DT News - Netherlands - "Veel tandartsen hebben koudwatervrees bij tandletsel"

Search Dental Tribune

"Veel tandartsen hebben koudwatervrees bij tandletsel"

Jacques Baart, tandarts en kaakchirurg: "Neem bij tandletsel de tijd voor de patiënt." (foto: Kees Wollenstein)
Gerrit Jan Logt

Gerrit Jan Logt

wo. 16 september 2015

Bewaar

De behandeling van tandletsel hoort thuis bij de tandarts algemeen practicus. Dat vindt niet alleen de KNMT, het is ook de opvatting en vurige wens van Jacques Baart, tandarts en kaakchirurg aan het VUmc in Amsterdam. Baart is een van de vier hoofdsprekers op het congres Tandletsel dat 30 oktober gehouden wordt. Dental Tribune sprak met hem over tandletsel en de rol van de tandarts algemeen practicus, de horden die nog genomen moeten worden, kinderen en hun ouders, en de nieuwste ontwikkelingen in de behandeling van tandletsel.

U spreekt in relatie tot tandletsel bijna steeds over ‘kinderen’. Waarom?
In tachtig procent van de gevallen van tandletsel heb je te maken met kinderen. De rest betreft pubers en jongvolwassenen, sportongelukken en een klein percentage – maar wel toenemend – ouderen die vallen. Dat laatste komt door de vergrijzing en de toename van eigen dentitie bij ouderen. Maar in verreweg de meeste gevallen gaat het om kinderen.

Waarom moet de tandarts algemeen practicus primair verantwoordelijk zijn voor de behandeling van tandletsel?
Het is inderdaad mijn droom dat tandartsen het vanzelfsprekend vinden dat zij het eerste aanspreekpunt zijn bij tandletsel. De spil waarom alles draait. De eerste opvang van patiëntjes en hun ouders, ook bij acute traumata, de diagnose en vervolgens het behandelplan, de vervolgbehandelingen en controles, dat alles behoort plaats te vinden in de eerste lijn, net zoals dat met andere letsels de verantwoordelijkheid van de huisarts is. Dat wil overigens niet zeggen dat de tandarts algemeen practicus alles zelf moet kunnen doen en weten. Dat is onmogelijk en ook niet nodig. Maar de verantwoordelijkheid als centraal aanspreekpunt maakt het vak van algemeen practicus sowieso een stuk boeiender en leuker.

Is deze ‘droom’ voorlopig een fantasie?
Helaas wel. Er is nog veel koudwatervrees onder tandartsen als het om tandletsels gaat. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de veel hogere frequentie waarin cariës en parodontale aandoeningen voorkomen vergeleken met tandletsels. De algemene tandarts heeft in zijn praktijk relatief weinig te maken met de acute problemen veroorzaakt door een tandletsel.

In het curriculum wordt niet veel aandacht aan tandletsels besteed. De ‘tandletselbijbel’ is natuurlijk ‘de Andreasen’: 1400 bladzijden en duizenden literatuurverwijzingen. Het handboek zelf is erg ingewikkeld en verwarrend, dus tandartsen voelen zich vaak onzeker als het gaat om de behandeling van tandletsels. Ook de richtlijnen voor de behandeling waren niet altijd duidelijk: moet je nu twee, vier, zes of acht weken niet belasten? Om iets van de verwarring bij de algemeen tandarts weg te nemen is vanuit de KNMT nu de officiële periode van niet belasten bij tandletsels op vier weken gesteld. Door dit alles kan de tandarts in verwarring raken en bang worden dat als hij het niet goed doet, hij het risico loopt op een officiële klacht van de ouders of van een collega-tandarts.

De bedoeling van het congres op 30 oktober is om de algemeen tandarts handvatten te geven voor de behandeling van tandletsels en zo de koudwatervrees weg te nemen.

Stel: Sam, een jongen van 11 komt samen met zijn moeder bij de tandarts binnen, huilend en bloedend. De moeder is overstuur. Wat moet de tandarts doen?
In de eerste plaats is het dan zaak dat de tandarts de hele patiënt bekijkt en niet alleen diens gebit. Het moet voor de tandarts een tweede natuur zijn om dat zo te doen, om allerlei redenen. Als je zegt: “doe de mond eens open,” en dan: “ah, ik zie het al,” dan sla je een heleboel stappen over.

Ruim tijd en aandacht in voor de huilende moeder en het kind. Laat de mensen in de wachtkamer weten dat er iets tussen is gekomen. Bouw dan heel rustig het gesprek op, waarbij je als tandarts soms enorm last hebt van die ouders. Die zitten elkaar bijvoorbeeld dingen te verwijten, maken ruzie, zijn emotioneel. Dit vraagt nogal wat communicatieve en ook analytische vaardigheden en daar heb je als algemeen practicus handvatten voor nodig.

De eerste vraag is: wat is er precies gebeurd? Waarbij Sam dus kan vertellen wat er gebeurd is, en misschien weet hij het niet meer omdat hij een hersenschudding heeft, maar dat is wel van belang. Misschien wil hij het niet vertellen omdat zijn vader hem heeft geslagen. We vermoeden dat het percentage kindermishandeling inclusief verwaarlozing tussen de 6 en de 10 procent van de gevallen ligt. Dat is een flink percentage.

Als kinderen na een val bij de dokter komen, heeft ongeveer 10 procent van hen behalve tandletsel ook hersenletsel. Dus je moet toch in eerste instantie het kind in zijn totaliteit bekijken, inclusief de voorgeschiedenis. Wat is er nu precies gebeurd? Zijn er niet ook andere dingen, klopt het verhaal wel, van het kind, van de ouders? Juist daarin wordt de tandarts algemeen practicus op dit moment niet opgeleid of getraind.

Wat wilt u de tandarts meegeven die in een casus zoals net beschreven terechtkomt?
Verlies je niet in details in het eerste gesprek. Houd het simpel. Vertel en doe niet te veel, vraag wel door. Het is al zo ingewikkeld en emotioneel voor het kind en de ouders, vaak hebben ze ook nog schuldgevoelens. Als er zo’n kind bij je binnenkomt dat gevallen is, met een bebloede mond, dan is eigenlijk maar bij twee van de tien diagnoses de prognose minder gunstig: de intrusie, en de tand die al lange tijd uit de mond is en slecht en droog bewaard (avulsie). In alle andere gevallen is de prognose gunstig en is een bemoedigend woord – “nou Sam, het ziet er misschien lelijk uit, maar ik denk dat het wel goed komt” – op zijn plaats.

Praat in het eerste gesprek ook niet te veel over de prognose. Dat is op dat moment helemaal niet interessant. Verlies je niet in allerlei bespiegelingen over mogelijke gevolgen en vervolgbehandelingen, dat is iets voor één of twee weken later.

Belangrijk zijn in het eerste contact de empathische benadering van patiënt en begeleiders, en het stellen van de diagnose. Daarbij moet je niet alleen kijken en denken als tandarts, maar kijken naar de hele mens. Dat maakt het werk boeiend. Je kunt in een kwartier of halfuur zo verschrikkelijk veel goed werk doen! Ouders en kind zijn in paniek, emotioneel, ongerust, ze denken: dit komt nooit meer goed, en als tandarts kun je dan zorgen voor kalmte en helderheid. Want in bijna alle gevallen komt het dus wel degelijk weer goed. Dan is het toch hartstikke leuk werk om te doen hoor, algemeen tandarts zijn.

Waar gaat het vaak mis bij de behandeling van tandletsel, met name bij de algemeen practicus?
Tandletsels gebeuren vaak bij nacht en ontij. Dan tref je meestal niet de eigen tandarts, maar een vervanger zoals een weekend- of avondtandarts. In een aantal gevallen gaat het hier al mis, doordat de vervanger zegt: ik heb hier geen verstand van, ga maar naar het ziekenhuis. Dat is niet wenselijk, ook al is wellicht de hulp van de kaakchirurg in eerste instantie nodig. Maar de totale behandeling, de controles op het verloop en de vervolgbehandelingen, zullen wel degelijk door de tandarts worden gedaan.
Ten tweede gaat het nogal eens mis in de overdracht tussen de weekendtandarts en de eigen tandarts van de patiënt. De vervangende tandarts is juridisch verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn behandeling, totdat de patiënt zich meldt bij zijn eigen tandarts. In de praktijk ziet zo’n patiënt daar weleens van af of stelt het uit, en blijft dus rondlopen met tandletsel. Daarom bepleit iemand als Michiel de Cleen om ook die overdracht te controleren. De vervangende tandarts zoekt dan nog even contact met de eigen tandarts van de patiënt om te checken of die zich wel bij hem of haar heeft gemeld.

Uw tweede presentatie op het congres gaat over autotransplantatie. Wat is daarin uw belangrijkste boodschap?
Als je autotransplantatie bij een kind overweegt dan zijn er twee belangrijke voorwaarden. Ten eerste moet het acceptorgebied gezond zijn. Ten tweede mag de premolaar die er naartoe gebracht wordt, nog niet voltooid zijn, want de zenuw in de premolaar moet het ook overleven.

Een tandarts moet dus rekening houden met de optie van autotransplantatie. Dan is voorwaarde 1 vaak het moeilijkst. Want je bent geneigd alles uit de kast te halen om de betreffende tand te behouden, inclusief een tweede kanaalbehandeling, operatieve behandeling, antibiotica of andere medicijnen, etcetera. Niet doen! Dat maakt de situatie er helemaal niet beter op en kan het acceptorgebied aantasten. Daarnaast verstrijkt de tijd dat de autotransplantatie nog mogelijk zou kunnen zijn.

Dus, tandarts, denk aan de mogelijkheid van autotransplantatie en modder niet zelf eindeloos door met behandelen, want dat kan de mogelijkheid tot autotransplantatie onmogelijk maken. Verwijs tijdig door naar de orthodontist en kaakchirurg.

Dit artikel is een verkorte versie. Lees het volledige interview met Jacques Baart in het septembernummer van Dental Tribune Netherlands Edition, dat verschijnt op 22 september 2015.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

advertisement
advertisement