DT News - Netherlands - “Bij veel ouderen holt de mondgezondheid achteruit”

Search Dental Tribune

“Bij veel ouderen holt de mondgezondheid achteruit”

Frans Nugteren (links) en Ransom Altman.
Laura van Dee

Laura van Dee

di. 17 september 2013

Bewaar

DEN HAAG – Op 14 en 15 november vindt het congres ‘De tand in al zijn facetten II’ plaats in De Doelen in Rotterdam. Centrale thema’s zijn de tandheelkundige zorg voor ouderen (55+) en mondzorg voor de jeugd tot 18 jaar. Aan het congres werken acht tandheelkundige verenigingen mee, te weten de NVT, de NVvE, NVVRT, de NVvK, de VvO, de NVMKA, RTV en de NVM. Dental Tribune belicht samen met de Haagse tandartsen Ransom Altman (bestuurslid NVT en voorzitter NVVRT) en Frans Nugteren (oud-voorzitter NVvE en thans lid van de congrescommissie NVvE) het thema mondzorg voor ouderen. De tandheelkundige zorg voor ouderen schiet tekort, klinkt het de laatste tijd regelmatig. Waar gaat het mis en wat zijn de aandachtspunten bij de tandheelkundige zorg voor ouderen?

Waarom is de mondzorg voor jongeren en ouderen als thema gekozen?
Ransom Altman (RA): Het is de tweede keer dat de NVT samen met een aantal wetenschappelijke verenigingen en de NVM een congres organiseert, dit keer met twee thema’s die voor de algemeen practicus ‘hot’ zijn. Het congres is ruim opgezet en vindt dan ook plaats in drie zalen. De organisatie heeft voor het thema ‘tandheelkundige zorg voor ouderen’ gekozen omdat steeds meer 55-plussers tegenwoordig hun eigen dentitie wensen te behouden. Dat vereist specifieke aandacht van de tandarts en zijn team. Patiënten worden bovendien steeds ouder en daarom zal de noodzakelijke mondzorg steeds meer aandacht en capaciteit vergen in de algemene praktijk.

Ook voor de meeste ouderen is het uiterlijk tegenwoordig belangrijk. Daar hoort een verzorgd gebit bij. Er zijn zelfs tachtigplussers die hun mond helemaal laten opknappen. Veel ouderen hebben er alles voor over om maar nooit aan een prothese te hoeven beginnen. Een van mijn patiënten is een vrouw van in de zeventig die een beugel wilde, omdat ze een nieuwe partner had. Er zijn helaas ook ouderen die nauwelijks aandacht aan hun gebit besteden, omdat ze daar geen financiële middelen voor hebben. De tandarts zal voor deze groep patiënten creatief moeten zijn om toch tot een bevredigende en passende oplossing te komen.

Frans Nugteren (FN): Over mondzorg voor jongeren worden al veel congressen en cursussen gegeven, maar tanderosie bij jongeren is dan ook een groot probleem. Op elke straathoek zijn eten en koolzuurhoudende dranken beschikbaar. Kinderen worden daar niet alleen te zwaar van, ook hun gebit lijdt er op den duur onder. Met de intrede van fluoride in tandpasta’s, applicaties in de praktijk en spoelen op lagere scholen is de strijd tegen de cariës redelijk overwonnen. Tanderosie is momenteel de meest voorkomende ziekte bij de jeugd. Deze aandoening vergt van de tandarts specifieke tandheelkundige vaardigheden als er curatief moet worden ingegrepen.

Ik zie dat de overheid moeite doet om dat probleem onder de aandacht te brengen, maar naar mijn idee lang niet voldoende. Ouders moeten ervan doordrongen zijn dat kinderen niet zoveel zoetigheid moeten eten en hun kinderen dus niet ‘zoethouden’.

Ik denk dat het probleem deels veroorzaakt wordt doordat de meeste ouders tegenwoordig allebei werken, waardoor nauwelijks tijd overblijft om een gezonde boterham te smeren of een warme maaltijd te koken. Kinderen krijgen wat geld mee naar school en mogen zelf kijken wat ze daarvoor kopen, waarbij ze uiteraard lang niet altijd de juiste keuzes maken.

Wat is uw ervaring met tandheelkundige zorg voor zelfstandig wonende ouderen?
RA: Ik heb behoorlijk wat oudere patiënten en die laat ik regelmatig, soms zelfs één keer in de maand, ter controle komen. Ouderen gaan vaak minder goed poetsen en dan holt hun mondgezondheid achteruit. Soms moet binnen een paar jaar alle elementen getrokken worden en rest als enige mogelijkheid een volledige prothese. Ik hamer er bij elke afspraak op het belang van zorgvuldig poetsen en breng ook regelmatig fluoridelak aan. Een groep waar ik me zorgen over maak zijn dementerende ouderen. Soms herinneren hun kinderen of mantelzorgers hen aan de afspraken, maar als die afhaken komen ze vaak helemaal niet meer.

FN: De groep ouderen die niet meer naar de tandarts gaat vormt inderdaad een groot probleem. Ik maak deel uit van de Commissie Bijzondere Zorggroepen van de NMT. Wij hebben het idee geopperd om alle mondzorgprofessionals te vragen na te gaan waar hun oudere patiënten, als ze een tijd niet meer in de praktijk zijn geweest, gebleven zijn. Dat kan in de praktijkcomputer eenvoudig worden nagegaan. Soms komt een patiënt jaren niet meer en blijkt achteraf dat hij ziek is geworden en thuis verpleegd wordt. Dan gaat een gebit snel achteruit. Tandartspraktijken zouden contact moeten opnemen met hun oudere patiënten die wegblijven en vragen of ze iets voor hun kunnen betekenen.

Mondzorgprofessionals hebben de morele plicht om iemand ook in de laatste fase van zijn leven passende mondzorg te verstrekken. Je hebt, om het vieze woord te gebruiken, immers jarenlang aan iemand ‘verdiend’. Het laatste stukje tandheelkundige zorg hoort er ook bij.

U (Frans Nugteren, red.) werkt ook als tandarts in een verpleeghuis. De animo om daar te werken is al jaren niet hoog onder mondzorgprofessionals. Hoe verklaart u dat?
FN: Het is behoorlijk zwaar en niet ‘sexy’ om in een verpleeghuis te werken. Bovendien zijn de verdiensten minder dan in je eigen praktijk. Alleen in Den Haag al zouden morgen zo tien tandartsen aan de slag kunnen in een verpleeghuis.

Verpleeghuizen zijn verplicht mondzorg aan hun bewoners te faciliteren en kunnen via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)-indicatie een vast bedrag per patiënt aan mondzorg besteden. Ze moeten echter wel iemand kunnen vinden die de tandheelkundige behandeling wil uitvoeren.

De patiënten in een verpleeghuis zijn vanwege hun leeftijd of aandoening(en) veel moeilijker te behandelen als de patiënt in je eigen praktijk. Soms zul je patiënten in bed moeten behandelen. Ook krijg je regelmatig te maken met dementerende ouderen met wie je geen woord kunt wisselen. Mondzorg in verpleeghuizen is een apart type tandheelkundige zorg, maar wel een onderdeel van mijn vak dat ik al meer dan dertig jaar met veel plezier beoefen.

Hoe kunnen we de mondzorg voor ouderen verbeteren?
RA: Er zouden meer tandartsen aan huis moeten komen bij ouderen die nog zelfstandig wonen. Bij de mondzorg in verpleeghuizen is het grootste knelpunt zoals gezegd het gebrek aan personeel. Dit is voor een groot deel te verhelpen door de mondzorg in verpleeghuizen beter te vergoeden. De vergoeding voor mondzorg in verpleeghuizen zou meer naar het reguliere niveau moeten. De kans dat dat daadwerkelijk gebeurt is klein, omdat er alleen maar meer bezuinigd wordt in de zorg. 

FN: De mondhygiëne van ouderen in verzorgings-en verpleegtehuizen is bijna altijd onder de maat. Daarom moet een mondzorgprofessional de afdelingshoofden coachen en uitleggen hoe de mondverzorging uit te voeren. Hoe poets je met een vingertandenborstel bij dementerende ouderen? Welke tandpasta moet gebruikt worden? Hoe reinig je een prothese? Ook erg belangrijk is de vraag welke voeding het best past bij de gebitssituatie. Ouderen zijn helaas vaak ondervoed. Dat komt meestal vanwege de slechte conditie van hun gebit of gebitsprothese, waardoor ze niet goed kunnen kauwen en pijn hebben bij het eten.

De vergrijzing, in combinatie met een steeds groter percentage ouderen dat de eigen dentitie behoudt, zorgt voor een sterke groei van de mondzorgkosten. Hoe kunnen deze beperkt worden?
FN: Het sleutelwoord is preventie. Preventie hoeft niet kostbaar te zijn, maar vraagt wel tijd en mankracht. Een tandarts hoeft de uitvoering van preventie maatregelen niet zelf uit te voeren, maar kan die taak aan zijn medewerkers delegeren. De mondhygiënist(e) speelt hier natuurlijk een cruciale rol in.

RA: In mijn praktijk werken, naast vijf mondhygiënistes, drie preventieassistentes. Elke woensdagmiddag hebben we een speciaal preventieblok voor kinderen. De preventieassistentes geven de kinderen poetsles en fluoridebehandelingen. Zij betrekken daarbij heel belangrijk, ook de ouders van het kind. 

U bent beiden betrokken bij de mondzorg voor dak- en thuislozen. Net als in sommige verpleeghuizen komt u daar veel verwaarloosde gebitten tegen. Zijn er meer parallellen?
FN: Dak- en thuislozen kunnen, net als veel ouderen, vaak niet naar een reguliere algemeen praktijk. Vanwege hun vaak verwaarloosde uiterlijk, eventuele ziekten, bijvoorbeeld hiv, en soms psychische aandoeningen zijn weinig collega’s bereid deze groep te behandelen. Wij behandelen dak- en thuislozen dan ook niet in onze eigen praktijk, maar in het MCH Westeinde Ziekenhuis te Den Haag. Je moet met hen directer en informeler communiceren dan met je eigen patiënten. De assistentes die ons bijstaan zijn dan ook dames met een pittig Haags accent. Ik vind het werk in het ziekenhuis een van de leukste dagen van de week.

We zijn de mondzorg voor dak- en thuislozen elf jaar geleden met vier tandartsen gestart. Eerder kwamen veel daklozen met kiespijn naar de EHBO-afdeling van het MCH Westeinde Ziekenhuis of bij de spoedgevallendienst. Zij gedroegen zich op zijn zacht gezegd niet altijd even netjes: er is weleens een stoel door het raam gevlogen. Het ziekenhuis is daarom blij dat wij elke vrijdag mondzorg aan deze groep verlenen. De daklozen die wij behandelen, bevinden zich vaak in de fase dat ze hun leven weer op de rails willen zetten.

Achter ieder cliënt schuilt wel een dramatisch verhaal: kindermishandeling, incest, verkeerde vrienden, drugs en drank, et cetera. Om recht te hebben op mondzorg moet iemand geregistreerd staan als dak- en thuisloze en een basisverzekering hebben. Patiënten die bij ons terechtkomen zijn doorverwezen door de GGD. Het project wordt vanuit de gemeente Den Haag ondersteund. 

RA: Wij bieden de dak- en thuislozen basistandheelkunde met de nadruk op kauwvermogen en esthetiek. Als patiënten geresocialiseerd zijn en weer deel uitmaken van de maatschappij, moeten zij zich aanmelden bij een reguliere praktijk. Ook een paar andere gemeenten, onder andere Utrecht en Rotterdam, bieden mondzorg voor dak- en thuislozen. We waren in Den Haag wel een van de eersten en we worden soms om advies gevraagd over het organiseren van mondzorg voor dak- en thuislozen.

Welke onderdelen van het congres De tand in al zijn facetten II zou u eruit willen lichten?
RA: De donderdagavond wordt heel leuk. Het loopt dan ook al redelijk vol. Er worden die avond twee casus besproken: een over de jeugd tot 18 jaar en een over de 55-plus patiënt. Acht groepen van ieder 25 mensen gaan eerst onderling brainstormen over hoe zij de casus zouden oplossen. Na de pauze wordt plenair de uiteindelijk gekozen oplossing besproken. Dat is erg leerzaam en ik verwacht dat er de nodige discussies zullen losbarsten. 

FN: Op vrijdag zijn er ook veel interessante voordrachten. Nieuw dit jaar is dat er naast lezingen voor tandartsen, specialisten en mondhygiënisten ook een apart programma voor preventieassistenten en tandartsassistenten is. Het is, kortom, een dag voor het hele team.

Het volledige interview vindt u in de septembereditie van Dental Tribune, die verschijnt op 20 september.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement