DT News - Netherlands - “Richtlijnen niet nodig? Een naïeve gedachte”

Search Dental Tribune

“Richtlijnen niet nodig? Een naïeve gedachte”

Dr. Joris Muris (Foto: DIQUE Fotografie)
Tessa Vogelaar

Tessa Vogelaar

wo. 17 oktober 2018

Bewaar

Hoe zou het gaan met het veelbesproken Kennisinstituut Mondzorg (KIMO)? Na het politieke steekspel rond de oprichting vroegen velen zich af hoe slagvaardig het richtlijneninstituut zou worden. Twee jaar na de oprichting maken we de balans op. Met kartrekkers dr. Dirk Mettes en prof. dr. Ludo Hellebrekers die recent afscheid namen, is plaatsgemaakt voor de nieuwe directeur Maarten Jansen en de nieuwe voorzitter dr. Joris Muris. Dental Tribune vroeg laatstgenoemde naar de stand van zaken van het meerjarenprogramma, de samenwerking met leden en het omgaan met critici. Het voorzitterschap van het niet onomstreden KIMO is volgens Muris zeker geen een-tweetje, maar hij weet waar hij het voor doet. “Beroepsinhoudelijk is het van groot belang dat we stappen zetten.”

De speerpunten van KIMO voor de komende jaren zijn vastgelegd in een meerjarenprogramma. Hoe ziet dit programma eruit?
In het kort houdt de opdracht van KIMO het produceren van een aantal richtlijnen in. In samenspraak met de beroepsgroep zijn de onderwerpen van de richtlijnen in kaart gebracht en is besloten een twaalftal richtlijnen prioriteit te geven; deze dienen voor 2021 gereed te zijn. Het grootste deel ervan is momenteel in de maak. Maar het KIMO op zich kent een groter doel, namelijk het worden van een ‘kwaliteitshuis’ voor de tandheelkunde. Richtlijnen zijn daar een onderdeel van.

Hoe staat het er momenteel voor?
Drie richtlijnen zijn inmiddels opgeleverd: Peri-implantaire infecties en Implantaatgedragen prothese, zowel de module voor de boven- als onderkaak. Vier richtlijnen zijn in ontwikkeling, de overige zijn in voorbereiding. Van de twaalfde richtlijn moet het onderwerp nog worden bepaald, omdat de Richtlijn Periodiek Mondonderzoek zo gevoelig bleek te liggen bij enkelen van de leden (beroepsverenigingen KNMT, ANT en koepel FTWV, red.), dat deze van de agenda is gehaald.

Ligt u momenteel op schema? Het KIMO bestaat sinds 2016 en de hoeveelheid geproduceerde richtlijnen is met drie nog niet erg groot.
We hebben wat vertraging opgelopen sinds de start. Aanvankelijk liep de meerjarenplanning tot en met 2019, maar samen met de leden is besloten daar een jaar aan toe te voegen. Daarbij is de totale begroting niet toegenomen.
Het opzetten van de organisatie heeft veel tijd in beslag genomen; er is bijvoorbeeld een breed geaccepteerde EBRO-methodiek voor het KIMO ontwikkeld en ingericht. Verder moesten in de verschillende EBRO-commissies veel leden, gemandateerd vanuit de verschillende mondzorgorganisaties, worden benoemd. Voordat gestart werd met de richtlijnadviescommissies zijn expertmeetings en invitational conferences georganiseerd, want een onafhankelijke en deskundige inbreng daarbij vonden we zeer belangrijk. Kortom, je moet allerlei mensen werven en bij elkaar brengen. Vergeet niet dat iedereen dit erbij doet. Daarnaast is er discussie geweest over de governance van de organisatie, de bestuurlijke kant. Dat gaat onder meer over geld, subsidietermijnen, invloed en leden werven.

Dirk Mettes heeft recent afscheid genomen als directeur en Maarten Jansen heeft het stokje overgenomen. U bent gestart als nieuwe voorzitter. Was het tijd voor een frisse wind?
Niet zozeer. De groep waarmee we KIMO hebben opgezet is voor een groot deel nog aanwezig. Penningmeester Danielle Boonzaaijer is er nog, de bureaubezetting is deels gelijk gebleven en ik ben er nog. Bovendien is van tevoren afgesproken dat wanneer de fundering er zou zijn, we de volgende fase in konden. Dirk Mettes was erg van de inhoud en dat was nodig bij het opbouwen van KIMO. Het is goed om nu meer bedrijfsmatig te kijken, iets waar Maarten Jansen sterk in is.

U was de afgelopen jaren secretaris van KIMO. Waarom wilde u voorzitter worden?
Al vrij snel werd duidelijk dat de rollen op deze manier verdeeld zouden worden. Ik vind het voorzitterschap een uitdaging om te doen, maar het is duidelijk anders dan dat van de Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI), dat ik tot voor kort vervulde. Beroepsinhoudelijk is het van groot belang dat er stappen gemaakt worden en er is bestuurlijke power nodig om dit tot een goed einde te brengen. Het is zeker geen een-tweetje. Samen met de andere bestuursleden, Danielle Boonzaaijer en Jacques van der Zaag, en de Raad van Toezicht, heb ik er vertrouwen in dat het ons gaat lukken om die stappen te maken.
Onze huidige leden zijn ook gefocust op het bestuurlijke aspect. Zij zitten daar ieder vanuit hun organisatie met een eigen pet op, en dat is hun goed recht. Daar komt bij dat de tandheelkunde momenteel een politieke arena is waar van alles gebeurt. Dit merk ik ook in de KIMO-ledenvergaderingen. Het heeft even geduurd voor ik me daar comfortabel bij voelde. Ik probeer er met enige luchtigheid naar te blijven kijken. Wanneer je het persoonlijk maakt, kan het best zwaar zijn.

Welke knopen zijn er in de laatste algemene ledenvergadering doorgehakt?
Er is nog niets definitief, maar we hebben in principe met elkaar afgestemd dat het doel is een volwaardige ledenorganisatie te worden. Dat was nog altijd een punt van discussie, hoewel het van meet af aan het idee was. Er bestonden echter nog twijfels over de financiële kant: zijn tandartsen bereid jaarlijks maximaal zo’n honderd euro te betalen aan contributie voor het laten maken van richtlijnen? Ik hoop van wel. Voor het nemen van verantwoordelijkheid voor je beroep en te zorgen dat de kwaliteit wordt geborgd, is honderd euro in mijn ogen een schijntje. De uitdaging is hierbij ervoor te zorgen dat iedereen meedoet; hoe meer mondzorgprofessionals meedoen des te goedkoper het wordt.
We hebben met elkaar afgesproken dat er voor 2019 een besluit ligt over hoe we verdergaan. Een statutair vacuüm is geen optie. Er ligt een vrij concreet voorstel, maar over de inhoud kan ik nog niet uitweiden.

Recent waren er kritische geluiden over het budget van KIMO. Dat zou al voor de helft op zijn, terwijl er nog negen richtlijnen moeten worden ontwikkeld.
Dat is feitelijk onjuist. De begroting tot en met 2020 is in principe sluitend. Daar is wat discussie over geweest, maar we zien nu dat we met de beschikbaar gestelde middelen – in totaal 1,8 miljoen euro – het programma kunnen afronden. Het opbouwen van een organisatie kost nu eenmaal veel geld in het begin, daarna nemen de kosten af. Of de kosten tot nu toe hoger zijn uitgepakt dan gedacht? Ik geef toe dat het best iets strakker had gekund. Maar er zijn geen onrealistische bedragen uitgegaan. Er is een begroting gemaakt en daar houden wij ons aan. Alleen als besloten wordt de overgangsfase te verlengen tot na 2020, wanneer de subsidie afloopt, moet er financieel iets gebeuren. Dat vind ik logisch, want onze meerjarenplanning loopt tot dat moment.

Andere (para)medische vakgebieden zijn een stuk verder met richtlijnen dan de tandheelkunde. Waar ligt dat volgens u aan?
Tandartsen hebben zich voor een groot deel onttrokken aan de algemene gezondheidszorg: de opleiding staat op zichzelf en er geldt een andere manier van verzekeren voor tandheelkunde. Ik vind dat jammer, want het staat haaks op het idee dat de mondgezondheid onderdeel is van de algehele gezondheid. Er zijn voorheen wel pogingen gedaan tot een actief kwaliteitsbeleid, maar uiteindelijk heeft de overheid afgedwongen dat die stap nu echt genomen wordt.
Het feit dat de mondzorg niet uit het basispakket, maar uit de aanvullende verzekering wordt vergoed, maakt het extra ingewikkeld. Vaak kunnen wij als tandarts de beste zorg voor de patiënt helemaal niet leveren, omdat de patiënt het niet kan betalen. De toegankelijkheid van de mondzorg staat zwaar op de tocht. In het formuleren van richtlijnen en aanbevelingen kun je daar niet omheen. Een partiële plaatprothese verdient misschien niet de aanbeveling, maar heel veel mensen kunnen niet anders. Ben je dan een slechte tandarts? Nee, natuurlijk niet. Die ruimte moet opgenomen worden in een richtlijn en dat maakt het een ingewikkeld proces.

Sommige behandelaars betwijfelen het nut van mondzorgrichtlijnen. Elke patiënt is anders en men heeft het vak al geleerd in de opleiding. Bovendien kennen veel praktijken eigen protocollen die vaak al heel specifiek zijn. Wat is uw boodschap aan deze critici?
Ik vind het naïef als tandartsen denken geen richtlijnen nodig te hebben. De bestaande kritiek is veelal gebaseerd op angst. Angst voor inmenging van de overheid en verlies van autonomie. Dat is helemaal niet aan de orde. Richtlijnen geven de laatste stand van zaken in het wetenschappelijke onderzoek op een specifiek gebied, getoetst aan de tandartsen die ermee moeten werken. Bovendien bieden ze veel ruimte om af te wijken.

Denkt u dat richtlijnen ook daadwerkelijk tot betere mondzorg in Nederland gaan leiden?
Richtlijnen op zich vormen een klein onderdeel van een kwaliteitsbeleid, maar het is een eerste stap. Als we over tien jaar weer bij elkaar zitten, denk ik dat we kunnen concluderen dat hiermee de kwaliteit van de mondzorg vooruitgang heeft geboekt. Het is bekend dat dit trage processen zijn. Daarnaast bieden richtlijnen een leidraad voor besluitvorming en het opwerpen van kritische vragen. Verder kunnen ze uitnodigen tot nieuw onderzoek en hier ook richting aan geven. Zo kan er bijvoorbeeld vaker gekozen worden voor klinische studies waarin een grote groep aan diverse patiënten betrokken wordt.

Binnen enkele jaren moeten er twaalf goedgekeurde KIMO-richtlijnen liggen. Hoe wordt vervolgens voor een goede implementatie gezorgd?
Er loopt nu een pilot met de richtlijn Peri-implantaire infecties, onder begeleiding van dr. Jozé Braspenning. Bij tien praktijken die zichzelf hebben aangemeld, is die richtlijn geïntroduceerd en nu wordt bekeken hoe dat landt. We hebben een aantal indicatoren geformuleerd, waarmee we meetbaar willen maken of de kwaliteit daadwerkelijk verbetert. Van daaruit gaan we kijken of deze voldoen. Wat we van deze pilot leren, gaan we inzetten in een volgend implementatieproject bij de komende richtlijnen.

Wat kan nog beter in de werkwijze van het KIMO?
Mijn grootste wens is samen met alle partijen de schouders eronder te zetten om dit tot een succes te maken. Wat de beroepsverenigingen beter zouden kunnen doen, is hun achterban enthousiasmeren voor richtlijnontwikkeling. Dit is iets wat we met z’n allen moeten willen. Er zijn bepaalde kaders waarbinnen we dit gezamenlijk moeten realiseren; je daartegen verzetten helpt ons niet vooruit. Als we eensgezindheid creëren over welke kant we met de hele beroepsgroep opgaan, blijft er niemand achter. KIMO alleen is niet bij machte om daarvoor te zorgen. Het is aan de verenigingen om ervoor te zorgen dat hun leden zich verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van het vak en KIMO te steunen. Iedereen kan meedoen, KIMO is van de beroepsgroep. Richtlijnontwikkeling mag dan deels zijn opgelegd door de overheid, tandartsen en andere mondzorgprofessionals moeten er inhoud en vorm aan gaan geven.

Welke doelen wilt u de komende jaren behalen als voorzitter?
Het doel is in ieder geval het meerjarenprogramma af te ronden. Daarnaast wil ik dat het KIMO met zijn richtlijnen ook echt onderdeel wordt van de mondzorg, een groot draagvlak krijgt en de continuïteit van KIMO geborgd is.

U bent zelf ook werkzaam als algemeen practicus in een praktijk in Amsterdam. In welke mate spelen richtlijnen daar een rol voor u?
Bij besluitvorming in de praktijk zijn richtlijnen vaak heel handig. Vooral bij zaken die niet vaak voorkomen, val ik er graag op terug, bijvoorbeeld als het gaat om tandtraumatologie. Het nadeel van de huidige vorm is dat het heel moeilijk is om uit zo’n enorme lap tekst wijs te worden. Mijn voorkeur zou uitgaan naar een A4’tje met in het kort de aanbevelingen op een rij óf een gebruikersvriendelijke app. De onderbouwing daarvan kan dan in een uitgebreide bijlage. Ik kan niet anders zeggen dan dat richtlijnen mij zeker helpen in mijn werk als algemeen practicus.

Lezers kunnen u ook kennen als ‘tv-tandarts’ van het RTL-programma ‘Gênante tanden’ met Froukje de Both. Gaan we u nog terugzien op televisie?
Nee, dat denk ik niet (lacht). Ik ben daarin gerold via het Fonds Mondgezondheid. Daar kwam het verzoek binnen om een inhoudsdeskundige die meedacht over de opzet van het programma. Onder mijn takenpakket viel ook het zoeken van een ‘hoofdtandarts’, die leiding zou geven aan het team en vanzelfsprekend ook in beeld moest. Uiteindelijk liet het productieteam weten dat de voorkeur naar mij uitging. ACTA besloot ook mee te werken, mede vanuit het idee dat dit mogelijk meer patiënten op zou leveren. Dat viel echter tegen. Een leuke ervaring, maar zo’n programma maken heeft flink wat voeten in aarde. Voorlopig geen televisie meer voor mij.

De vereniging KIMO
De oprichting van een kennisinstituut voor de mondzorg kende een roerige startfase, waarin betrokken partijen het maar niet eens leken te worden. Tijdelijk werd door KNMT en ANT zelfs een alternatief instituut opgericht, de NVPM. Uiteindelijk werden de geschillen in 2016 bijgelegd: het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) werd in september van dat jaar opgericht door belangenorganisaties KNMT, ANT en FTWV. Zij vormen momenteel de leden van het instituut. Op termijn moet het voor tandartsen, maar ook mondhygiënisten en tandprothetici, mogelijk worden aspirant-lid te worden. Aspirant-leden zijn vrijgesteld van contributie. Bij 4.500 leden is bepaald dat deze groep de ALV gaat vormen. Met de beroepsverenigingen als huidige leden bevindt het KIMO zich in een overgangsfase, die naar alle waarschijnlijkheid wordt verlengd tot 2021, omdat dan de subsidie vanuit het ministerie van VWS stopt. De intentie is dat de twaalf richtlijnen uit het meerjarenprogramma op dat moment gereed zijn.
Dr. Joris Muris is praktiserend tandarts en werkzaam bij het ACTA als chef de clinique van de sectie Integrale Tandheelkunde en universitair docent bij Tandheelkundige Materiaalwetenschappen. In 2015 voltooide hij zijn promotieonderzoek over palladiumallergie. Van 2012 tot 2017 was hij voorzitter van de Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI). Gestart in de functie van secretaris van het bestuur, is hij sinds 5 april 2018 voorzitter van het bestuur van het KIMO.
Labels:
advertisement
advertisement