Na een meer dan 45-jarige carrière in wetenschap en bestuur bij de UvA, de VU en het samenwerkingsverband ACTA nam prof. dr. Albert Feilzer op vrijdag 20 juni met het college, getiteld ‘Tandheelkundige Praktijk en Wetenschap; veranderen als constante’ afscheid van de universiteit. Voorafgaand aan dat college blikte Dental Tribune met hem terug op zijn lange carrière en op het werk dat hij nu nog doet voor de SER en het Ivoren Kruis. Met die laatste organisatie wil hij de ziekte cariës de wereld uit krijgen.
Het valt niet mee om prof. dr. Albert Feilzer in een interviewgareel te krijgen. Als ik hem vraag om met mij terug te blikken op zijn meer dan 45-jarige officiële carrière, stel ik dat hij vast nog wel actief zal blijven. Feilzer, die er relaxt bij zit en rustig de tijd voor het gesprek lijkt te hebben genomen, haakt daar direct op in. Hij zegt over een aantal dagen voor twaalf dagen te vertrekken voor een conferentie in Genève van de International Labour Organization die moet leiden toe een verdrag of standaard voor biologische veiligheid van personeel. Feilzer vertegenwoordigt hierbij de Nederlandse vakbonden. Dat past bij zijn werkzaamheden die hij namens de vakcentrale voor professionals doet in de SER-Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek, die over gevaarlijke stoffen gaat. Als wetenschapper en hoogleraar materiaalkunde heeft hij hierover veel kennis opgebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over bijwerkingen van vullingen of over het mengen van Methylmethacrylaat (MMA) als poedervloeistof wat tandartsen regelmatig doen. Bij het openen van een flesje is de concentratie al hoger dan is toegestaan in je praktijk, geeft Feilzer aan.
De conferentie richt zich op het opstellen van een internationale conventie over preventie en bescherming tegen biologische gevaren in de werkomgeving: wanneer moeten persoonlijke beschermingsmaatregelen getroffen worden en wat zijn de taken en verplichtingen hierin van werkgever, werknemer en overheid. “Niet veel mensen hebben verstand van deze materie in combinatie met een soort sensor voor hoe je dit in tripartiet overleg moet aanpakken. Daarom ben ik ervoor gevraagd,” vermoedt Feilzer.
Allergieën
Het uitstapje naar Genève doet hem denken aan het verwijsspreekuur over omgaan met bijwerkingen dat hij in 2007 startte. Feilzer: “Dat is ontstaan uit de vraag van een patiënt die op advies van een of andere alternatieve genezer zijn amalgaamvullingen wilde laten verwijderen, iets waarvoor zijn tandarts niets voelde. Bij weigering had de tandarts een verstoorde relatie met zijn patiënt, maar bij toegeven zou hij impliciet de alternatieve diagnostiek erkennen. Wanneer het dan niet werkt, is de tandarts toch verantwoordelijk. Door zich te verschuilen achter mij als expert, kon de relatie behouden blijven. In dat soort gevallen blijkt er later toch sprake te zijn van een onderliggende oorzaak als bijvoorbeeld een allergie voor nikkel of goud.”
Ervaringen als deze hebben veel invloed gehad op zijn onderzoek. Als wetenschapper heeft Feilzer zich veel beziggehouden met onderzoek naar allergieën voor in de mond verwerkte metalen, bijvoorbeeld palladium, nikkel, kwik, zilver en goud. Zijn ervaring is dat bijvoorbeeld heel veel vrouwen die problemen met borstimplantaten ervaren ook allergisch reageren op kunststoffen in de mond. Mogelijk leidt hun verstoorde immuunsysteem sneller tot ontwikkeling van allergische reacties op andere stoffen. Ze verdragen dan soms niet eens een orthodontisch spalkje dat 8-14% nikkel bevat. Momenteel is een van de grootste problemen van met name voor vrouwen een allergie voor hydroxymethylacrylaat (HEMA) in nagelgel, waardoor ze bijna geen tandheelkundige behandeling meer verdragen. Feilzer heeft daarover al eens een artikel geschreven voor Beauty Journal, maar tot zijn leedwezen moet hij constateren dat de influencers die commentaar geven over dit onderwerp meer invloed hebben dan hij als wetenschapper.
Reizen
Zijn bezoek aan Genève doet Feilzer ook denken aan de vele reizen die hij in zijn werk in binnen- en buitenland heeft kunnen maken. “Ik heb reizen altijd gezien als een enorme toegevoegde waarde. Je komt op plekken waar je anders niet zou komen, het is heel stimulerend om allerlei mensen fysiek te ontmoeten en het verbreedt je inzichten.” Tot zijn spijt mag er van universiteiten steeds minder worden gereisd en moet het allemaal online. De universiteit, die als werkgever moet concurreren met inkomens in vrijgevestigde praktijken staat daardoor voor de grote uitdaging om andere manieren te vinden om aantrekkelijk te blijven voor tandarts-docenten en -wetenschappers.
Vervolgens noemt Feilzer dat hij na zijn officiële carrière nog druk bezig is als voorzitter van het Ivoren Kruis. Daar komen we verderop op terug.
Was tandarts-zijn niet genoeg voor je?
Als student deed ik al onderzoek bij materiaalkunde en zo ben ik daar gebleven. Ik wilde graag een academische carrière, maar dat kon bij de UvA alleen als je een eigen praktijk had en klinisch werkte, want de mogelijkheid daartoe was er aan de universiteit te weinig. Ik ben in 1982 afgestudeerd als tandarts, mijn vrouw in 1984. Samen met haar heb ik een eigen praktijk gehad. We zijn beiden ook gepromoveerd, op dezelfde dag zelfs, zij bij de VU en ik bij de UvA. De eerste jaren in mijn praktijk heb ik dus gecombineerd met academisch werk. Na zestien jaar merkte ik dat ik niet allebei helemaal goed kon doen. Ik kreeg toen de kans om fulltime directeur Zorg bij ACTA te worden. Een jaar later werd ik bijzonder hoogleraar voor de KNMT en weer een jaar later parttime bijzonder hoogleraar bij de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Het bijzonder hoogleraarschap van de KNMT heb ik te danken aan mijn bijdrage aan het tot stand komen van Internationale ISO-standaarden rond technologische ontwikkelingen voor onder meer de amalgaamafscheider, de waterkwaliteit van tandheelkundige units en het schoonmaken en steriliseren met hand- en hoekstukreinigers. Door in de Internationale Standaardorganisatie (ISO) te participeren, hebben we als KNMT heel veel problemen bij de industrie kunnen neerleggen. Zo kwamen er oplossingen waarmee tandartspraktijk grote professionaliseringsstappen hebben kunnen maken.
En waarom ben je decaan bij ACTA geworden?
Dat was veel verder in mijn carrière. Ik was toen al van bijzonder hoogleraar gewoon hoogleraar geworden. ACTA zocht een paar jaar voor de verhuizing naar de nieuwbouw op de Zuidas een nieuwe decaan. Ik solliciteerde niet, omdat ik vond dat er iemand van buiten moest komen. Na een jaar was er nog niemand gevonden. Met een headhunter had ik in die tijd een gesprek voor een andere vacature bij ACTA. Die vroeg me toen alsnog te solliciteren voor de functie van decaan. Na een heel kort gesprek ben ik toen tegen ieders verwachting in aangenomen. Er moesten veel logistieke en financiële problemen opgelost worden. Ik vond dat ik niet langs de kant kon blijven staan terwijl ik zag dat het misging. Als decaan moet je het dan zelf doen en is het jouw eigen schuld als het niet goed gaat. Ik heb toen die verantwoordelijkheid willen nemen. Dat werd een heel hectische eerste tijd. In de oudbouw waren er bijvoorbeeld 300 wachtkamerplekken voor 250 stoelen, terwijl er in de nieuwbouw maar 90 wachtkamerplekken waren. De inrichting en de logistiek van instrumenten en verbruiksmaterialen, en de logistiek van het sterilisatieproces moesten ook nog helemaal geregeld worden. Het had tot gevolg dat het ongeveer mijn hele eerste termijn van vijf jaar heeft gekost voordat ik aan andere vernieuwingen kon beginnen. De huurkosten op de huidige locatie zijn heel hoog, ACTA kan dat eigenlijk niet aan omdat de financiering van de klinische opleiding ook onderdeel uitmaakt van de toelage die universiteiten van het ministerie van Onderwijs en Wetenschap krijgen. Voor artsen wordt de gehele klinische opleiding, die pas tijdens de specialistenopleiding plaatsvindt, veel ruimer door het ministerie van VWS gefinancierd.
Ondernemend en verantwoordelijkheid nemen, typeert dat je?
Ja, maar ook wel opofferingsgezind, want met het decanaat heb ik tien jaar van mijn academische carrière gewoon moeten opgegeven. Dat vond ik wel jammer, hoewel ik het decanaat ook leuk vond. Toch is het wel grappig dat ik desondanks tot op dit moment 33 promovendi heb gehad, van wie 28 tandartsen en 2 tandtechnici, terwijl er nu studenten vanuit veel andere wetenschappelijke disciplines bij tandheelkunde promoveren.
Wat betekent ‘verandering als constante’ in de titel van je afscheidscollege?
Dat gaat over alle inhoudelijke en maatschappelijke veranderingen. Mijn promotieonderzoek deed ik bijvoorbeeld nog op een x-y recorder, waarmee je ongeveer een gemiddelde kon tekenen en alle grafiekjes voor een publicatie met de hand moest maken. Nu werken we natuurlijk met de computer en kosten dit soort zaken veel minder tijd. In de adhesieve tandheelkunde is de opkomst van composiet ter vervanging van amalgaam een enorme paradigmashift geweest: van extension for prevention, naar minimaal invasief. Dat vergt heel anders denken. Er kwamen nieuwe tandkleurige materialen, die een heel nieuw gebied van esthetische tandheelkunde hebben doen ontstaan en implantaten waardoor men veel meer prothetische mogelijkheden kreeg. Taakdelegatie kwam er met de Wet BIG in de jaren negentig. Infectiepreventie is heel belangrijk geworden. Ik ben opgeleid zonder te werken met handschoenen, mondmasker of spatbril. Het doorspoelen van units en steriliseren van materialen hoort er nu gewoon bij. Wat ik wel heel jammer vind, is dat tandtechniek uit het onderwijs is verdwenen, waarmee veel kennis verloren is gegaan.
Dat klinkt wat dubbel over verandering…
Het kan beter worden als je je bewust bent van wat je vervangt. Met tandtechniek in de opleiding leerde de tandarts heel veel dingen zelf maken. Nu is alles wat een tandarts aan tandtechniek krijgt bijna iets magisch. Een tandarts kent de materialen niet meer, terwijl het nog steeds essentieel is dat hij weet welke materialen hij gebruikt, welke stoffen erin zitten, hoe het product verhardt en hoe hijzelf invloed heeft op het proces van halfproduct naar eindproduct. De producten zijn meestal wel goed, maar de tandarts is by far de zwakste schakel in de kwaliteit van het eindproduct.
Is de tandarts van nu niet een stuk beter dan die van veertig jaar geleden?
Ik denk het niet. Een gouden kroon blijft nog steeds top of the bill voor wat aansluiting en duurzaamheid betreft. Het is nu allemaal witter dan wit. Digitaal is een ander productieproces, iets constanter van kwaliteit, maar het tipt nog niet aan de echt manueel en technisch begaafde tandartsen van vroeger.
Maar de tandheelkunde als geheel is in veertig toch wel beter geworden?
Wat is beter? We kunnen implantaten leveren. Dat is de holy grail geworden, geen ouderwetse bruggen meer, terwijl er een tsunamí van peri-implantitis op ons afkomt. Als 5% van de implantaten daardoor misgaat, moet je vaak op hogere leeftijd chirurgie doen. Kronen, bruggen en protheses op implantaten hebben veel meer onderhoud nodig dan een werkstuk op natuurlijke tanden. Paro is eigenlijk nog steeds niet veel verbeterd. We blijven mensen gek maken met schoonmaken, schoonmaken… en we komen er langzaam achter dat de patiënt er niet zoveel aan kan doen. Net als bij cariës. Veel mondzorgverleners vertellen patiënten niet dat cariës een ziekte is die blijft. De illusie is dat als je vult, je niet meer ziek bent. Uiteindelijk lijkt het erop dat voeding het meest bepalend is voor de vraag of je gaatjes krijgt of niet.
Is er in de zorg zelf te weinig bewustzijn dat cariës een ziekte is?
Ja, en dat geldt ook voor het onderzoek. We doen heel veel onderzoek naar parodontitis en de invloed ervan op de algemene gezondheid. Ik snap dat niet, want volgens mij is ontstoken tandvlees ook algemeen ongezond. Wat is dan iemands algemene gezondheid? Je plaatst je met dergelijke statements in een underdogpositie, zo van: horen wij er toch eigenlijk ook bij? In plaats van uit kracht te reageren. Je moet zoeken naar de oorzaak van ziekten, want die leidt je naar echte preventie en genezing. De echte ziekte is waarschijnlijk dat met de leeftijd de immunologische afweer van de creviculaire vloeistof die door je pockets naar buiten komt vermindert, waardoor daar andere beestjes kunnen gaan leven. Cariës is een ziekte waar de tandplak pathologisch wordt. Speeksel speelt hierin een belangrijke rol; dat bevat ook immunologische afweerstoffen. Als je veel suiker eet, beïnvloedt dat niet alleen de tandplak maar ook je immuunsysteem en mogelijk ook de immunologische afweer van het speeksel. We moeten dieper graven om die ziektes echt te gaan begrijpen. Dat is de reden dat ik nu met het Ivoren Kruis een fonds heb opgezet om onderzoek te stimuleren om cariës de wereld uit te krijgen. Waarom doen we niet veel meer gericht onderzoek naar cariës, de meest voorkomende, niet-overdraagbare, niet-besmettelijke ziekte ter wereld? Dat stelt de WHO. De tandarts zou cariës ook als ziekte moeten verkopen, maar doet dat nu te weinig.
Wordt de zoektocht naar de oorzaak dan te weinig meegenomen?
Ik denk het wel. Bij orale biochemie bij ACTA wordt liever gezocht naar kunstspeeksel voor het verhelpen van een droge mond dan naar wat in speeksel cariës kan voorkomen. De geneeskunde is te veel op zoek naar symptomen en vervolgens genezen. Maar schade aan je tanden kun je niet genezen.
Waarom ben je voorzitter van het Ivoren Kruis geworden en blijf je dat voorlopig nog doen?
Hoe langer je in het vak zit, hoe beter je ziet dat we weliswaar duurzame hulpmiddelen in de mond hebben die soms wel dertig of veertig jaar meegaan, maar dat dit niet voor levenslang is. Ik denk dat de mens langer meegaat dan zijn tanden kunnen hebben. Ook bij het Ivoren Kruis wil ik me nog graag inzetten tegen cariës en andere mondziekten. Dat doe ik nog minimaal 2,5 jaar; dan heb ik er drie termijnen als bestuurder op zitten.
Het Ivoren Kruis zet ook al 115 jaar in op preventie. Maar dat heeft dan kennelijk te weinig opgeleverd?
In Nederland hebben we gedurende de laatste vijftig jaar van de vorige eeuw heel veel bereikt met leren poetsen en fluoridetandpasta. We hebben tegenwoordig in Nederland een andere voedsel- en zorgcultuur waardoor cariës weer wat toeneemt. De voedselindustrie verkoopt gewoon ongezond eten. De armsten eten het slechtst en vertonen het slechtste gedrag. En dan denken we ze met motivational interviewing tot ander gedrag te kunnen bewegen. Ook als je goed poetst, is het moeilijk om je gebit gezond te houden. We zitten in een te complexe samenleving waarin je er met gedragsverandering niet meer komt en je andere, hardere middelen nodig hebt. We moeten nieuwe wegen gaan vinden, bijvoorbeeld een suikertaks. Maar eigenlijk missen we de ozempic pil tegen cariës.
Geeft dat als voorvechter van cariës de wereld uit niet een wat machteloos gevoel?
We begrijpen onvoldoende wat in het speeksel aan eiwitten zit, waardoor de een eerder cariës krijgt dan de ander. Daar moeten we naar gaan zoeken. Als we die vinden, kunnen we mogelijk de juiste stoffen toevoegen aan tandpasta. We moeten oplossingen zoeken in samenwerking met bijvoorbeeld de verenigingen voor obesitas en diabetes. Het bewustzijn sluimert wel. Ik ben niet fatalistisch, maar ik erken dat het een flinke uitdaging is.
Wanneer is cariës de wereld uit?
Daar heb je twintig tot dertig jaar voor nodig. Het duurt ontzettend lang voordat veranderingen gemeengoed worden. We moeten nu de juiste onderzoeksrichting initiëren.
Wat heb je in veertig jaar zelf als belangrijkste veranderd in de tandheelkunde?
Mijn promotieonderzoek wordt nog steeds veel geciteerd, omdat het uitlegt hoe je met krimpen van witte vullingen moet omgaan. Dat vind ik niet een heel belangrijke bijdrage. Mijn belangrijkste onderzoek is nog steeds het belang van bijwerkingen van vulmaterialen. Ik heb veel promovendi mogen begeleiden naar een andere vorm van academisch denken en wetenschap bedrijven. In het onderwijs vind ik het belangrijkste dat je mensen helpt groeien. Ik ben best wel laat in mijn carrière echt het belang van preventie gaan inzien. ACTA heeft, hoewel relatief klein, tot een belangrijk instituut in de wereld kunnen uitgroeien. Financieel is ACTA wel kwetsbaar. Wat me onvoldoende is gelukt, is bij ACTA tegen de stroom oproeien om meer naar de essentie van de ziekten die we behandelen te gaan zoeken.
Het meest trots ben ik dat ik met ACTA en de KNMT heb meegeholpen om het richtlijneninstituut KIMO op te richten. Evidence based praktijkrichtlijnen zijn essentieel om tandheelkundige zorg te verzekeren, want die verbinden een ziekte en diagnose aan een indicatie. Zonder richtlijnen krijg je cowboygedrag en krijgen mensen kronen waar dat niet nodig is. Ik heb mijn bijdrage daaraan kunnen leveren vanuit mijn bestuurlijke power en mijn inzicht in het veld. Door mijn carrière loopt de draad van tandarts zijn, academicus, hoogleraar, onderzoeker en maatschappelijk betrokken zijn in het veld, de KNMT en het Ivoren Kruis. Ik denk niet dat er een kopie van mij te vinden is.
Cv prof. dr. Albert Feilzer
Prof. dr. A. (Albert) Feilzer studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Van 1982 tot 1998 combineerde hij zijn werk als algemeen practicus in een eigen groepspraktijk met dat van wetenschappelijk medewerker aan de UvA en ACTA. In 1989 promoveerde hij met het proefschrift Polymerization Shrinkage Stress in Dental Composite Resin Restorations; an in-vitro investigatio. Van 1998 tot 2001 was hij directeur Zorg van ACTA en daarnaast wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Tandheelkundige Materiaalwetenschappen. In 1999 werd hij namens de KNMT bijzonder hoogleraar ‘Kwaliteit van tandheelkundige materialen, instrumenten en technieken’. In 2003 werd deze leerstoel omgezet in een gewoon hoogleraarschap in de Tandheelkundige Materiaalwetenschappen. Van 2001 tot 2007 was Feilzer tevens bijzonder hoogleraar ‘Standaardisatie en Normalisatie’ bij de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
In 2008 tot 2009 was hij voorzitter van de ACTA-afdeling Functieleer en Restauratieve Tandheelkunde. Van 2009 tot 2019 was hij decaan bij ACTA en werd zijn leerstoel omgezet in Algemene Tandheelkunde bij de UvA en VU. Na die periode werkte hij als gewoon hoogleraar en werd hij interim-voorzitter van de afdeling Restauratieve en Reconstructieve Mondzorg.
Zijn belangrijkste nevenfunctie – sinds 2015 tot heden – is het lidmaatschap van de Commissie Grenswaarden van de Sociaal Economische Raad (SER) en het Capaciteitsorgaan Mondzorg.
Sinds 2018 is Feilzer bestuurslid van het Ivoren Kruis. In 2022 werd hij voorzitter van het bestuur.
HONG KONG/LEIPZIG – Shofu, een Japanse fabrikant van tandheelkundige materialen, verplaatst zijn managementkader naar Europa. Tijdens de IDS in Keulen...
ALMERE – Op vrijdag 22 en zaterdag 23 april organiseert Henry Schein Dental het traditionele Dental Event, dit jaar onder het motto “Samen ...
Ondernemerschap hoort bij een mondzorgpraktijk. Maar tandartsen en mondhygiënisten worden daar tijdens hun studie beperkt in geschoold. Hoe word je een ...
Eind december kwam het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) met de nieuwe klinische praktijkrichtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die ...
HOOFDDORP – Tandheelkundig bedrijf Ivoclar besteedt in een podcast en een masterclass aandacht aan de relatie tussen mondgezondheid en algemene ...
AMSTERDAM – Ondernemers moeten btw betalen voor tandheelkundige cosmetische ingrepen. Dat oordeelde het gerechtshof Amsterdam in december bij een ...
Met Orange Health loopt een van de omvangrijkste onderzoeksprogramma’s in de Nederlandse mondzorg. De zeven universiteiten en hogescholen doen met ...
De mondhygiënist is de uitgelezen persoon om een leidende rol te pakken in de verbetering van mondzorg bij ouderen. Niet alleen bij zorg aan stoel of bed,...
DURHAM, N.C., VS ‒ Het fluorideren van water in de VS om tandcariës te voorkomen wordt door het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention ...
UTRECHT – Voor mensen die niet zo goed Nederlands kunnen lezen, heeft de KNMT de folder ‘Hoe zorg je voor gezonde tanden en kiezen?’ ...
Live webinar
do. 10 juli 2025
2:00 (CET) Amsterdam
Dr. Zeeshan Sheikh Dip.Dh, BDS MSc, M.Perio, PhD, FRCDC, Dip-ABP
Live webinar
di. 15 juli 2025
9:00 (CET) Amsterdam
Prof. Dr. Tiziano Testori MD DDS FICD, Prof. Giovanni Felisati
Live webinar
vr. 18 juli 2025
1:30 (CET) Amsterdam
Dr. Ryan Vahdani DDS, MHA, MAGD* (Master of Academy of general Dentistry)
Live webinar
ma. 28 juli 2025
6:30 (CET) Amsterdam
Live webinar
do. 31 juli 2025
1:00 (CET) Amsterdam
Live webinar
wo. 6 augustus 2025
8:00 (CET) Amsterdam
To post a reply please login or register