Search Dental Tribune

Congres Gebitsslijtage2026

Dr. Peter Wetselaar. Foto: ACTA.

di. 4 november 2025

Bewaar

Er zal wellicht moeilijk iemand te vinden zijn die meer gedreven is voor het onderwerp gebitsslijtage dan dr. Peter Wetselaar. Na cariës en parodontale aandoeningen staat dit onderwerp op nummer 3 in de tandheelkunde, maar het is veel interessanter, zegt hij  lachend in een interview met Dental Tribune. Dat interview vond plaats in de aanloop naar een congres over gebitsslijtage in april 2026 dat Wetselaar samen met Bureau Kalker voorbereidt. Een belangrijk onderwerp op dat congres is de nieuwe KIMO-richtlijn over gebitsslijtage.

Zijn er belangrijke nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gebitsslijtage die een groot congres verdienen?

Sinds 1 september is de nieuwe KIMO-richtlijn ‘Gebitslijtage van blijvende elementen’ beschikbaar. Dat leek ons een goede reden om het onderwerp gebitsslijtage in een congres uitgebreid voor het voetlicht te brengen. Wat behandelmogelijkheden betreft is er geen radicale omslag, maar wel een evolutie in verbeterde materialen en methodes. We kunnen een heel spectrum aan restauratieve behandelingen toepassen.

De insteek van het congres is mensen in de algemene praktijk door experts te laten bijpraten over diagnostiek, monitoren en behandelen. We hebben dat in Nederland – mede met de richtlijn – op een nette manier voor elkaar. De richtlijn gaat overigens alleen over diagnostiek, dus tot aan het moment dat een restauratieve behandeling is geïndiceerd. Over die behandeling zelf zegt deze richtlijn niets. Met de richtlijn willen we de behandelaar helpen richting te geven en een keuze te bepalen. Het is dus geen kookboek dat je kunt volgen. Je moet iedere keer zelf weer nadenken over wat je volgende stappen zijn.

Is er goed aan te geven wanneer er behandeld moet worden?

Nee, dat is heel lastig. Gebitsslijtage is deels een fysiologisch proces. Met het ouder worden krijgen we grijs haar, rimpels en onze tanden worden korter en geler. De sprekers op het congres zullen benadrukken dat je eerst moet proberen slijtage zo lang mogelijk verantwoord te monitoren en dat terughoudendheid in behandelen gewenst is. Spring er niet te vroeg op, want dat zou kunnen leiden tot onnodige behandelingen. Maar als het echt nodig is, moet je aan de slag. In de moderne tijd doen we dat natuurlijk in overleg met patiënten: shared decision making. Het is aan de behandelaar om aan te geven wat hij constateert, wat de oorzaken zijn en als het zinnig is de mogelijkheden voor restauratieve behandelingen aan te geven. Als de patiënt zich in de analyse kan vinden, mag die kiezen uit de mogelijkheden. Daarbij spelen financiën natuurlijk ook een rol.

Kun je een voorbeeld geven van wanneer restauratief ingrijpen gewenst is?

We maken onderscheid in fysiologische en pathologische gebitsslijtage, die in de richtlijn niet-functionele slijtage wordt genoemd. Met stip op 1 staat het verlies van harde tandweefsels. Als je tussen twee tijdstippen van monitoring ziet dat er snelle progressie is, moeten er rode vlaggen gaan wapperen. Patiënten komen overigens eerder met andere klachten. Die zien – kort door de bocht – dat de esthetiek afneemt, dat hun tanden kort en geel worden. Of ze merken dat hun tanden gevoelig worden en dat ze moeite met kauwen en spreken krijgen. Dan moet je aan de slag, al blijft het afkappunt erg lastig te bepalen. Met de richtlijn proberen we daarin te gidsen, maar iedere keer moet de behandelaar opnieuw de beslissing nemen. Dat maakt het vaak lastiger dan bij andere aandoeningen als cariës en parodontitis.

Wat is de omvang van het probleem?

Gebitsslijtage staat nu op 3, cariës staat nog steeds met stip op 1, gevolgd door parodontale aandoeningen op 2. We hebben paro en cariës tegenwoordig beter onder controle. Gebitsslijtage neemt nog steeds toe. Mensen worden ouder met hun eigen gebit. Dus het gebit krijgt langer te maken met slijtageaanvallen. Daar ontkom je bijna niet aan. Daarnaast speelt onze leefstijl een belangrijke rol met een steeds zuurder wordend dieet een belangrijke rol. Met name onze jeugd takelt het eigen gebit toe met  dranken die steeds zuurder, zuurder en zuurder worden. Het gebit is al op jonge leeftijd in gevaar.

Wereldwijd onderzoek geeft aan dat 25-40% van de patiënten een serieus probleem heeft met slijtage. Uit een reviewonderzoek van Arie van ‘t Spijker en collega’s uit Nijmegen in 2009, bleek dat wereldwijd 3% van de twintigjarigen al ernstige gebitsslijtage vertoonde, dat liep op tot 17% bij zeventigjarigen. Onderzoek van TNO en ACTA toonde in 2016 aan dat in Nederland die percentages op respectievelijk 2% en 12% lagen, vergelijkbaar dus. We mogen aannemen dat die percentages toenemen.

Met de leeftijd neemt gebitsslijtage toe, omdat het ook een fysiologisch proces is. Bij 70-80-jarigen kun je je afvragen of ernstige gebitsslijtage nog een probleem is, zeker als de patiënt geen hulpvraag heeft. Bij jongeren zul je eerder willen ingrijpen. We kunnen dat op een prima manier doen, maar we moeten ook eerlijk zijn en constateren dat een restauratie misschien maar tien jaar meegaat. Sommige mensen weten een restauratie na vijf jaar alweer kapot te krijgen. Daarom willen we ook graag zo vroeg mogelijk verantwoord monitoren, om te voorkomen dat een patiënt steeds weer voor een uitgebreide restauratieve behandeling moet terugkomen. Door er vroeg bij te zijn, hopen we de patiënt ook te kunnen bijsturen in zijn gedrag en de eerste behandelcyclus zo lang mogelijk uit te stellen.

Zijn restauraties die maar een redelijk beperkte tijd meegaan – een beetje oneerbiedig gezegd – dan geen lapmiddelen? Of is dat te gechargeerd?

Ja, dat is gechargeerd.  Restauraties zorgen voor behoud en bescherming van het gebit voor tien tot vijftien jaar. De term ‘lapmiddelen’ doet geen recht aan de mooie en noodzakelijke restauratieve behandelingen die worden gedaan. De tandheelkunde is er niet uniek in dat een ingreep maar bepaalde tijd werkt. Ook een nieuwe heup gaat niet levenslang mee. Dan moet je weer opnieuw ingrijpen. Met een patiënt moet je natuurlijk ook goed bespreken hoe hij ongunstige gedrag kan vermijden en ervoor kan zorgen dat een restauratie zo lang mogelijk meegaat.

Die gedragscomponent speelt natuurlijk ook een sterke rol in het ontstaan van gebitsslijtage.

De leefstijl en het gedrag van de patiënt zijn net zoals bij cariës en parodontale aandoeningen inderdaad van grote invloed. Gebitsslijtage is een parapluterm voor de multifactoriële aandoening die het is. Het is belangrijk om met de patiënt te proberen de oorzaken goed in kaart te brengen. Dit kan een zuur dieet zijn of tandenknarsen, dan probeer je dat aan te pakken en wellicht te voorkomen. Sommige patiënten zijn daar ontvankelijk voor, anderen niet.

Zijn die oorzaken makkelijk te vinden?

Het is heel lastig om die puzzel te leggen. Slijtage is vaak een proces dat al decennia gaande is. Iemand kan in zijn jeugd veel geknarst hebben of kan een tekort aan speeksel hebben. Alle factoren die gebitsslijtage veroorzaken kunnen in de loop der jaren aan bod zijn geweest. Soms zien we niet wat de belangrijkste oorzaak is en blijf je je afvragen wat er is gebeurd. De patiënt zelf herkent het ook niet altijd.

Is het daarom belangrijk om patiënten te kennen en langere tijd te kunnen monitoren?

Ja, en daar zetten we grote stappen in. In het verleden hadden we in de beste gevallen alleen wat orthodontische modellen en zagen we een patiënt pas rond de 50 jaar met een klacht. Met mondfoto’s en de introductie van de digitale scan is het veel gemakkelijker geworden om gebitsslijtage te volgen. De richtlijn geeft aan hoe je dat kunt doen. Shared decision making is ook makkelijker als je met de patiënt mondfoto’s en scans van tien jaar geleden kunt vergelijken met actuele beelden. Dan kun je samen eerder besluiten een behandeling te starten, ook als er geen klachten zijn.

Zijn patiënten over het algemeen ontvankelijk om iets aan het probleem te doen?

Dat hangt sterk van de hulpvraag af, meestal is dat een esthetische hulpvraag. Korte en gele tanden zijn vaak wel een goede reden om aan de slag te gaan. Het helpt enorm dat we nu beter kunnen monitoren en de slijtage periodiek in beeld kunnen brengen.

Wordt bij deze problematiek veel op verwijzing gedaan?

Het monitoren en begeleiden van patiënten bij een periodiek mondonderzoek ligt natuurlijk primair bij de algemene praktijk. De richtlijn is er voor het hele mondzorgteam. Ook mondhygiënisten en preventieassistentes moeten daarover kunnen voorlichten, omdat het probleem sterk gerelateerd is aan gedrag. Maar als behandeling van gebitsslijtage niet tot de scope van een tandarts behoort of als zij of hij deze lastig vindt, kan beter verwezen worden naar een collega of restauratief tandarts die zich heeft toegelegd op restauratief herstel van gebitsslijtage. Bij meerdere of complexe problemen is het wellicht ook verstandig om samen te werken met andere gedifferentieerde tandartsen of te verwijzen.

Is er voldoende aandacht voor slijtage in de algemene praktijk?

De afgelopen twee decennia is hiervoor zeker veel meer aandacht gekomen. En wat mij betreft is de KIMO-richtlijn een mooie bekroning. Nu is er echt geen escape meer om er geen aandacht aan te besteden.

Is er op dit gebied ook een internationale richtlijn?

Niet wereldwijd. In Engeland en Duitsland zijn er recent wel soortgelijke richtlijnen ontwikkeld. Voor Nederland is nu de KIMO-richtlijn geldend. Ik ben heel blij dat die er nu is. Op een heel constructieve manier heeft een panel van een vijftiental mensen van universiteiten en verenigingen daaraan gewerkt. In ongeveer anderhalf jaar was de richtlijn gereed.

Wat is het belang van de richtlijn?

Tandartsen kunnen ermee leren welke instrumenten er zijn om gebitsslijtage in kaart te brengen. Van de uitgebreide richtlijn is er een keurige samenvatting, die echt to the point is. Die helpt je heel goed. Na een paar keer maak je je de richtlijn natuurlijk steeds meer eigen. We hebben in ogenschouw genomen dat het doenbaar moet zijn in de algemene praktijk. Na even oefenen moet screening van gebitsslijtage in 1-2 minuten kunnen. Als er iets mis is, kun je in een volgende sessie het probleem uitgebreider in kaart brengen.

Zou er ook niet een richtlijn voor behandelen moeten komen?

Die zouden we goed kunnen gebruiken, maar deze is nu niet in de maak. Ik ben een groot voorstander van richtlijnen voor diverse vakgebieden die ons helpen de mogelijke problemen en oplossingen af te bakenen. Willen we van een ambacht naar evidence based tandheelkunde gaan, dan zullen we ons moeten baseren op wetenschap. Het is dan fijn dat een groep experts uitzoekt wat de actuele state of the art is van een onderwerp. Zie een richtlijn als een hulpmiddel en niet als een wet of een dwingend vingertje. Studenten worden met richtlijnen opgeleid en zullen er dus aan gewend zijn om ermee te gaan werken.

Wat zijn de belangrijkste preventieve maatregelen tegen slijtage?

Dat hangt van de hoofdoorzaak af. Is het een chemische of mechanische aanval? Komt de aanval  van binnenuit of van buitenaf? Bij van binnenuit mechanisch kunnen we tandenknarsen als voorbeeld nemen. Een beschermplaat in de nacht kan dan helpen. Maar bij het ontstaan door reflux uit de maag is een beschermplaat niet handig, want dan gaat het maagzuur in de beschermplaat zitten met een averechts effect.

Vrijwel altijd zijn meerdere factoren de oorzaak. We knarsen allemaal wel een beetje en hebben allemaal een zuur dieet. Cola wordt vaak genoemd als een boosdoener, maar er zijn nog zuurdere dranken, zoals de ice teas. En die lachen ons in de reclame toe als zijnde gezond. Tot 30% van de volwassenen heeft van tijd tot tijd reflux. Je kunt het best eerste zoeken naar de hoofdoorzaak. Als je weet wat er aan de hand is, kun je preventieve maatregelen daarop afstemmen en er veel mee bereiken.

Wat valt er te doen tegen die populaire zure dranken?

Van origine ben ik van vrijheid, blijheid. Maar de voedingsindustrie maakt ons te dik en biedt voor het gebit zeer schadelijke producten aan. We hebben natuurlijk een eigen keuze, maar de verleiding is groot. De overheid zou hierin meer moeten sturen en optreden, de gezondheidszorg dreigt immers onbetaalbaar te worden. Misschien moet er een verbod komen op de verkoop van sommige producten in supermarkten. Ik ben een groot fan van Max Verstappen, maar Red Bull moet je eigenlijk niet willen. Dat is superzuur, superzoet en je gaat er ook nog van klemmen en knarsen. Op zijn Formule 1- wagen zou beter het logo van het Ivoren Kruis kunnen komen te staan. Er wordt teveel ongezondheid naar ons toe gebracht, waardoor het dweilen met de kraan open blijft.

Wat is de belangrijkste boodschap aan de deelnemers van het congres?

Leer en ken de mogelijkheden. Het congres biedt een mooie opbouw van diagnosticeren, monitoren, afwachten tot en met behandelen van complexe situaties. Tijdens alle voordrachten worden er ook heel veel handvatten gegeven. We hebben gekozen voor een praktische insteek. De zes sprekers hebben heel veel expertise op dit terrein. Het is min of meer toeval dat we van elk van de faculteiten in Amsterdam, Groningen en Nijmegen twee sprekers hebben, maar het toont wel aan dat het onderwerp gebitsslijtage door iedereen belangrijk wordt gevonden.

Congres Gebitsslijtage2026

Het congres Gebitsslijtage2026 wordt op vrijdag 10 april gehouden in de RAI Amsterdam. Het congres richt zich op het hele interdisciplinaire team: tandarts, mka-chirurg, orthodontist, mondhygiënist, tandarts(preventie)assistent en tandtechnicus. De sprekers zijn:

  • Peter Wetselaar: Diagnostiek van gebitsslijtage met de nieuwe KIMO-richtlijn Gebitsslijtage.
  • dr. Bas Loomans: Slijtage in 2026: aanpakken of afwachten?
  • Luuk Crins: Minimaal invasieve composietrestauraties: Lang leve composiet - of toch niet?
  • Paul de Kok: Gebitsslijtage: de hybride workflow.
  • Marco Gresnigt: Keramiek en composiet: Van restauratie tot reparatie.
  • dr. Marco Cune: Prothetisch-restauratief herstel in de versleten gemutileerde dentitie: Analyse, oplossingen en prognose.

Meer informatie: www.gebitsslijtage2026.nl.

 

Cv Peter Wetselaar

Dr. Peter Wetselaar studeerde in 1986 als tandarts af aan de Universiteit van Amsterdam. Sindsdien is hij werkzaam in een algemene praktijk (nu ook Verwijspraktijk) in Heemstede. In 2007 rondde hij de postinitiële opleiding Orale Kinesiologie aan het ACTA af, waarna hij werd erkend als tandarts-gnatholoog en tandarts-slaapgeneeskundige. Sinds 2011 is hij parttime verbonden aan het ACTA, waar hij diverse posities bekleedde. In 2016 promoveerde hij op het proefschrift: the Tooth Wear Evaluation system, development and applications. Wetselaar was nauw betrokken bij de ontwikkeling van de richtlijn over gebitsslijtage.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement