DT News - Netherlands - “Als tandarts moet je verantwoordelijk omspringen met de macht die je hebt”

Search Dental Tribune

“Als tandarts moet je verantwoordelijk omspringen met de macht die je hebt”

Filosoof Simon van der Weele over omgang met verstandelijk beperkte patiënten (Foto: Stijn Rademaker)
Hedwig Fossen, Redactie Dental Tribune

Hedwig Fossen, Redactie Dental Tribune

za. 28 oktober 2023

Bewaar

Wat doe je als tandarts wanneer je een patiënt met een verstandelijke beperking in je stoel hebt? Filosoof Simon van der Weele doet onderzoek naar afhankelijkheid in de zorgrelatie. In een onevenwichtige relatie, zoals die tussen tandarts en patiënt, is volgens hem afhankelijkheid altijd aanwezig. De truc is om daar zorgvuldig mee om te gaan. We vroegen Van der Weele hoe je dat doet, aan de hand van drie casussen over patiënten met een verstandelijke beperking.

De zorg is gefocust op eigen regie en verantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd is zorg nodig hebben afhankelijk zijn. Dat levert morele spanningen op waar mensen met een beperking en zorgprofessionals dagelijks mee worstelen. Van der Weele bestudeerde het concept van afhankelijkheid door een etnografische studie van de dagelijkse zorg voor mensen met een verstandelijke beperking te combineren met een filosofische analyse van het begrip afhankelijkheid.

Volgens van der Weele zou het helpen als we op een andere manier naar afhankelijkheid gaan kijken en het minder als een probleem gaan zien. De zorg zou minder moeten draaien om het voorkomen of verhelpen van afhankelijkheid en het is zinvoller om de afhankelijkheid zo draaglijk mogelijk te maken.

Voorafgaand aan het interview bestudeerde Van der Weele drie casussen over bijzondere patiënten in de mondzorg. Deze casusteksten zijn geschreven door Henk Algra, die 45 jaar werkte als orthopedagoog voor mensen met een verstandelijke beperking. De laatste tien jaar specialiseerde hij zich in de begeleiding van complexe patiënten tijdens de mondzorg. In 2021 kwam zijn boek uit: Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg. De twee casussen over Job en Edwin zijn afkomstig uit dit boek, de casus over Monique is geschreven door Algra en eerder gepubliceerd in Dental Tribune.

Wat valt je op aan de casussen?

Het is mooi dat de casussen aandacht geven aan zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, want dat is een vaak onbegrepen en gestigmatiseerde groep in onze samenleving. Daarom is het jammer dat de casussen soms stigmatiserende taal gebruiken om mensen met een verstandelijke beperking te beschrijven. In de casus over Job komt bijvoorbeeld de zin voor: ‘Mensen met zo’n beperking zijn vaak streetwise en lijken alles beter te weten. De adviezen van behandelaars vinden ze dikwijls maar onzin.’ Dit is een veralgemeniserende en enigszins oordelende manier om over mensen met een verstandelijke beperking te praten. Dat bedoelt de auteur vast niet zo, maar zo bevestigen de teksten helaas wel het stigma dat een verstandelijke beperking toch al met zich meebrengt.

Aan de ene kant is iedereen een uniek en volwaardig mens, aan de andere kant komen bepaalde dingen voort uit – in dit geval – een verstandelijke beperking. In je werk als zorgverlener ben je constant aan het schipperen hiertussen. Soms kreeg ik bij deze casussen het idee dat veel van wat er gebeurt in de gesprekken meteen wordt verklaard door de beperking en dat er te weinig nadruk ligt op het unieke mens-zijn.

Verder is het voor mij als buitenstaander interessant om te zien dat het in de casussen niet gaat over wat voor verwachtingen tandartsen hebben van hun patiënten. De teksten laten aan tandartsen zien dat mensen met een verstandelijke beperking wat anders zijn dan andere mensen en hoe je daar rekening mee kunt houden. Het gaat dus vooral om wat ‘gek’ is aan mensen met een verstandelijke beperking en niet over wat ‘gek’ is aan de verwachting van tandartsen. Die hebben misschien bepaalde verwachtingen waar mensen met een beperking misschien niet aan kunnen voldoen.

Hoe zou het in een dergelijke casus meer over tandartsen zelf kunnen gaan?

Ik snap wel dat het op deze manier is ingestoken, want het is geschreven voor tandartsen. Maar het zou mooi zijn als de lezer, dus de tandarts, aan het denken gezet wordt over zichzelf: wie ben ik en wat verwacht ik als professional in de mondzorg? Hoe komt het dat mijn verwachtingen ineens in de war worden geschopt als ik iemand tegenkom met een verstandelijke beperking?

Casus Monique (1/3)

Daarna vraagt Sanne hoe het gaat. Monique steekt op deze uitnodiging direct van wal over een ruzie met de buurvrouw, waardoor ze niet goed kan slapen. De vraag hoe het gaat is in het dagelijkse leven een mooie startvraag om contact te maken, maar Monique is grenzeloos in haar antwoord. Veel patiënten doseren uit zichzelf hun verhaal – de tandarts is je vriendin niet, die is voor je gebit – maar Monique kent die grens niet. Sanne luistert kort en vat dan samen: ’Dus dat is niet zo leuk. Hoe gaat het met je gebit?’

Monique is grenzeloos in antwoorden. Hoe ga je daar als tandarts op een nette manier mee om?

Mensen met een verstandelijke beperking lijken zich soms minder aan te trekken van bepaalde ongeschreven omgangsregels. Dat levert onverwachte situaties op in interacties met mensen zonder verstandelijke beperking. Je verwacht iets van zo’n interactie, maar krijgt wat anders. Daarmee houden mensen met een verstandelijke beperking je soms een spiegel voor.

In dit geval kapt de tandarts Monique af. Ik wil dat niet veroordelen, maar het zou ook interessant zijn om je af te vragen waarom het niet passend is dat Monique van wal steekt over een ruzie met de buurvrouw. Waarom roept dat verhaal weerstand op? De situatie met Monique roept een conflict op tussen waar de patiënt behoefte aan heeft en wat je vindt dat je moet geven als professional. Het is waardevol om na te denken over je waarden en normen als professional. Daarmee denk je na over je professionele identiteit en dat kan helpen om je een houding te geven in een dergelijke situatie.

Casus Monique (2/3)

Sanne vraagt wanneer Monique poetst, hoe vaak ze poetst, waar ze poetst, op welke plek in huis. Uit de antwoorden blijkt dat er weinig sprake is van poetsdiscipline. Monique is kennelijk niet in staat om structuur in de tijd van het poetsen aan te brengen.

Monique is afhankelijk van haar mondzorgverlener om het tandenpoetsen te organiseren. Is die afhankelijkheid een probleem?

Afhankelijkheid associëren we vaak met negatieve ervaringen. Het betekent dat je je machteloos voelt, of dat iemand controle over je uitoefent. Maar afhankelijkheid is in mensenlevens een heel primair onderdeel. We worden allemaal afhankelijk geboren en sterven afhankelijk. We zijn altijd in meer of mindere mate afhankelijk van de mensen om ons heen en van de instituties die we nodig hebben. Die afhankelijkheid is er in elke relatie en het gaat dus meer om hoe je met die afhankelijkheid omgaat.

Hoe ga je als tandarts het beste met die afhankelijkheidsrelatie om?

Het gaat erom dat je verantwoordelijk omspringt met de macht die je hebt. Dat komt erop neer dat je het beste de drie O’s kunt vermijden in de zorgrelatie: Onmachtig, Onzichtbaar en Ongelijkwaardig. In mijn onderzoek ben ik op basis van interviews en ander veldwerk met mensen met een verstandelijke beperking op zoek gegaan naar de taal waarmee afhankelijkheid wordt uitgedrukt. Daarmee kwamen we op deze drie O’s.

Onmachtig houdt in dat de patiënt zich machteloos voelt en geen controle heeft over de situatie. Wanneer de patiënt zich onzichtbaar voelt, voelt die zich niet gezien in zijn of haar zorgbehoefte. En bij ongelijkwaardigheid voelt de patiënt zich minder dan de ander. Er worden bijvoorbeeld grapjes over de patiënt gemaakt of de patiënt voelt zich niet serieus genomen. Uiteraard kun je dat het beste vermijden, helemaal in een onevenwichtige relatie als bij de tandarts.

Casus Monique (3/3)

Een gespreksvorm die vaak goed werkt bij patiënten als Monique is het zogenaamde oplossingsgericht werken. Behandelaars zijn geneigd om patiënten te overtuigen wat ze moeten doen. Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn daar vaak immuun voor geworden. Ze hebben al hun hele leven gehoord dat ze moesten veranderen. En dat mislukte steeds. Dus gaat de boodschap het ene oor in en het andere oor uit, tenzij je als behandelaar een goede ingang weet te vinden. Die vind je vaak als de vragen op de goede manier gesteld worden. Monique wil wel, maar ze krijgt het niet voor elkaar. Hoe denkt ze dat ze het poetsen beter georganiseerd krijgt? Heeft ze daar ideeën over?

Wat vind je van het oplossingsgerichte werken dat tandarts Sanne toepast in de casus?

Het is altijd een goed idee om oplossingsgericht te werk te gaan. Het werd in de casus alleen nog niet duidelijk waarom Monique moeite had om haar tanden goed te poetsen en je moet wel weten welk probleem je aan het oplossen bent. Misschien is het voor Monique niet duidelijk waarom ze haar tanden goed moet poetsen en waarom een goed gebit belangrijk is. Daarover zou de tandarts in gesprek moeten gaan, hoewel dat met iemand met een verstandelijke beperking moeilijker kan zijn dan met andere patiënten.

Casus Edwin (1/3)

Opeens beginnen de linkerarm en de beide benen van Edwin te trillen. Hij waarschuwt de aanwezigen dat het helemaal mis kan gaan: hij heeft geen controle meer over zichzelf en als een van zijn lichaamsdelen uitschiet, dan staat hij niet voor de gevolgen in. Iedereen moet opzijgaan. Wouter, Inge en Janine nemen ruime afstand van Edwin. Janine probeert hem te sussen, maar haar stem klinkt onzeker.

Edwin richt zich nu tot Janine: ‘Je weet wat er kan gebeuren, het komt door de medicijnen. Als het zo doorgaat, raak ik weer bewusteloos.’ Vervolgens spreekt hij zijn trillende armen en benen toe en schieten ze één voor één uit de kramp.

Waar zou je tandartsen over aan het denken willen zetten naar aanleiding van de casus over Edwin?

Ik vond het vrij heftig voor zowel patiënt Edwin als tandarts Wouter. We ontdekken van alles over de acties die ze ondernemen, maar we lezen weinig over wat ze voelen terwijl dit allemaal gebeurt. Als tandarts is het interessant om na te denken wat voor emoties deze situatie kan oproepen. Nu lijkt het alsof je als tandarts geen emoties hebt wanneer dit gebeurt, maar het kan ook heel indringend zijn.
Daarnaast gaat deze casus over een interactie tussen tandarts en patiënt op het moment van behandeling. Net als in de andere casussen is alles daar omheen buiten beschouwing gelaten. Hoe is het in de wachtkamer? Hoe gaat het maken van een afspraak? Dit grotere systeem kan – zeker voor mensen met een verstandelijke beperking – heel doorslaggevend zijn in hoe ze de interactie gaan ervaren en hoe ze er naartoe leven. Bij Edwin ben ik bijvoorbeeld benieuwd wat er in de wachtkamer is gebeurd en of hij zich daar prettig voelde.

Casus Edwin (2/3)

Als Edwin zijn verhaal verteld heeft, vraagt Wouter hoe het nu gaat. Edwin begint meteen over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft veel last van de grasmaaier van de gemeente die elke dag langskomt en van de buren die ’s nachts tekeergaan in bed.

Wouter stuurt het verhaal bij richting de mondzorg. Daarmee lijkt het niet best gesteld te zijn. Edwin verpakt zijn antwoord in allerlei excuses: ‘Poetsen? Ja, je hebt gelijk, daar moet ik inderdaad eens werk van gaan maken. Maar als het zo’n lawaai is bij de buren, kan ik me niet concentreren op het poetsen.’

In de hulpverlening wordt de term ‘slachtoffertaal’ gebruikt als een patiënt duidelijk maakt dat het hem allemaal overkomt en dat hij er niets aan kan doen. Het advies is om het verhaal aan te horen, maar er niet te veel in mee te gaan. Nodig de patiënt gedoseerd uit om zijn aandeel in de situatie iets minder passief te maken.

Wat vind je van het advies in de casustekst om Edwins verhaal aan te horen, maar er niet te veel in mee te gaan?

Die term ‘slachtoffertaal’ veroordeelt Edwin dat hij iets verkeerd doet of zegt. Het klopt wel dat Edwin zich machteloos voordoet en dat hij geen verantwoordelijkheid claimt voor het feit dat hij zijn tanden niet poetst. Dan is het belangrijk om je als tandarts af te vragen waarom Edwin die machteloosheid zo benadrukt. Vrijwel iedereen die naar de tandarts gaat, is bang voor een oordeel van de professional over hoe je je gebit verzorgt, dus daar kan het aan liggen.

Ik denk dus dat het advies niet slecht is, maar dat je de taal zou kunnen veranderen. Je kunt bijvoorbeeld stellen dat Edwin zijn machteloosheid uitdrukt, in plaats van dat hij slachtoffertaal gebruikt. Ik snap wel dat je niet doorvraagt naar de verhalen van Edwin, aangezien je ook je professionele distantie wilt bewaren, maar je kunt wel met een empathische instelling werken. Je kunt Edwin geruststellen door te zeggen dat je wilt helpen om het beter te doen, maar dat het oké is als het niet lukt.

Casus Edwin (3/3)

Edwin geeft zelf aan dat de behandeling kan worden voortgezet: hij heeft de regie. Wouter checkt ook steeds of het nog wel gaat. Even later pakt Edwin zelf de afzuiger.

Doordat Edwin zelf aangeeft dat hij weer verder kan, heeft hij een stukje controle over de behandeling. Dat geeft veiligheid. Het zelf pakken van de afzuiger is een stap te ver. Instrumenten zijn het gereedschap van de behandelaar. De tandarts kan de handen een plek laten geven: ‘Leg ze maar op je buik.’

Heeft Edwin inderdaad een bepaalde controle over de behandeling, zoals in de casus beschreven?

De enige controle die Edwin heeft, is de controle die tandarts Wouter hem geeft. Uiteindelijk ligt de macht bij de tandarts, maar in een bepaalde context kan die wel regie aan de patiënt geven. Door bijvoorbeeld iemand keuzes te geven. Dat geeft een stukje controle en daarmee voorkomt het een gevoel van onmacht bij de patiënt.

In de casus over Job ligt de nadruk voor de tandarts om Job te motiveren voor goede mondverzorging. Wat vind je hiervan?

Die nadruk is heel mooi, want hierin komt de essentie van de professie van mondzorgverlener aan de orde. Wat motiveert Job om de mondzorg belangrijk te vinden, zoals het een tandarts motiveert om mensen hun gebit gezond te houden? Die waarden zijn belangrijk om te delen met de patiënt.

Maakt de stoere houding Job minder afhankelijk van de tandarts?

Nee, want uiteindelijk heeft de tandarts macht over de situatie. Misschien doet Job zich wel stoer voor om dat uit te balanceren. Hij is wellicht op zoek naar een manier om gelijkwaardigheid te creëren in een situatie die niet gelijkwaardig is.

Waarom is het zo belangrijk om niet te oordelen?

Mensen die naar de tandarts gaan zijn vaak bang voor een oordeel van de tandarts en als tandarts heb je de macht om mensen zich slecht te laten voelen over zichzelf. Het is essentieel om uit te stralen dat je geen oordeel hebt, want dat zorgt voor een wat gelijkwaardigere benadering van mensen.

Als tandarts is het ook belangrijk om eerlijk te zeggen wat je van iemands gebit vindt, toch?

Klopt, maar let er dan op hóe je oordeelt. Zoals in de casus staat, moet je niet vanuit je ‘boven-positie’ oordelen. Het gevaar is dan dat patiënten te horen krijgen dat ze een slecht gebit hebben, want het lukt ze niet om goede gewoontes aan te leren. Dat werkt niet en zorgt vooral voor angst. Uiteindelijk draait het juist om de vraag waarom een goed gebit belangrijk is en hoe je iemand dit kan helpen bereiken.

Zorgt de samenwerking tussen tandarts en patiënt automatisch voor minder afhankelijkheid?

Die afhankelijkheid verdwijnt niet, maar die kun je dragelijk houden door zo’n samenwerking.

Waar zou je tandartsen verder over willen laten nadenken naar aanleiding van de casus over Job?

De zin ‘Job moet leren dat hij een volwassen patiënt is met eigen verantwoordelijkheid’ suggereert dat Job niet als volwassene wordt gezien en dat het de taak is van een tandarts om hem dit te leren. Daar is niks mis mee, maar het zou goed zijn om nog na te denken over het idee van eigen verantwoordelijkheid. Waar komt het ideaal vandaan dat patiënten zelf verantwoordelijk moeten zijn? Past en werkt dat voor iedereen?

Over Simon van der Weele

Van der Weele is universitair docent en onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek. Hij geeft  onderwijs in de sociale wetenschappen en de filosofie. Binnen de filosofie is hij gespecialiseerd in ethiek en focust hij zich op alledaagse ethische problemen in de hulpverlening, waar zorgprofessionals tegenaan lopen. Daarbij spitst zijn onderzoek zich toe op de verstandelijk gehandicaptenzorg.

Op 12 december organiseert Medilex een congres over mondzorg voor patiënten met een verstandelijke beperking. Dit congres geeft handvatten voor passende zorg en adequate ondersteuning om de mondzorg voor deze kwetsbare doelgroep te verbeteren. Simon van der Weele geeft op het congres een lezing met als titel: ‘Wie is er bang voor afhankelijkheid?’ Meer informatie is te vinden op de website van Medilex.

 

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement