DT News - Netherlands - Ben je zzp’er of werk je met zzp’ers? Actie vereist!

Search Dental Tribune

Ben je zzp’er of werk je met zzp’ers? Actie vereist!

1 januari 2025 nadert. Foto: Canva/ Designer491 Getty Images
Erik van Dam en Menno Rolloos

Erik van Dam en Menno Rolloos

di. 18 juni 2024

Bewaar

Al jaren woedt een maatschappelijke discussie over het steeds toenemende aantal zzp’ers in Nederland. Waar staat ‘Den Haag’ op dit moment, en wat betekent dit nu voor de mondzorgverlener?

Kort samengevat: eind 2022 kwam het kabinet met een zzp-plan dat de balans moest terugbrengen. Naast het verduidelijken wanneer er ‘in dienst van’ wordt gewerkt (‘wetsontwerp Vbar’) is het oppakken van de handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst een speerpunt. En die handhaving staat al vanaf 1 januari 2025 op de agenda. Na acht jaar niet of nauwelijks handhaven een serieus aandachtspunt voor praktijkhouder én zzp’er. Vooral als de Belastingdienst ook nog de in de mondzorg intensief gebruikte modelovereenkomsten als fiscaal houvast intrekt. Kom dus in actie: denk nu al na over de toekomst van je zzp-samenwerkingen!

Zzp-plan op drie lijnen

Minister Van Gennip van SZW gaf met haar Kamerbrief van 16 december 2022 aan dat het kabinet de balans wil herstellen en regels rondom het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger wil maken. Hiertoe presenteerde zij een plan met de volgende drie lijnen: gelijker speelveld van zzp’ers met werknemers (lijn 1), meer duidelijkheid over het werken ‘in dienst van’ (lijn 2) en tot slot het verbeteren van de handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3). Figuur 1 toont voor elke lijn het doel en de maatregelen of middelen die het kabinet daarvoor wil inzetten.

Verduidelijking en handhaving

De maatregelen voor een gelijker speelveld (lijn 1) staan al in de steigers, worden in een later stadium nader uitgewerkt of zijn al doorgevoerd. Zo is de zelfstandigenaftrek al flink afgebouwd en kunnen ondernemers geen fiscale oudedagsreserve meer opbouwen. In dit artikel gaan we hierop niet nader in. Op dit moment zijn de verduidelijking en de handhaving urgenter (lijn 2 en 3). We geven een actuele plaatsbepaling voor deze twee onderdelen én een duiding van wat deze betekenen voor de mondzorgpraktijk. We starten met de verduidelijking van het werken ‘in dienst van’, waarvoor het kabinet in oktober vorig jaar het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) presenteerde.

Open norm arbeidsovereenkomst

De feiten en omstandigheden bepalen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wat partijen boven hun overeenkomst zetten, of hoe ze het zelf zien, is dus niet van belang. De gedragingen in de praktijk bepalen of iemand ‘in dienst van’ werkt, en dus of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat is nu zo, en dat zal ook zo blijven.  Het probleem is dat hierbij veel feiten en omstandigheden relevant zijn, maar niet expliciet in de wet staan. Juristen spreken dan van een ‘open norm’. Dat maakt het complex voor de samenwerkende partijen. Doel van het wetsvoorstel is dan ook verduidelijking: het moet minder complex en minder ondoorzichtig worden.

Wetsvoorstel Vbar
Om die duidelijkheid te vergroten, categoriseert het kabinet in het wetsvoorstel Vbar de relevante feiten en omstandigheden in drie zogenoemde hoofdelementen (zie figuur 2). De eerste twee, werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding, zijn de zogenaamde gezagselementen. Als de werkverschaffer gezag uitoefent, dan is dat een aanwijzing dat er mogelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het derde hoofdelement kijkt juist naar aanwijzingen voor het ontbreken van een arbeidsovereenkomst: waaruit blijkt de zelfstandigheid van zzp’er? Is er sprake van ondernemerschap?

Gezag of zelfstandigheid
Uiteindelijk gaat het om de beoordeling: wegen de gezagselementen samen zwaarder dan het werken voor eigen rekening en risico? Dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. En is het andersom, dan is de zzp’er daadwerkelijk zelfstandig. De opdrachtgever (praktijkhouder of instelling) is dan geen werkgever en hoeft bijvoorbeeld geen loonbelasting en sociale premies in te houden en af te dragen. Zijn de elementen in evenwicht, dan geeft de doorslag of de zzp’er zich ook buiten de betreffende arbeidsrelatie als ondernemer gedraagt (hoofdelement C+ in figuur 2).

Organisatorische inbedding

De prominente rol van de organisatorische inbedding, maakt het nagenoeg onmogelijk voor bijvoorbeeld tandartsen, mondhygiënisten en tandprothetici, om op zzp-basis te blijven werken. De werkrelatie zal bij invoering van de Wet Vbar al snel als arbeidsovereenkomst worden gekwalificeerd. Het gaat immers logischerwijs vaak om werk dat tot de kernactiviteiten van de organisatie behoort (zie de indicaties in figuur 2). Dit geldt zelfs voor situaties van ‘piek en ziek’. Dat kan helemaal grote gevolgen hebben, want juist dan biedt het zzp-schap vaak een goede oplossing.

Schijnduidelijkheid
Door de presentatie van de drie hoofdelementen en de indicaties die deze elementen nader concretiseren lijkt het speelveld op het eerste gezicht overzichtelijker te worden. Immers, op dit moment kan nog een oneindig aantal factoren in onderling verband worden beschouwd voor het oordeel of er al dan niet ‘in dienst van’ gewerkt wordt. Een wel erg open norm dus. Maar de indicaties in het nieuwe wetsvoorstel blijven ook voer voor discussie. Deze zijn namelijk gebaseerd op juridische uitspraken van de afgelopen jaren en bieden daarmee weinig nieuws. Het is dus uiterst twijfelachtig of dit wetsvoorstel in de huidige vorm daadwerkelijk zijn doel gaat bereiken.

Kritiek

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is inmiddels niet voor niets doorgeschoven. Inwerkingtreding in 2025 is niet meer te verwachten. Van veel kanten was er commentaar op het voorstel. Dat werd vorig jaar onder meer zichtbaar in de meer dan duizend grotendeels kritische reacties, onder meer van KNMT en VvAA, bij de internetconsultatie die SZW openstelde voor het wetsvoorstel. De verantwoordelijke minister Van Gennip erkende in debat met de Tweede Kamercommissie SZW begin dit jaar dan ook dat het duidelijk is dat ”…we het criterium inbedding moeten verduidelijken”. Iets vergelijkbaars zegt zij over de ondernemerschapscriteria: ”We willen dat nog een keer goed bekijken.”  Dat levert vertraging op, maar de minister liet eind januari dit jaar weten wel door te gaan: “Mijn streven blijft dat wetsvoorstel zo ver mogelijk te brengen, zodat een volgend kabinet er zoveel mogelijk mee kan.” De vermoedelijke invoeringsdatum is nu 1 januari 2026.

Handhaving

En dan de derde lijn uit het brede zzp-plan van het kabinet uit figuur 1. Die verdient op dit moment de meeste aandacht! De Belastingdienst gaat voor het hervatten van de reguliere handhaving op schijnzelfstandigheid namelijk nog steeds uit van 1 januari 2025. Hoewel de wet die duidelijkheid moet geven dus langer op zich laat wachten en dat de minister eerder aangaf dat deze onderdelen van het kabinetsplan hand-in-hand moesten gaan. Ook op basis van de huidige regelgeving kan een fiscale controle tot ongewenste gevolgen leiden. Door het jarenlange handhavingsmoratorium is de grens zelfstandigheid-loondienst er namelijk niet scherper op geworden voor de meeste opdrachtgevers en opdrachtnemers.

Modelovereenkomsten

In het ‘Handhavingsplan arbeidsrelaties, tranche 2024’ van de Belastingdienst lezen we niet alleen dat de dienst de reguliere handhaving op schijnzelfstandigheid op 1 januari aanstaande weer oppakt. Ook beschrijft het plan dat een werkgroep van de Belastingdienst zich op dit moment buigt over de ‘toekomst van de modelovereenkomsten’. Hierbij was vooraf al duidelijk dat de dienst de modellen liever kwijt dan rijk is. Uiterlijk 1 juli dit jaar moeten de ‘uitkomsten van de verkenning’ duidelijk zijn, aldus het plan. Lees meer over de modelovereenkomsten in het kader ‘Fiscale waarde van een modelovereenkomst vandaag de dag’.

Minder duidelijkheid

De modelovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen vormen op dit moment het enige concrete houvast dat zorgverleners in de eerste lijn hebben voor de (fiscale) beoordeling van hun arbeidsrelatie. Ook zijn de bepalingen herkenbaar, omdat deze zijn vertaald naar in dit geval de mondzorg en rekening houden met het gezondheidsrecht. En, partijen willen meestal toch al afspraken met elkaar vastleggen, al is het maar over de beloning. De overeenkomst slaat dus meerdere vliegen in één klap en beperkt daarmee de administratieve last. En toch lijkt de Belastingdienst te overwegen de huidige fiscale functie van de modelovereenkomsten voortijdig te beëindigen. Zonder nieuwe, duidelijker wetgeving én zonder modelovereenkomsten de reguliere handhaving op schijnzelfstandigheid hervatten? In plaats van de toegezegde meer duidelijkheid krijgen partijen dan ontegenzeggelijk te maken met nóg minder duidelijkheid. Partijen moeten dan volledig zelf hun arbeidsrelatie duiden. Een even onvoorspelbare als ongewenste situatie, zoveel is duidelijk. Naar verwachting zal dat voor veel praktijkhouders reden zijn om veiligheidshalve loonheffingen in te houden.

Risico’s

Wat betekent die reguliere handhaving op schijnzelfstandigheid concreet in de praktijk? Ook als de modelovereenkomsten nog wel van kracht zijn? Welke risico’s lopen praktijken en mondzorgverleners? Werken zij op basis van een modelovereenkomst en houden zij zich daadwerkelijk aan de bepalingen daarvan? Dan zijn er weinig problemen te verwachten. Maar als de Belastingdienst het naleven van de overeenkomst ter discussie stelt en deze discussie in zijn voordeel beslecht? Dan blijkt de praktijk(houder) werkgever te zijn en daarmee inhoudingsplichtig voor de loonbelasting en sociale premies. Dit leidt waarschijnlijk meteen tot de nodige kwesties met de zzp’er, die dan werknemer blijkt te zijn. Er moeten dan halsoverkop-oplossingen gezocht worden.

Naheffingen

Stelt de Belastingdienst bijvoorbeeld op 1 juli 2028 vast dat er sprake is van een dienstbetrekking bij een arbeidsrelatie die in de beoordeelde vorm al loopt sinds 1 januari 2025? Dan is de praktijkhouder alsnog over tweeëneenhalf jaar premies werknemersverzekeringen verschuldigd. De naheffing hiervoor is afhankelijk van de situatie al snel duizenden euro’s per zzp’er op jaarbasis. Verhoogd met rente over die periode en mogelijk nog een boete. En bij de zzp’er in kwestie komt na afloop van het belastingjaar de kwalificatie van zijn inkomen als ‘Winst uit onderneming’ voor de inkomstenbelasting in gevaar. Hierdoor komen aftrek van kosten en ondernemersfaciliteiten in het geding. Afhankelijk van de situatie kan ook dat flink oplopen. Naast de fiscale kant is er tot slot de arbeidsrechtelijke kant. Als er ook een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst blijkt te zijn, dan kan een zzp’er de daaraan verbonden rechten ontlenen. De mondzorgverlener blijkt dan immers werknemer. Denk bijvoorbeeld aan loondoorbetaling bij ziekte.

Samenwerkingsvormen

De hervatting van de reguliere handhaving vraagt dus om een tijdige, serieuze heroriëntatie op de huidige zzp-samenwerkingen. Zijn de modelovereenkomsten nog van kracht, dan staat het werken conform de bepalingen vooral centraal. Zijn ze niet meer van kracht, dan gaat het veel verder en zal vaak een andere samenwerkingsvorm gezocht moeten worden. De ‘hoofdsmaken’ van alternatieve vormen om samen verder te gaan zijn loondienst - op basis van een heldere, schriftelijke arbeidsovereenkomst - of een vorm van (mede-)eigenaarschap, bijvoorbeeld een maatschap. Zowel voor praktijkhouder als zzp’er is het, als zij duurzaam verder willen met elkaar, van belang eerst na te denken over eigen ambities, horizon van de samenwerking en de eigen rol daarin. Een meer strategische benadering geeft vaak nieuwe inzichten. Hoe zou de bemensing van mijn praktijk er over vijf jaar uit moeten zien? Hoe kan ik daarop voorsorteren? Welke mogelijkheden zijn er? In sommige situaties kan een grondige heroriëntatie ook kansen opleveren en uiteindelijk leiden tot een andere samenwerkingsvorm die mogelijk sowieso beter passend is.

Wellicht ook kansen?

Het uitvoeren van managementtaken in de praktijk door een zzp’er past bijvoorbeeld niet bij een echt zzp-verband. In loondienst is dat echter wel prima te regelen. En als het pensioen van de praktijkhouder in zicht begint te komen, is dat vervolgens wellicht een prima opmaat naar een latere overname door de zzp’er/werknemer als diegene de ambitie en vaardigheden daarvoor heeft. Door de waan van de dag zijn gesprekken hierover wellicht nog niet echt gevoerd. De handhaving kan nu de katalysator zijn om dergelijke ontwikkelingen in gang te zetten.

Hoe dan ook: het advies is om in beweging te komen. Denk zelf én samen goed na over de toekomst van de huidige zzp-samenwerking(en)!

Fiscale waarde van een modelovereenkomst vandaag de dag

Modelovereenkomst

Als opdrachtgever en opdrachtnemer werken met (en conform!) een ‘modelovereenkomst’ kunnen zij ervanuit gaan dat zij buiten dienstbetrekking werken. Zo’n modelovereenkomst moet dan wel positief beoordeeld zijn door de Belastingdienst. De opdrachtgever is in dat geval geen werkgever en hoeft geen loonheffingen in te houden en af te dragen. De opdrachtnemer is dan geen werknemer.

Nu nog bruikbaar

In de mondzorg bestaan voor verschillende beroepsgroepen en situaties ‘goedgekeurde’ modelovereenkomsten. Alle meest recente modelovereenkomsten zijn op dit moment nog bruikbaar en zijn ook daadwerkelijk de norm in de mondzorg. Deze modellen zijn beschikbaar op belastingdienst.nl (zoek op ‘modelovereenkomst beroepsgroepen’, en kijk dan onder ‘Gezondheidszorg’). Figuur 3 toont de werkvormen waarop een mondzorgverlener (tandarts, mondhygiënist of tandprotheticus) momenteel als zelfstandige werkzaam kan zijn.

Over de auteurs:

Drs. ing. Erik M. van Dam is senior consultant kennismanagement en onderzoeker bij VvAA. Menno Rolloos RB MFP is partner en belastingadviseur bij van helder. Voor vragen, opmerkingen of tips kun je mailen naar erik.van.dam@vvaa.nl of menno.rolloos@van-helder.nl.

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement