In juni vorig jaar1 presenteerden we in Dental Tribune een plaatsbepaling rondom het werken als of met zzp’er(s). Het einde van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 was toen nabij. We riepen praktijkhouders en zzp’ers op in actie te komen en na te denken over de toekomst van hun samenwerkingen. Hoe is dat verlopen en wat is de situatie nu?
Kort samengevat: vanaf juni vorig jaar was het zzp-schap verre van een slapend thema. Zo wees onderzoek eind vorig jaar uit dat praktijkhoudende tandartsen ondergemiddeld van plan waren om in 2025 minder met zzp’ers te gaan werken. De Belastingdienst publiceerde daarnaast zijn handhavingsplan 2025 en hervatte dit jaar de handhaving op schijnzelfstandigheid. De Hoge Raad sprak zich daarna in de Uberzaak uit over de rol die het ‘externe’ ondernemerschap heeft in de beoordeling van een specifieke arbeidsrelatie. Hierop werd ook het zzp-wetsvoorstel Verduidelijking arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) aangepast. Tot slot presenteerden vier initiatiefnemers vanuit de Tweede Kamer in april nog een alternatief wetsvoorstel. Wat betekent dit allemaal? Tijd voor een nieuwe update.
Beperkte rem
Praktijkhoudende tandartsen, maar ook andere mondzorgprofessionals zoals mondhygiënisten en tandprothetici werken bovengemiddeld veel met zzp’ers. Dit blijkt ook weer uit de resultaten van de meest recente editie van het VvAA-onderzoek onder praktijkhouders die werken met zzp’ers (november 2024). Wat blijkt nog meer uit deze peiling?
De intentie om met zzp’ers te gaan werken, daalt in algemene zin. Dat zien we duidelijk bij praktijkhouders van alle beroepsgroepen. Momenteel werkt 75% van de totaalgroep met een of meer zorgverlenende zzp’ers en verwacht 46% dit ‘de komende 12 maanden’ (vooral in 2025 dus) te gaan doen. Bij de bredere mondzorggroep is het verschil nog groter: van 81% momenteel tot 48% in de nabije toekomst. Fysiotherapeuten en andere paramedici zaten al wat lager en zakken nog iets harder: van 70% naar 39%. Als we specifiek inzoomen op de tandartsen, is opvallend dat het percentage aanzienlijk minder hard zakt: van 83% naar 65%.
De concrete oorzaak hiervan is lastig vast te stellen. Mogelijk speelt de rijke traditie van het werken met zzp’ers in de tandheelkunde een rol. Van een informatieachterstand ten opzichte van andere beroepsgroepen is waarschijnlijk geen sprake: zo had de KNMT haar leden ten tijde van het onderzoek al geïnformeerd over de recente ontwikkelingen, onder meer met het goed bekeken studiowebinar Handhaving Wet DBA (oktober 2024). Figuur 1 toont een overzicht van de intenties van de genoemde beroepsgroepen.
Zachte landing?
Vlak voor het kerstreces van 2024 publiceerde de Belastingdienst zijn Handhavingsplan arbeidsrelaties 2025. Daarin staat hoe de dienst schijnzelfstandigheid wil gaan voorkomen. Wat kwam hieruit naar voren? Onder maatschappelijke en politieke druk (b)leken, onder de noemer ‘zachte landing’, de scherpe randjes van de handhaving te zijn verdwenen. De belangrijkste nieuwe elementen waren: geen boetes in 2025, de mogelijkheid eerst een waarschuwing te geven en het verlengen van de geldigheid van de modelovereenkomsten. Velen concludeerden op basis hiervan dat de zzp-soep niet zo heet gegeten zou worden.
De vraag is echter of dat terecht is. Wij denken van niet. Om dit toe te lichten, lopen we deze drie punten uit het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2025 hierna stuk voor stuk langs.
Geen boetes
Ten eerste zijn dat de boetes. De terughoudendheid op dat vlak is niet zo nieuw en risicoverlagend als door sommige media werd gebracht. Eerder kondigde het kabinet immers al tijdelijke terughoudendheid aan op het gebied van vergrijpboetes. De Belastingdienst legt dergelijke boetes normaliter op bij verwijtbare afwijking van wet- en regelgeving (dan moet er opzet in het spel zijn). Nu worden ook verzuimboetes genoemd, deze gaan over niet-tijdige betaling.
Het grootste risico bij geconstateerde schijnzelfstandigheid zit echter niet in de boetes, maar in de naheffing werknemerspremies. Deze premies had de opdrachtgever moeten afdragen als er naar het oordeel van de Belastingdienst sprake was van een arbeidsovereenkomst en dus werkgeverschap.
Mogelijk waarschuwingen
Het tweede punt zijn de waarschuwingen. De Belastingdienst geeft in het plan ook aan (eerst) een waarschuwing te kunnen geven als daar naar aanleiding van een praktijkbezoek reden voor is. Dat lijkt wellicht op de aanwijzing die ten tijde van het handhavingsmoratorium opgelegd kon worden, maar een waarschuwing is geen officieel instrument.
De dienst kan in geval van risico op schijnzelfstandigheid wel degelijk ook meteen een boekenonderzoek starten, met mogelijk correctieverplichting en naheffing tot gevolg. Dit kan met terugwerkende kracht, tot maximaal 1 januari 2025. Ook geen harde toezegging voor een zachte landing op dit punt dus.
Verlenging modelovereenkomsten
Het handhavingsplan bevat – als derde punt – ook een opmerkelijk onderdeel over de modelovereenkomsten: een eerbiediging van alle modellen tot 31 december 2029. Dus ongeacht de oorspronkelijke einddatum, die per model verschilde. Wel wordt de nadrukkelijke eis gesteld dat partijen in de praktijk niet afwijken van de schriftelijke overeenkomst. Daadwerkelijk volgens de bepalingen werken, blijkt in de praktijk vaak lastig te zijn. Daarnaast kan de belastinginspecteur hierin een andere afweging maken en daarmee tot een ander oordeel komen dan jijzelf. Zeker op basis van de meest recente inzichten. Zelf heeft de Belastingdienst het vaak over ‘schijnzekerheid’ als het over de modelovereenkomsten gaat. Bij de verlengde geldigheidsduur blijft onze waarschuwende toon hier dus overeind.
Afwachten betekent risicocumulatie
Sinds 1 januari kan de Belastingdienst weer sanctionerend handhaven op schijnzelfstandigheid. Op dit moment zijn ons nog geen daadwerkelijke controles in de mondzorg ter ore gekomen. Op basis hiervan, gecombineerd met de ‘zachte landing’, denken veel zorgverleners dat het niet zo’n vaart zal lopen. Ze verwachten niet dat de Belastingdienst binnenkort op de stoep staat.
Gewoon doorgaan zonder kritisch naar de eigen arbeidsrelatie(s) te kijken, is echter risicovol. Immers, op dit moment zijn eventuele naheffingen naar aanleiding van geconstateerde schijnzelfstandigheid meestal nog enigszins te overzien. De Belastingdienst kijkt immers niet verder terug dan tot 1 januari 2025. Doorgaan op de inslagen weg zonder zelf een kritische toets te doen, betekent dat de omvang van het risico steeds verder oploopt. Stel dat over vier of vijf jaar een arbeidsrelatie nog bestaat en de fiscus constateert op dat moment dat er wel degelijk sprake is van schijnzelfstandigheid, dan kan het over enorme bedragen gaan. Zeker met oog op de heffingsrente (op dit moment 6%) en eventuele boetes. Want van een zachte landing is tegen die tijd zeker geen sprake meer. We noemen dit risicocumulatie.
Vergeet ook de arbeidsrechtelijke kant niet: als er een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst blijkt te zijn, dan kan een zzp’er de daaraan verbonden rechten ontlenen. Bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte ‒ de mondzorgverlener blijkt dan immers werknemer.
Holistische benadering
Alvorens een einduitspraak te doen over de al dan niet zelfstandigheid van de Uber-chauffeurs, stelde het gerechtshof Amsterdam vorig jaar een aantal (prejudiciële) vragen aan de Hoge Raad. Deze vragen betroffen de rol van het ‘externe ondernemerschap’ in de beoordeling van die zelfstandigheid. Dit gaat over hoe zo’n chauffeur zich beweegt in het economisch verkeer, ook buiten de te beoordelen arbeidsrelatie. In februari antwoordde de Hoge Raad2 dat iedere arbeidsrelatie op zichzelf beoordeeld moet worden, met alle elementen die daarbij een rol spelen in onderling verband bezien. Dit wordt ook wel de holistische benadering genoemd. Het externe ondernemerschap moet daarin als volwaardig element meengenomen worden.
Het antwoord van de Hoge Raad is normstellend voor de rechtspraak in ons land. In de pers en op sociale media werd het dan ook als baanbrekend gepresenteerd. Maar eigenlijk is niet veel meer dan een bevestiging van de eerdere Deliveroo-uitspraak die ook al nadrukkelijk uitging van de holistische benadering en waarin het externe ondernemerschap een volwaardige rol toebedeeld kreeg. In de handhaving en rechtspraak is ‘Deliveroo’ sindsdien de norm voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie (loondienst of zelfstandig?). Welke negen elementen deel uitmaken van het ‘Deliveroo-beoordelingsschema’ is te zien in figuur 2, met bij ieder element een korte uitleg vanuit het perspectief van de zorgsector.
Wetsvoorstel Vbar ter discussie
In tegenstelling tot de uitspraken van de Hoge Raad in de zaken Deliveroo en Uber, kent het zwaar bekritiseerde wetsvoorstel Vbar het externe ondernemerschap een secundaire rol toe. Slechts in gevallen waarin is vastgesteld dat de gezagselementen (die wijzen op loondienst) en de zelfstandigheidselementen van de arbeidsrelatie in evenwicht zijn, wordt het externe ondernemerschap in het oordeel betrokken. Een wezenlijk andere insteek dus.
Naar aanleiding van de Uber-uitspraak haastte SZW-minister Van Hijum zich in maart, in aanloop naar het zzp-debat de maand erop, per Kamerbrief3 aan te geven het wetsvoorstel in dezelfde lijn aan te passen. Dus: met het externe ondernemerschap als primair element. De beoogde ingangsdatum van de aan te passen wet is nog steeds 1 januari 2026, zo tekende de minister op in zijn brief. Of dat ambitieuze tijdspad haalbaar is en of de Tweede Kamer de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel nog ziet, moet gaan blijken. Twee weken later, op de aanleverdag van dit artikel, verscheen vanuit de Tweede Kamer ook nog een alternatief wetsvoorstel. Dit initiatief voor een zelfstandigenwet van VVD, D66, CDA en SGP moet tegemoetkomen aan de maatschappelijke kritiek op de Vbar. Het laatste woord hierover is zeker nog niet gezegd.
Alternatieve samenwerkingsvormen
Oordeel je op basis van een eigen heroriëntatie, op basis van de huidige ‘meetlat’ (de Deliveroo-elementen), dat de arbeidsrelatie mogelijk kwalificeert als arbeidsovereenkomst? Dat betekent waarschijnlijk kiezen voor een andere invulling die wél daadwerkelijke zelfstandigheid betekent óf kiezen voor loondienst. Het huidige rechtssysteem in Nederland kent immers niet meer dan deze twee smaken. Maar het is niet zo dat dit twee volledig rigide afslagen zijn. Er is ruimte voor maatwerk. Zo hoeft een maatschap niet per definitie op basis van een 50%-50%-eigendomsverhouding te werken. Kleinere participaties zijn wellicht ook mogelijk. Daarnaast kan een zorgverlener in loondienst groeiperspectief krijgen, in werkzaamheden en in honorering. Ook is een deels resultaatsafhankelijke honorering mogelijk.
Het omzetten van een lopende zzp-samenwerking (op basis van een overeenkomst van opdracht) in een loondienstsituatie (arbeidsovereenkomst) vereist aandacht. Er zijn diverse arbeidsrechtelijke zaken waarvan de praktijkhouder en de toekomstig tandarts-werknemer op de hoogte moeten zijn. Denk bijvoorbeeld aan de al genoemde doorbetalingsverplichting bij ziekte (en de hoogte daarvan) en het regelen van problematiek rondom vakantiegeld en vakantiedagen. Overleg tussen beide partijen is ook belangrijk vanwege het vaststellen van de hoogte van het salaris en een eventuele bonusregeling. Voorkom vervelende verrassingen achteraf.
* Drs. ing. Erik M. van Dam is senior consultant kennismanagement en onderzoeker bij VvAA. Menno Rolloos RB MFP is partner en belastingadviseur bij van Helder. Voor vragen, opmerkingen of tips kun je mailen naar erik.van.dam@vvaa.nl of menno.rolloos@van-helder.nl.
Referenties
Dental Tribune, nr. 4 2024 (p. 1, vervolg op p. 7).
De jaarovergang ligt weer achter ons en 2025 is begonnen. Niks nieuws zult u denken, we gaan gewoon door waar we in 2024 zijn gebleven. Maar niet helemaal, ...
Veel tandartsen en mondhygiënisten kiezen na hun afstuderen niet direct voor een eigen praktijk. Ook tandartsen die al langer werkzaam zijn, twijfelen vaak...
UTRECHT – Patiënten met een volledige of gedeeltelijke prothese lopen een hoger risico op ondervoeding, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van ...
NIJMEGEN – De computersystemen van een tandartspraktijk van Samenwerkende Tandartsen Nijmegen zijn eind oktober gehackt. Patiënten en oud-patiënten van ...
Tandartsen die afstuderen rollen vrijwel automatisch in een zzp-constructie waarbij ze voor een of meerdere praktijken werken. Hoe is het om als zzp’er te...
HOUTEN – De twee grootste tandartsketens van Nederland, DentConnect en Samenwerkende Tandartsen, gaan fuseren. De fusie leidt tot de grootste partij ...
Uit een ooghoek had ik al een bekend gezicht gezien bij het instappen in het vliegtuig naar Tenerife, maar ik kon het niet direct thuisbrengen. Tijdens de ...
UTRECHT – In 2024 heeft de tuchtrechter 22 van de 43 beoordeelde tuchtklachten tegen tandartsen, orthodontisten en een mka-kaakchirurg gegrond verklaard. ...
To post a reply please login or register