DT News - Netherlands - “Mondhygiënist beter in preventie dan tandarts” (2)

Search Dental Tribune

“Mondhygiënist beter in preventie dan tandarts” (2)

Ben Adriaanse

Ben Adriaanse

wo. 19 juni 2013

Bewaar

- Visies op taakherschikking in de Nederlandse mondzorg (2) - De afgelopen tien jaar adviseerden diverse commissies een verregaande taakherschikking in de mondzorg. Hoe is anno 2013 de stand van zaken? Vorige week kon u lezen dat de competenties van mondhygiënisten geleidelijk zijn uitgebreid. In de praktijk blijkt deze ontwikkeling echter niet altijd. “We zien een weerstand bij tandartsen om taken uit handen te geven,” signaleerde Corrie Jongbloed-Zoet, voorzitter van de NVM. In deel 2 van deze reportage leest u over frustraties bij sommige mondhygiënisten, het patiëntbelang en visies op de toekomst.

Vertrouwen

De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) hamert al lange tijd op de ‘regierol’ van tandartsen. De tandarts is immers de enige die het hele behandeltraject kan overzien, onderstreept vicevoorzitter Hendrike van Drie. Die opstelling heeft natuurlijk met de competenties van de verschillende beroepsgroepen te maken. Maar heeft de tandarts daarnaast te weinig vertrouwen in de mondhygiënist?

Volgens Corrie Jongbloed-Zoet, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM), is dat hooguit het geval bij tandartsen die weinig met mondhygiënisten werken. “Op de werkvloer zijn er nauwelijks problemen. In het algemeen zijn tandartsen heel positief over de samenwerking met de mondhygiënist. We horen vaak dat ze meer willen samenwerken met mondhygiënisten, maar dat er te weinig beschikbaar zijn.”

Katarina Jerkovic, die in 2012 promoveerde op de taakherschikking in de Nederlandse mondzorg, bevestigt dat ervaring met mondhygiënisten de beeldvorming goed kan doen. “Je ziet in de praktijk vaak dat een mondhygiënist zich voor een bepaalde tandarts eerst moet waarmaken. Als zij voor die proeve ‘slaagt’, ontstaat er vertrouwen en is de tandarts bereid zijn patiënten naar haar door te verwijzen.”

Ervaringen uit het verleden kunnen het vertrouwen ook hinderen. De competenties van de mondhygiënist zijn immers uitgebreid. Het komt geregeld voor dat de nieuwe lichting mondhygiënisten wordt aangenomen in lijn met het ‘oude’ beroepsprofiel, met het bijbehorende beperkte takenpakket. “Geef daarom als mondhygiënist al in je sollicitatie aan wat je kunt en wilt, waar je grenzen en mogelijkheden liggen. Zo voorkom je teleurstellingen en spanningen,” adviseert Jerkovic.

De beschermende houding ten opzichte van het vak kan een financiële achtergrond hebben. Veel tandartsen hadden het afgelopen jaar een omzetdaling en houden hun patiënten daarom het liefste bij zich. “Taakdelegatie zorgt ervoor dat de tandarts zijn handen vrij heeft voor complexe verrichtingen. Maar het is nu eenmaal zo dat het basisinkomen van de tandarts uit minder complexe behandelingen bestaat, die hij vaak en routinematig uitvoert,” legt Jongbloed uit. Juist in deze tijd zijn tandartsen daarom terughoudend met het delegeren van taken, en als ze dat doen, dan het liefste aan een medewerker in de eigen praktijk, zoals de preventieassistent.

Mogen en moeten

Het is volgens Van Drie overigens irrelevant om te vervallen in domeindiscussies als ‘dit mag ik, dus dit moet ik doen en jij niet’. Dat de mondhygiënist nu ook tandsteen mag verwijderen, wil niet zeggen dat de tandarts voortaan van tandsteen af moet blijven. “Het is geen welles-nietesverhaal, maar een verhaal met vrijheden,” vindt Van Drie. Daarom valt het tandartsen moeilijk te verwijten als zij liever zelf het grootste deel, of misschien wel alle behandelingen zelf blijven uitvoeren.

Dat sommige tandartsen bewust voor het laatste blijven kiezen, vindt Jerkovic wel opmerkelijk. “Men vergeet soms dat het overdragen van taken aan mondhygiënisten voor de tandarts juist zo positief is. Hij kan daarmee de routinetaken uitbesteden en houdt zo zijn handen vrij voor de meer complexe en interessante klussen.” De suggestie dat tandartsen het uitbesteden van taken in deze tijden van omzetdalingen als broodroof kunnen zien, wijst zij van de hand. “Er zijn meer dan genoeg patiënten en er blijft veel werk liggen.”

Aan de andere kant erkent Jerkovic dat het kortzichtig kan zijn om alleen tandartsen aan te spreken op de beperkte nieuwe werkzaamheden van mondhygiënisten in de praktijk. “Niet alle mondhygiënisten ambiëren de rol van poortwachter met alle bijkomende verantwoordelijkheden. Enkele van hen vinden het fijn om gedelegeerde werkzaamheden uit te voeren.” In die gevallen is de mondhygiënist allesbehalve ongelukkig met een beperkt takenpakket.

Frustratie

Dat de competentiestrijd in de praktijk desondanks gevoeld wordt, komt uit het proefschrift van Jerkovic duidelijk naar voren. Al zou je verwachten dat mondhygiënisten door hun toenemende aantal taken en verantwoordelijkheden steeds meer plezier in hun werk hebben, Jerkovic signaleerde juist het tegenovergestelde. Mondhygiënisten ervaren tegenwoordig veel druk en, hoe paradoxaal ook, een gebrek aan autonomie.

“Het is frustrerend als je in de opleiding mondzorgkunde een bepaalde rol aangeleerd krijgt, maar in de praktijk in een andere rol wordt gedwongen,” verklaart Jerkovic. “Het gaat dan vooral over de ‘nieuwe’ behandelopties van de mondhygiënist, zoals het behandelen van primaire cariës. Als je meer verantwoordelijkheden en autonomie verwacht, is het des te teleurstellender als de tandarts je weinig ruimte geeft.”

Jongbloed las deze resultaten destijds met enige verbazing. “Het onderzoek van Jerkovic was ietwat beperkt doordat zij zich richtte op jonge, net afgestudeerde mondhygiënisten, die hun positie nog moeilijk waar kunnen maken. Toch is dit een les voor de opleidingen mondzorgkunde: zet zelfstandige mensen in het beroepsveld, want ze krijgen met veel weerstand te maken. Je moet als mondhygiënist nog meer dan vroeger voor je plaats vechten, juist omdat die prominenter is geworden.”

Tegenover deze frustraties staat overigens dat Nederlandse mondhygiënisten (NVM-leden) extreem hoog scoren op de bevlogenheidsschaal, hoger dan de normgroepen (andere professionals) én hoger dan Nederlandse tandartsen (cf. Te Brake et al., 2007). Dat blijkt uit onderzoek van Buunk-Werkhoven et al., waarvan de samenvatting na het FDI 2013-congres wordt gepubliceerd in International Dental Journal.

Patiënt

Tot nu toe zijn de houding en de belangen van de verschillende beroepsgroepen aan de orde geweest. De vraag blijft welke constructie de kwaliteit van de mondzorg het beste waarborgt. Waarbij is de patiënt nu gebaat? Zit deze te wachten op een verregaande taakverdeling tussen mondzorgverleners, als deze tot gevolg heeft dat men steeds bij een andere behandelaar in de stoel zit?

Uit het rapport van het Capaciteitsorgaan (2012) blijkt dat de meeste patiënten een voorkeur hebben voor hun eigen tandarts als behandelaar, maar dat die voorkeur bij consumenten met ervaring met de mondhygiënist minder uitgesproken is dan bij de groep zonder ervaring. Dit geldt in het bijzonder voor eenvoudige tandheelkundige behandelingen en periodieke controles: juist de behandelingen die in de taakherschikking ter discussie staan.

“De patiënt is de grote winnaar van de beoogde taakherschikking,” benadrukt Jongbloed. “Natuurlijk is er een vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, maar de patiënt zal goed begrijpen dat sommige behandelingen gedelegeerd worden. Je krijgt je griepprik immers ook niet van de huisarts zelf. Het is een kwestie van wennen.”

Zou het voor het behandelresultaat alsnog het beste zijn als de tandarts zo veel mogelijk zelf doet? Jongbloed vindt stellig van niet. “Mondhygiënisten hebben in het algemeen meer kennis over preventieve mondzorg dan tandartsen. En dat niet alleen, zij zijn ook beter in staat om voor gedragsverandering te zorgen. De mondhygiënist heeft daar de communicatieve vaardigheden en interesses voor. Tandartsen richten zich meer op de technische kant, het repareren. De sociale kant, het zorgen voor gedragsverandering en het bevorderen van eigen verantwoordelijkheid bij de patiënt, dat is de sterke kant van de mondhygiënist.” aldus de NVM-voorzitter.

Jerkovic sluit zich hierbij aan. “Gedragsverandering is een vak apart. Het preventieve gedrag van een patiënt blijvend veranderen doe je niet in een halfuurtje. De mondhygiënist is daarin uitgebreider opgeleid. In de praktijk zie je dat tandartsen preventie vaak heel moeilijk vinden.” Mede daarom vindt Jerkovic het een goede zaak dat in steeds meer praktijken de patiënt om en om de tandarts en de mondhygiënist bezoekt.

Van Drie juicht het toe dat de mondhygiënist de tandarts ondersteunt, maar zet er vraagtekens bij dat de tandarts bepaalde vaardigheden minder goed beheerst. “Het verschilt per persoon hoe je iets van de opleiding en in de praktijk oppakt, maar aangezien ze er beide iets over leren, zou het niet zo moeten zijn dat de mondhygiënist bepaalde zaken beter kan,” aldus de vice-voorzitter van de NMT. Zij wijst erop dat het beeld van de communicatief sterke mondhygiënist er misschien mee te maken heeft dat een mondhygiënist vaker een vrouw is. Maar op dat punt vervaagt het onderscheid: steeds meer vrouwen zijn tandarts, en de opleiding mondzorgkunde telt ook veel mannelijke studenten. “Als de tandarts alleen op techniek gericht zou zijn en de mondhygiënist op de preventieve, sociale kant, zou dat juist pleiten voor de traditionele taakverdeling waarbij de tandarts het gehele curatieve deel blijft behandelen,” merkt Van Drie op.

Jeugd
Het is uiteindelijk de patiënt zelf die bepaalt of hij een bezoek brengt aan de mondhygiënist of niet, benadrukt Jongbloed. Zij vindt het jammer dat patiënten vaak te laat bij de mondhygiënist terechtkomen, als het curatieve stadium van bijvoorbeeld parodontitis al is aangebroken. De preventie, het terrein van de mondhygiënist, is dan al mislukt. Daarom begint de taak van de mondhygiënist eerder, veel eerder zelfs. “Iedereen zou bij de mondhygiënist moeten komen, te beginnen met de jeugd,” stelt Jongbloed. Diverse onderzoeken geven immers aan dat het niet goed gesteld is met jonge gebitten, vooral in de lagere sociale milieus. “Daar is het meeste te winnen. Want ook voor het gebit geldt dat een goede basis zich later terugbetaalt.”

“Cariës, parodontitis en gingivitis zijn de belangrijkste mondaandoeningen,” gaat Jongbloed verder. “Ze zijn eenvoudig te voorkomen, maar komen toch ontzettend veel voor. Je kunt niet volstaan met een keertje zeggen dat de patiënt moet poetsen en een foldertje uitdelen. Je moet de patiënt leren poetsen, het belang van een gezonde mond benadrukken, ook in relatie tot diens algemene gezondheid, en erop toezien dat het gedrag verandert.”

Alles onder één dak

Bij de onderhandelingen en evaluaties rond de taakherschikking komen de diverse belangengroepen elkaar regelmatig tegen. Aan de ene kant is er de overheid, aan de andere kant beroepsverenigingen als de NMT, ANT en NVM. De standpunten lopen regelmatig uiteen.

“De overheid heeft zich al lange tijd en door diverse kabinetten heen hard gemaakt voor een groeiende rol van de mondhygiënist, zeker vergeleken met de rest van Europa,” constateert Jongbloed. “Daar is de NVM dankbaar in meegegaan. Minister Schippers zet al jaren in op taakherschikking, op alle fronten en voor de hele gezondheidszorg.”

Van Drie zet deze overheidsvisie in perspectief, door te benadrukken dat deze pas te verwezenlijken is als er meer mondhygiënisten komen. “Tot die tijd zullen tandartsen het leeuwendeel van de mondzorg voor hun rekening nemen, ook al zouden ze graag meer met mondhygiënisten samenwerken. Zeker in dorpen buiten de Randstad is er vaak geen sprake van dat een mondhygiënist zich bij een tandartspraktijk kan aansluiten.”

Behalve de ‘regierol’ en de standpunten over de preventieassistent zijn ook de pleidooien van de NMT voor ‘alles onder één dak’ een verschil van mening met de NVM. “Het is natuurlijk wel zo makkelijk om dichtbij elkaar te zitten, maar als je de dossiers goed bijhoudt maakt het eigenlijk weinig uit,” relativeert Jongbloed. Van Drie ziet echter allerlei voordelen. “De mondhygiënist heeft geen overzicht over het hele veld en het dossier kan maar op één plaats liggen: bij de tandarts. Dus je zult nauw met de tandarts in contact moeten blijven en hoe korter de lijnen dan zijn, hoe beter. Bovendien, als er geboord wordt en de cariës blijkt dieper te zijn, dan is het fijn als er een tandarts in de buurt is om de patiënt verder te behandelen. En stel als een mondhygiënist anesthesie geeft en er treedt een complicatie op, wat dan? Zij heeft geen receptbevoegdheid, de tandarts wel.”

Toekomst

De komende jaren zal het teamconcept in de mondzorg centraal staan, denkt Van Drie. “Het vormen van een goed behandelteam onder één dak, waarbij ieder kan doen wat past bij zijn eigen opleiding, bevoegdheid en bekwaamheid.” Samenwerken zal daarbij het sleutelwoord zijn, niet alleen met andere mondzorgverleners, maar met het oog op de vergrijzing ook met bijvoorbeeld medewerkers in de thuiszorg. Dat een oudere generatie tandartsen afscheid neemt en wordt vervangen door een nieuwe lichting die meer gewend is aan mondzorg in teamverband, zal de ontwikkelingen alleen maar versterken. Van Drie: “In zo’n team is de patiënt het beste af. Samenwerken houdt je scherp en is bovendien hartstikke leuk, wat voor de patiënt merkbaar is.”

Ook Jerkovic heeft hoge verwachtingen van de bereidheid tot het verdelen van taken door de nieuwe generatie tandartsen. Bovendien zal de bekendheid met het fenomeen mondhygiënist toenemen bij tandartsen én patiënten en zal men ook gewend raken aan de nieuwe bekwaamheden van deze behandelaar.

Jongbloed hoopt van harte dat er meer mondhygiënisten opgeleid zullen worden, zodat de toekomstvisies op de inzet van de mondhygiënist in de mondzorg dichterbij komen. Zo kunnen tandartsen ontlast worden en zich meer op de ‘hogere tandheelkunde’ richten. Daarnaast hoopt zij dat de mondzorg voor de jeugd in de basisverzekering zal worden ondergebracht bij de mondhygiënist, al ziet Jongbloed in dat dit mondhygiënisten veel extra werk zal bezorgen. Verder verwacht zij dat de komende jaren de opdracht voor voorbehouden handelingen geschrapt zal worden, zodat de mondhygiënist een geheel zelfstandige beroepsbeoefenaar wordt. Maar gezien de nadruk van de NMT op de regierol van de tandarts is het laatste woord daarover nog lang niet gesproken.

Reageren op dit artikel? Laat hieronder uw mening achter!
 

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement