DT News - Netherlands - “Ze liepen van heinde en verre naar de hoofdstad voor hulp”

Search Dental Tribune

Imelda van de Wardt

Imelda van de Wardt

di. 11 augustus 2020

Bewaar

Jaarlijks reizen Nederlandse mondzorgprofessionals af naar ontwikkelingslanden om ondersteuning te bieden in de vorm van noodhulp en preventie. Dit blijkt noodzakelijk, aangezien veel lokale inwoners met ernstige mondgezondheidsproblemen kampen en dentale zorg slechts beperkt toegankelijk is. Tandartsen Madelyn Penders, Vivian Trommelen en Mark van de Ven, allen werkzaam bij Clinias Breda, deden meermaals vrijwilligerswerk in derdewereldlanden. Zo reisde Penders af naar Tanzania en Bangladesh, ging Trommelen tweemaal naar Gambia en heeft Van de Ven drie keer in Indonesië gewerkt. Welke mondgezondheidsproblemen troffen ze aan? En welke kennis en vaardigheden hebben ze opgedaan? Dental Tribune sprak met hen.

Welke indruk heeft het vrijwilligerswerk op jullie achtergelaten?
Trommelen: ‘Wat zijn wij Nederlanders verwend en egoïstisch’. In Nederland is alles goed geregeld. Patiënten worden hier binnen een dag van de pijn afgeholpen, terwijl inwoners in derdewereldlanden vaak al geruime tijd met pijnklachten rondlopen. De wachtrij voor dentale hulp was in Gambia soms zo lang dat mensen na een dag wachten niet aan de beurt kwamen en de volgende dag opnieuw achteraan moesten sluiten. Desondanks waren mensen ons altijd ontzettend dankbaar. Zo wilde een klein meisje mij na extractie van haar melkkies als bedankje haar ring geven. In Nederland zijn mensen vaak minder dankbaar voor de hulp die je ze biedt. Ik vind het mooi dat je mensen die niks hebben en geen medische zorg kennen, kunt helpen.
Penders: In Tanzania is het ook wie het eerst komt, wie het eerst maalt. In het ziekenhuis waar ik werkte was het de ene dag superdruk en de andere dag had je niets te doen.
Van de Ven: Je wordt echt met je neus op de feiten gedrukt. Wij vinden het bijvoorbeeld logisch dat er water uit de kraan komt, maar zo logisch is dat niet overal. In veel derdewereldlanden moeten mensen een halve dagtocht ondernemen om ergens een glaasje water vandaan te kunnen toveren. En vaak is dat water nog bruin ook.
Penders: In Tanzania moesten patiënten zelf een bekertje water meenemen om tijdens het boren te kunnen spoelen. Er waren wel flesjes water te koop in het ziekenhuis, maar veel mensen konden dat niet betalen.

Hoe verschillen de mondzorgproblemen in vergelijking met Nederland?
Penders: De casussen waren over het algemeen extremer.
Van de Ven: Ik heb in Indonesië veel jonge kinderen met rotte molaren gezien. Dat komt door meerdere factoren. Zo wordt er slecht of niet gepoetst, is mondzorg vaak niet direct beschikbaar en ligt de frequentie van suikerconsumptie vele malen hoger. Suiker is goedkoop en je kunt het op iedere hoek van de straat krijgen.
Penders: In Bangladesh zaten we intern op een boot en gingen we naar verschillende locaties. We kwamen op plaatsen waar mensen überhaupt nooit een arts hadden gezien. Die mensen aten de hele dag suikerriet, aangezien het daar groeide en dus gratis was. Ook werd er vaak op een betelnoot – het zaad van de betelpalm waar je van gaat hallucineren - gekauwd om honger te stillen. Dit zorgt voor veel tandplaque en een zwarte laag tandsteen.
Trommelen: De meeste mensen denken dat suiker energie geeft en zijn zich niet bewust van het feit dat het slecht voor de mondgezondheid is. Een tandenborstel is een luxeproduct en daar hebben ze geen geld voor. Ook tandpasta kennen ze vaak niet.

Welke kennis en vaardigheden heeft het werk in ontwikkelingslanden jullie opgeleverd?
Trommelen: Mijn extractieskills zijn beter geworden.
Penders: In Nederland sturen we patiënten met aangedane verstandskiezen en moeilijk liggende molaren vaak door naar de MKA-chirurg. De tandartsen in zowel Tanzania als Bangladesh waren zo ingenieus en handig met zo weinig middelen. Ik had heel goede tandartsen om me heen, maar het ontbrak ze aan de juiste materialen. Het instrumentarium kwam voornamelijk uit Nederland en was vaak versleten, verbogen of kapot. Je leert dus roeien met die riemen die je hebt. Ook leer je anders met casussen omgaan. In Nederland maak je een behandelplan, maar dat is hier geen optie. Welke zorg is passend, ervan uitgaande dat de patiënt hierna geen tandarts meer ziet? Extraheer je het element of juist niet?
Van de Ven: Je wordt creatiever. Bij sommige kinderen is het moeilijk om te verdoven. Daarom hield ik een koud watje tegen het tandvlees bij kleine ingrepen, zoals de extractie van een melktand. Dat doe ik hier in de praktijk ook weleens. Veel kinderen twijfelen na de extractie of ze moeten huilen. Als je die twijfel ziet, weet je eigenlijk al dat je goed zit. Ook is het een handige truc om een watje koud te maken en dan meteen te verdoven, aangezien kinderen het prikje dan niet voelen. Dat is veel handiger dan zalf, die niet altijd werkt.

Vanuit welke ruimte behandelden jullie?
Trommelen: Soms was het een schoollokaal en soms in de tuin onder een boom. Er was vaak geen vaste behandelruimte. Alleen noodzakelijke materialen om te behandelen namen we dagelijks met ons mee.
Penders: Ik had beide keren wel een tandartsruimte tot mijn beschikking. In zowel het ziekenhuis in Tanzania als op de boot in Bangladesh had ik de beschikking over een tandartskamer met een krakkemikkige stoel. Ook zijn we langs een aantal weeshuizen en scholen gegaan en dan doe je het met wat je daar hebt. Ons werd wel gevraagd om bijvoorbeeld mondkapjes en handschoenen mee te nemen. Vooral in Tanzania waren die heel schaars. Tandartsen behandelden alle patiënten met dezelfde handschoenen, omdat er gewoon te weinig waren.
Van de Ven: Ik werkte voornamelijk in klaslokalen. We namen zelf veel spullen mee, zoals een aggregaat en compressor. Meestal stonden er drie massagestretchers met lakens eroverheen, die als behandelstoelen dienden. Er was een kleine unit met een meerfunctiespuit waar lucht en water uitkwam, een kleine compressor en een aggregaat. Ook stond er een tafel met instrumentarium dat in de loop der jaren in Nederland was verzameld.

Op welke manier droegen jullie bij aan het verbeteren van de mondgezondheid?
Penders: Je hebt heel goede tandartsen in Tanzania, maar die zijn niet te betalen. Het ziekenhuis waar ik werkte, was van de overheid. Inwoners konden daar voor een paar centen terecht. Als ze kiespijn hadden, kwamen ze van heinde en verre naar de hoofdstad gelopen voor hulp. Wij hielpen mensen alleen van de pijn af. Dus we vroegen in het Swahili waar ze pijn hadden en als patiënten twee of drie pijnlijke kiezen hadden, moesten ze kiezen welke kies geëxtraheerd zou worden. Ze kregen namelijk maar één kies vergoed.
Van de Ven: De eerste keer dat ik naar Indonesië ging, heb ik voornamelijk noodhulp verleend in de vorm van extracties. De tweede en derde keer lag de focus op preventie en hield ik me bezig met sealen en het plaatsen van kleine vullingen. Dat was ook wel de trend die in de afgelopen vijftien jaar is ingezet. We deelden tandenborstels uit, kinderen kregen poetsles, we deden snelle controles en behandelden de grootste pijnpunten. We voerden met ons team van zes tot acht personen op die behandelunits tussen de drie- en vierhonderd basale behandelingen per week uit. Met simpele ingrepen kun je veel bereiken.
Penders: In Tanzania gaf je een tandenborstel aan een klein kindje en ze dacht dat het een zwaardje was, omdat ze het nog nooit had gezien. En als we hier een tandenborstel aan een kind geven, gooien ze die het liefst in de hoek, want het is geen speeltje.

Welke casus heeft de meeste indruk gemaakt?
Penders: Als Bengalezen water gaan halen bij de waterput, wassen ze hun handen goed met zeep. Als ze vervolgens aan de waterput zitten, glijden ze nog weleens uit. Voor jonge meisjes die uitgehuwelijkt moeten worden, is dit problematisch. Als hun voortanden beschadigen, zijn ze een schande voor de familie en kunnen ze niet meer trouwen. Als je die tand restaureert, red je een hele familie. De hele familie was je dan dankbaar. Dat vond ik wel bizar. Normaal zou je zeggen: het is niet basaal, dus als er een stukje af is maakt dat niet zoveel uit. Maar daar was dat heel erg belangrijk.
Van de Ven: Ik heb een klein jongetje met ernstige cariës in zijn voortanden behandeld. Twee jaar later keerde ik terug en zag ik hetzelfde kind toevallig weer. Alles zat nog redelijk goed. Er was slechts een klein stukje van de vulling afgebroken, dus dat heb ik hersteld. Maar het jongetje kon weer normaal lachen en werd niet meer uitgelachen op straat. Het is leuk als je ziet dat de vullingen twee jaar later nog steeds in goede staat zijn. Dat betekent dat hij iets begrepen heeft van preventie.
Trommelen: Met name de kinderen hebben op mij veel indruk gemaakt. De meesten wilden niet behandeld worden, maar moesten van hun ouders. Ze dwingen je bijna om de behandeling uit te voeren. Dat gegil van kinderen ging soms door merg en been. Dan is het verstand op nul en gewoon doen, omdat je weet dat de volgende hulp weer weken of maanden kan duren.
Penders: Dat vond ik ook. De ouders houden zelf de handen en voeten van de kinderen vast. Ik had van tevoren wel Swahilicursussen gevolgd, maar een kind troosten kun je pas als je het vloeiend spreekt.

Wat zijn valkuilen bij het verlenen van dentale hulp in ontwikkelingslanden?
Trommelen: Je moet accepteren dat je niet alles kunt doen. Je kunt slechts noodhulp bieden.
Van de Ven: Je kunt geen behandelplan maken voor de lange termijn. Je moet in het hier en nu denken: wat kan ik doen om de patiënt nu van de klachten af te helpen? Als je snel emotioneel betroken bent bij die mensen, kun je dit beter niet doen. Daar zijn mensen niet mee geholpen. Je moet realistisch blijven en zeggen: dit kunnen we nu doen om het probleem op te lossen.

Wat heeft de gehele ervaring jullie gebracht?
Van de Ven: Je gaat anders kijken naar de manier waarop wij leven. Je beseft hoeveel problemen er in de wereld zijn en hoe goed wij het eigenlijk hebben. We mogen best weleens pas op de plaats maken en tevreden zijn met wat we hebben, in plaats van alles sneller en beter te willen. De mensen daar zijn gelukkig en tevreden met heel weinig. En wat ze hebben, willen ze ook nog met je delen. Daar kunnen we in Nederland echt wat van leren.
Penders: Ik vond de mensen heel gastvrij. In Bangladesh is het bijvoorbeeld traditie om voor twee tot vier mensen extra te koken, zodat er altijd mensen kunnen blijven eten. Die gastvrijheid wil ik zeker meenemen.

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement