DT News - Netherlands - "Als je voelt dat je het niet meer redt, ben je te laat"

Search Dental Tribune

"Als je voelt dat je het niet meer redt, ben je te laat"

Marc Visser, tandarts gespecialiseerd in ergonomie. (foto: Job Schlingemann)
Laura van Dee

Laura van Dee

di. 4 februari 2014

Bewaar

Marc Visser wijst naar boven. “Zie je het schrootjesplafond en die enorme deuren? Dat is niet meer van deze tijd.” Volgend jaar wordt het gebouw van de afdeling Tandheelkunde van het UMC St Radboud, daterend uit 1968, gerenoveerd. Al wandelend wordt duidelijk waarom. Visser, tandarts algemeen practicus en universitair docent, geeft geregeld cursussen over ergonomie in tandartspraktijken en zet zijn expertise onder andere in om bij de verbouwing te adviseren. Zo heeft hij de lichtvisie geëvalueerd en over looproutes geadviseerd. Maar het meest weet Visser uiteraard van tandheelkundige ergonomie. Dental Tribune sprak met hem over de belangrijkste do’s en don’ts in de praktijkruimte.

Hoe brengt u uw kennis van ergonomie in de praktijk?
Ik geef momenteel geen college in ergonomie bij de opleiding Tandheelkunde, maar als ik zie dat iemand een slechte werkhouding heeft, zeg ik daar wat van en geef ik tips hoe hij zijn houding kan verbeteren. Daarnaast bemoei ik me waar mogelijk met de ergonomische aspecten van de verbouwing, zoals de verlichting. In het verbouwplan is gekozen om in de nieuwe vide licht met een opbrengst van 100 lux te laten stralen, maar dat vind ik te weinig. In een kantoor is minimaal 400 lux vereist, eigenlijk zelfs 800 lux, om te kunnen werken. In de entree van het gebouw waar iedereen passeert, is goed licht belangrijk om een prettige sfeer te creëren.

Laten we eens inzoomen op de tandartspraktijk. Hoe is het daar met de belichting gesteld?
Ook in tandartspraktijken gaat het op lichtgebied vaak mis. Mij valt op dat de meeste praktijken veel aandacht voor design hebben, maar dat het licht doorgaans een ondergeschoven kindje is. Vaak is in behandelkamers sprake van indirect licht, terwijl juist de werkplek goed verlicht moet worden: een tandarts werkt immers in de mond, niet op het plafond.
Het licht moet van lichtbakken komen. Ook de sterkte ervan is belangrijk. Een operatielamp heeft een lichtopbrengst van 20.000 lux en het licht uit de lichtbakken moet daarom een opbrengst van 2000 lux hebben. Als het contrast tussen het licht van de operatielamp en het omringende licht te groot is, raken je ogen vermoeid en kun je hoofdpijn krijgen. De operatielamp zelf dient goed instelbaar te zijn en de tandarts moet de lamp telkens opnieuw instellen, want geen enkele patiënt is hetzelfde.

Wat is een slechte werkhouding?
Ten eerste positioneren tandartsen hun patiënt soms slecht. De patiënt zit half, terwijl hij zou moeten liggen. Als de patiënt helemaal gestrekt ligt, is het hoofd beter te bewegen en hoeft de tandarts zich niet in allerlei bochten te wringen.

Zelfs tandartsen die ik heb onderwezen over ergonomie, maken de fout de stoelleuning niet volledig horizontaal te zetten. Dat komt voor een groot deel door de patiënten: als je de rugleuning ’s ochtends naar beneden klapt, klagen patiënten vaak dat ze dat niet prettig vinden. Onze biologische klok is erop ingesteld dat we ons ’s ochtends in een actieve houding bevinden. ‘s Middags hoor je veel minder klachten. Je kunt bij de patiënt die liever niet horizontaal wil liggen erkennen dat liggen misschien vervelend aanvoelt, maar vervolgens uitleggen dat het noodzakelijk is. Alleen bij gebitsreiniging kan het handiger zijn om de patiënt halfzittend te behandelen, maar zelfs dan is het niet altijd nodig.

Spelen fabrikanten van behandelstoelen genoeg op ergonomische overwegingen in?
De doorgaans beperkte verstelbaarheid van de hoofdsteun van de behandelunit is een probleempunt. De meeste fabrikanten hebben de instelbaarheid van de hoofdsteun de afgelopen twintig jaar nauwelijks verbeterd, omdat ze voor winstmaximalisatie kiezen. Een goed instelbare hoofdsteun is duurder om te maken en over het algemeen kiezen tandartsen voor de goedkopere hoofdsteunen. Zij weten vaak niet dat een goed verstelbare hoofdsteun van groot belang is voor een gezonde werkhouding. Omdat tandartsen de duurdere hoofdsteunen niet kopen, maken fabrikanten ze ook nauwelijks.

Een keurmerk voor behandelunits zou zeer welkom zijn. Oene Hokwerda en Rolf de Ruijter, tandarts-ergonoom, zijn al een tijd bezig met een dergelijk keurmerk. Het is moeilijk om zoiets van de grond te krijgen, want als iemand toch een klacht krijgt door gebruik van een stoel met een keurmerk, wie is er dan aansprakelijk?

Ten slotte hebben tandartsen te weinig aandacht voor hun eigen behandelstoel. Vaak is de eigen stoel een sluitpost, die tandartsen bijvoorbeeld gratis bij een behandelunit ontvangen. Voor iedereen is een stoel, maar er is niet één stoel voor iedereen. Je moet letten op de instelbaarheid en de afmetingen, want een stoel moet passen bij je eigen bouw. Goede fabrikanten hebben bedrijfsfysiotherapeuten in dienst die je kunnen adviseren bij de aanschaf en instelling van een stoel. Alvorens over te gaan tot aankoop, raad ik aan de stoel twee tot vier weken te testen.

Kampt u zelf met aan het werk gerelateerde klachten?
Een paar jaar na het begin van mijn carrière kreeg ik last van rugpijn doordat ik weinig gebruik maakte van de spiegel. Ik vond het moeilijk ermee te werken en dacht dat ik het wel met direct zicht afkon. Ik was jong, had net een praktijk overgenomen en had het gevoel dat ik eeuwig door kon werken. Een tandarts moet bij behandelingen in de bovenkaak altijd een spiegel gebruiken voor een prettige houding. Er is dan uiteraard wel een assistent(e) nodig om de nevel af te zuigen, maar de meeste Nederlandse tandartsen hebben die tegenwoordig wel. Het is nu zaak dat studenten tijdens praktijklessen ook in duo’s gaan werken zodat ze kunnen oefenen met een spiegel. In Groningen gebeurt dat al, hier in Nijmegen wordt daar nog discussie over gevoerd.

Bij het allernieuwste type spiegel, de Mirro-plus, is geen assistente meer nodig, want deze spiegel wordt automatisch schoongeblazen. Ik heb meegedacht over het ontwerp, de ergonomische randvoorwaarden gegeven en de prototypes geëvalueerd. Dat was leuk om te doen.

Hoeveel tandartsen werken in een verkeerde houding?
Tweederde van de derdejaars studenten tandheelkunde kampt met studiegerelateerde rug-, nek- en schouderklachten. Dat is belachelijk veel. Onder tandartsen zal dit percentage waarschijnlijk nog hoger zijn. Een tandarts werkt statisch en onder hoge concentratie, wat zijn werkhouding niet ten goede komt. Het verkeerd instellen van een hoofdsteun maakt dat de patiënt niet prettig ligt en moeilijk te behandelen is, waardoor je rare houdingen moet aannemen.

Heeft de Nederlandse mondzorgprofessional genoeg aandacht voor ergonomie?
Tandartsen vergeten in de praktijk vaak toch erop te letten. Uit onderzoek van een arts bij arbeidsongeschiktheidsverzekering Movir is gebleken dat 42% van de tandartsen kans loopt op blijvende arbeidsongeschiktheid door het werk. Dat percentage is vele malen hoger dan bij andere beroepsgroepen, ik meen zelfs hoger dan bij metselaars. Hierdoor is de arbeidsongeschiktheidspremie voor tandartsen opvallend hoog.

Ook het huidige UPT-systeem is debet aan de slechte werkhouding van de tandarts. Om onder de huidige tariefstructuur een goed salaris te verdienen, moet je snel en efficiënt werken. Hoe lang je ook over een behandeling doet, je ontvangt hetzelfde bedrag. Als je jezelf geen tijd gunt om behandelingen uit te voeren, pleeg je roofbouw op je fysieke gezondheid. Op jeugdige leeftijd heb je dat niet door, maar op de lange termijn wel.

Tot nu toe hebben we het voornamelijk over fysieke ergonomie gehad. Ook de cognitieve ergonomie is een heikel punt. Hoe kan een mondzorgprofessional het best omgaan met stress?
Het is belangrijk dat een mondzorgprofessional nagaat waar de oorzaak van stress ligt: in het werk of in de privésfeer? Ook een relatie, verhuizing of verbouwing kan voor spanning zorgen. Verzekerden bij Reaal of Movir kunnen kosteloos terecht bij bureaus die coaching en counseling bieden. Ik adviseer tandartsen om bij problemen tijdig contact met hen op te nemen.

De meeste mondzorgprofessionals werken te lang door als ze zich niet goed voelen. Als je voelt dat je het niet meer redt, ben je te laat. De bureaus geven advies op zowel medisch als mentaal gebied. Overspannenheid komt nooit alleen: iemand met lichamelijke klachten ontwikkelt ook mentale problemen en iemand met een burn-out heeft ook lichamelijke klachten. Het is cruciaal om naar je lichaam te luisteren; misschien kun je anders nooit meer werken.

Ook bij de organisatie op de werkvloer kan volgens u het nodige fout gaan. Heeft u tips op dat gebied?
De verdeling stoeluren en administratietijd moet in balans zijn. Tegenover zes stoeluren zouden een à twee administratie-uren moeten staan. Daarnaast is een juiste verdeling van het type afspraken over de dag van belang. Een mondzorgprofessional doet er goed aan moeilijke behandelingen net na het begin van de ochtend te plannen, als hij op zijn scherpst is, en elke dag ’s ochtends ook tijd te reserveren voor pijnklachten. Als een tandarts zijn agenda van het afgelopen jaar doorneemt, kan hij makkelijk inschatten hoeveel mensen met pijnklachten hij gemiddeld per dag ontvangt. Als er een keer niemand met een pijnklacht is, kun je je tijd altijd wel benutten met administratiewerkzaamheden.

Ik was vroeger ook geen plantalent. Toen ik een paar jaar werkte als tandarts, evalueerde een ergonoom de werksituatie in mijn praktijk en constateerde dat ik mijn hele agenda volplande. Door mijn agenda beter in te delen – de moeilijke monden en pijnklachten ’s ochtends – heb ik met 15% minder werkuren 20% meer omzet weten te behalen.

Dit is een verkorte versie van het interview met Marc Visser, dat verschijnt in het februarinummer van Dental Tribune Netherlands Edition.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement