenzen liggen en wanneer hij moet verwijzen.
S: Ik ben iets minder van de tandarts die in de lead is. Ik vind paroproblemen een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is heel moeilijk voor een tandarts om verantwoordelijkheid te nemen voor een mondhygiënist die vanuit een eigen vestiging werkt of voor een tandarts of mondhygiënist die als zzp’er bij je in de praktijk werkt. Je moet gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen en zorgen dat je mensen daarop kunt aanspreken. Wat mag je van elkaar verwachten? En als het resultaat er niet is, moet je de vraag stellen hoe dat komt.
T: Ik denk juist wél dat de tandarts het overzicht moet bewaren en je de mondhygiënist niet kunt belasten met het totaalplaatje. Het parodontale deel maakt natuurlijk onderdeel uit van het grotere geheel. De tandarts moet waarborgen waar hij heen wil met een patiënt. Hij heeft daarin een leidende rol.

Waarom is er op het congres ook speciale aandacht voor peri-implantaire aandoeningen?
S: Ik vind dat degene die er een implantaat indraait ook verantwoordelijk moet zijn voor het waarborgen van de nazorg. Maar dat gaat vaak ongelooflijk fout en dan is er geen nazorg. Te veel patiënten krijgen geen of matige reinigingsinstructies of er wordt niet gekeken of de instructies worden opgevolgd en hoe het met iemand gaat. Ik vind het een groot probleem dat steeds meer mensen implantaten hebben, maar dat ze niet weten hoe ze die schoon moeten houden.
T: Iedereen die implantaten plaatst, moet screenen hoe het gaat en aan de handrem trekken als er problemen zijn. Die problemen moet je natuurlijk zien te voorkomen, onder meer door implantaten zo te plaatsen dat ze reinigbaar zijn voor de patiënt. Ik haal nog maar eens een quote aan van mijn mentor Fridus van der Weijden met betrekking tot implantologie: ‘Nazorg uit voorzorg’.
S: Met zo’n werkwijze zouden er veel minder problemen met peri-implantitis zijn.

Geldt die verantwoordelijkheid ook niet voor iedere restauratieve behandeling?
S: Ja, maar bij implantologie zit die niet in het pakket en in de code, en er wordt natuurlijk niet op gecontroleerd.
T: Dat geldt ook bij kronen en bruggen, maar omdat implantaten lichaamsvreemd zijn, zijn de risico’s groter en ontstaan er sneller problemen dan rond natuurlijke tanden. Bezint eer ge begint, prothetisch gedreven implantologie en een juist design van de suprastructuren voorkomen een hoop problemen.
S: Tandartsen noemen op hun websites en in folders wel dat implantaten een oplossing voor een probleem zijn, maar ze benoemen zelden dat er ook problemen door kunnen ontstaan.

Jullie geven samen twee lezingen op het congres. Hoe gaat dat?
S: Ik ben de baas (lachend).
T: Zet dat vooral zo in dit interview. Zo gedraagt ze zich ook op de universiteit hoor (grote hilariteit), lastig om serieus te worden genomen als parodontoloog als een mondhygiënist dit soort opmerkingen maakt. Nee, we hebben samen al enkele lezingen gegeven. In grote lijnen denken we hetzelfde en we hebben een goede interactie. We benaderen het onderwerp allebei vanuit een wat andere positie, de mondhygiënist en de parodontoloog. Dat maakt het denk ik ook interessant. Zo horen deelnemers de nuances.
S: We zijn wel aan elkaar gewaagd.
T: De kritieken bij de lezingen die we bij QP hielden waren goed. Onze werkgebieden hebben veel overlap met elkaar. Dat bindt en zorgt voor een soort gezamenlijke vijand… parodontitis. Verder is onze liefde voor onderwijs een verbindende factor. Als ik op een congres iets zeg, weet ik wel wat Dagmar daarvan vindt.
S: Wij werken ongeveer drie dagen in de week samen; we moeten ons onderwijs op elkaar afstemmen en we doen samen onderzoek. We spreken dus veel met elkaar over het vak. Dan krijg je vanzelf een soort indirecte, impliciete afstemming.

Wat is dan het verschil in benadering?
T: Vanuit je positie benader je het onderwerp vanaf een andere kant. Ik benader het als parodontoloog in een verwijspraktijk, terwijl Dagmar als mondhygiënist in een praktijk en vooral op de universiteit werkt. Zij doet eerder wat pittige uitspraken, terwijl ik wat genuanceerder ben.
S: Tim is altijd genuanceerder.
T: Dat is ook mijn rol. Als verwijzer ben ik afhankelijk van verwijzende tandartsen. Zonder hen zou ik geen patiënten hebben. Als ik zeg dat een tandarts prutswerk heeft geleverd, ben ik die verwijzer kwijt. Dat zorgt voor wat meer nuance. Daarnaast is veel in de tandheelkunde en de patiëntenzorg niet zwart-wit, en ligt de waarheid vaak in het midden.
S: Als mens ben ik, denk ik, ook wat botter. Ik voel altijd een innerlijke motivatie om mondhygiënisten naar voren te positioneren. Maar ik ben wel heel kritisch hoor, het is niet alleen maar halleluja wat ze doen. Mondhygiënisten kunnen echt nog wel verbeteren, om het wat netjes te zeggen.
T: Ze zijn wat afgedreven van hun kerntaken.
S: Ja, ik ben er ook geen groot voorstander van dat ze boren en vullen. Daar ben ik heel eerlijk in.

Waarom zouden mensen dit congres vooral moeten bezoeken?
T: Vanwege ons als dynamisch duo natuurlijk.
S: Ik denk dat Bureau Kalker altijd mooie congressen heeft en dat dit daar geen uitzondering op is. Er staat een heel mooie line-up aan sprekers die een dwarsdoorsnede van de parodontologie zullen geven en de toepasbaarheid voor de maandagochtend in het oog zullen houden.
T: Het is inderdaad niet high-end, maar heel realistische tandheelkunde.
S: Dat is een mooie term. Zonder basis of zonder herijking van je gedachten kom je niet verder. Zo’n congres kan daar goed bij helpen.
T: In de loop van je carrière zullen er altijd dingen zijn die je jezelf eigen hebt gemaakt. Het is goed om die weer eens tegen het licht van de richtlijnen te houden. Het is goed om te kijken of je moet bijsturen en of je kompas nog in de goede richting staat. Dat is herijken.
S: Enige vorm van overschatting is goed, maar het is ook goed om te kijken hoe het anders kan. En hoe je daarin staat.

PARO2024

Het congres ‘Het parodontium – De basis voor restauratieve tandheelkunde’ wordt georganiseerd door Bureau Kalker op 12 april in de RAI Amsterdam (www.paro2024.nl). Behalve Slot en Thomassen zijn de sprekers: Alwin van Daelen over de parodontale aspecten van restauratieve tandheelkunde, dr. Anna Louropoulou over autotransplantaten, prof. dr. Fridus van der Weijden over succes en prof. dr. Mark Timmerman over samenwerken.

 

Biografie

Dagmar Else Slot is opgeleid tot mondhygiënist en klinisch epidemioloog. Vanaf 2020 is ze hoogleraar Preventie in de mondzorg bij ACTA, sectie Parodontologie. Zij is ook docent bij het HGZO en werkt daarnaast als mondhygiënist in een mondzorgpraktijk.

Tim Thomassen studeerde in 2012 af als tandarts bij ACTA. Sinds 2022 is hij erkend tandarts-parodontoloog NVvP. Naast zijn werk als pardontoloog in de Paro Praktijk in Utrecht is hij docent bij de vakgroep Parodontologie bij ACTA en bestuurslid bij de NVvP.

 

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement