DT News - Netherlands - Directeur KiMo: “Mondzorg gaat af als een gieter”

Search Dental Tribune

Directeur KiMo: “Mondzorg gaat af als een gieter”

Prof. dr. Rob Burgersdijk, directeur a.i. van het Kwaliteitsinstituut Mondzorg (KiMo).
Ben Adriaanse

Ben Adriaanse

do. 29 oktober 2015

Bewaar

Wranger kon het nauwelijks: op de dag dat na jarenlange voorbereidingen het Kennisinstituut Mondzorg (KiMo) officieel het levenslicht zag, verrasten beroepsorganisaties KNMT en ANT vorige week vriend en vijand door een alternatief richtlijninstituut op te richten. Sindsdien buitelen de mondzorgorganisaties in felle bewoordingen over elkaar heen. Dental Tribune belde met een geagiteerde prof. dr. Rob Burgersdijk, voorzitter van de nieuw opgerichte Federatie Tandheelkundig Wetenschappelijke Verenigingen (FTW) en directeur a.i. van het kersverse, maar nu al onder vuur liggende KiMo. “Dit is krankzinnig.”

Wat was uw eerste reactie toen u hoorde van de oprichting van de Nederlandse Vereniging Praktijkstandaarden Mondzorg (NVPM)?
Ik was eerlijk gezegd stomverbaasd. De KNMT had vorige maand, toen de vereniging zich uit het KiMo terugtrok, nog benadrukt de wetenschappelijke verenigingen alle ruimte te bieden voor het opstellen van richtlijnen. Dat het bestuur daarop kennelijk is teruggekomen en bewust een situatie creëert waarin twee richtlijninstituten los van elkaar opereren, is een beschamende ontwikkeling voor de mondzorg. Zeker na de enorm lange aanloop waarin uiteindelijk alle betrokken organisaties akkoord waren met de opzet van het instituut.

Wanneer hoorde u voor het eerst over de NVPM?
Begin vorige week had ik een vergadering met de beide voorzitters om hen te overtuigen bij ons aan boord te blijven. Ik heb ze toen van tevoren allerlei stukken toegezonden omdat ik het overleg transparant wilde voeren, van hun kant kwam niets. Aan het begin van het gesprek heb ik de voorzitters nog enkele zaken aangeboden om een compromis te bereiken, maar toen kwamen ze plotseling met de mededeling een alternatieve vereniging op te richten. Het overleg is verder nog netjes verlopen, maar daarna zijn er van mijn kant uiteraard wat krachttermen gevallen.

De NVPM is in het licht geroepen om individuele tandartsen inspraak te geven, zodat een breed draagvlak voor de richtlijnen ontstaat. “Richtlijnen mogen niet vanuit een ivoren toren over de mondzorg worden uitgestrooid,” aldus de ANT.
Dat het KiMo tandartsen weinig inspraak zou geven, is pertinent onjuist en daaruit blijkt dan ook dat deze verenigingsbesturen geen verstand hebben van de procedures waarlangs de richtlijnen ontwikkeld worden. De richtlijnadviescommissie, die de op te stellen richtlijnen inventariseert en prioriteert, wordt in grote mate door de professie zelf aangestuurd. Onder meer de peilstations spelen hierbij een belangrijke rol. Ook bij de richtlijnautorisatieraad zitten alle partijen aan tafel, evenals bij de commissie die de richtlijnen concreet ontwikkelt. Iedere conceptrichtlijn gaat eerst een brede commentaarronde in voordat er überhaupt geautoriseerd wordt. Op alle terreinen is de professie dus aan zet, uiteraard, anders krijg je slechte richtlijnen zonder draagvlak. En ook al zouden alleen de wetenschappelijke verenigingen betrokken zijn, dat zij dan gelijkgesteld worden aan een ivoren toren vind ik schokkend. Het is bijna een belediging voor het goede werk dat deze verenigingen namens hun leden doen, leden die ook bijna allen lid zijn van een beroepsvereniging.

Dat de KNMT een maand geleden uit de onderhandelingen stapte, had overigens helemaal niet te maken met een gebrek aan inspraak voor individuele tandartsen, maar met het eisen van vetorecht op een aantal terreinen en andere manieren om meer sturende invloed te krijgen binnen het instituut, omdat de KNMT de grootste financiële bijdrage levert.

De Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten is ontstemd over de oprichting van de NVPM, omdat zij zich buitenspel gezet voelt. Kunt u zich hierin vinden?
Het alleen door tandartsen laten opstellen van de richtlijnen, zonder daarbij de mondhygiënisten en tandprothetici te betrekken, is een standpunt dat misschien twintig jaar geleden nog verkondigd kon worden, maar zeker niet meer strookt met deze tijd nu in de mondzorg zo nauw wordt samengewerkt. Het Kwaliteitsinstituut schrijft bovendien voor dat alle beroepsgroepen in het veld bij het overleg betrokken moeten worden. Beroepsgroepen buitenspel zetten druist daar volledig tegenin (volgens KNMT en ANT krijgen o.a. de NVM en ONT zitting in de adviesraad van de NVPM, red).

Daarnaast zou de onafhankelijkheid een pluspunt zijn van de NVPM. Overheidsbemoeienis wordt bij deze nieuwe vereniging volledig uitgesloten.
Dat het Ministerie van VWS het KiMo voor een afgebakende periode subsidie verleent om de richtlijnen van de grond te krijgen, wil niet zeggen dat er van enige inhoudelijke politieke inmenging sprake is; deze startsubsidie is in het verleden aan alle beroepsgroepen verstrekt. De enige voorwaarde van VWS is dat het instituut onafhankelijk is. Juist door het KiMo democratisch tot stand te laten komen met goedkeuring van alle partijen in de mondzorg, voldoen wij aan die voorwaarde. Ironisch genoeg komt de NVPM alleen uit de koker van de twee beroepsverenigingen, zodat zij meer controle kunnen krijgen over de ontwikkeling van richtlijnen. Een volstrekt afhankelijke vereniging dus (hetgeen KNMT en ANT bestrijden, red).

KNMT en ANT zeggen met de NVPM nadrukkelijk de samenwerking te zoeken met de wetenschappelijke verenigingen. Die hebben zich echter gecommitteerd aan het KiMo. Wat denkt u dat deze verenigingen zullen doen?
Het lijkt me sterk dat de wetenschappelijke verenigingen zich aan de NVPM willen verbinden, omdat zij alle hebben ingestemd met de statuten van het KiMo. Bovendien hebben de wetenschappelijke verenigingen recent het standpunt ingenomen dat als de KNMT ‘de baas wilde spelen’ bij de richtlijnontwikkeling, zij niet mee zouden doen. Vanuit dat oogpunt wordt het nu welhaast onmogelijk voor de NVPM om wetenschappelijk gefundeerde richtlijnen te ontwikkelen.

Hoe verwacht u dat het nu verder gaat?
Ik verwacht dat Zorginstituut Nederland de beide partijen binnenkort om tafel wil hebben om te kijken of er iets te redden valt. Lukt dat niet, dan zal ZiN moeten beoordelen welk instituut het beste voldoet aan de wettelijke voorschriften. Vervolgens kun je toch verwachten dat slechts één partij als officieel richtlijninstituut zal gaan fungeren. In de tussentijd is de Federatie best bereid opnieuw met KNMT en ANT in gesprek te gaan en terug te gaan tot de statuten waar we eerder overeenstemming over hadden. Verder toegeven aan hun eisen gaan we echter niet meer.

Wat moet de gemiddelde tandarts van dit alles denken?
Vooralsnog zou ik de professie adviseren om de volgende ontwikkelingen af te wachten. Maar we kunnen wel stellen dat de individuele mondzorgprofessional door dit politieke gesteggel met alle verwarring en vertraging van dien de verliezer is. De richtlijnen worden immers opgesteld ten behoeve van hen. Richtlijnen zijn geen bedreiging en zijn ook niet bindend; het zijn adviezen over hoe te handelen die de professie ondersteunen om state of the art te werken. De beroepsgroep moet zich realiseren dat als zij zelf geen richtlijnen opstelt, de zorgverzekeraars er misschien mee komen. Zijn onze richtlijnen er eenmaal, dan hebben ook de zorgverzekeraars ze te volgen. Gelukkig blijkt uit onderzoek onder mondzorgprofessionals dat het draagvlak voor werken met richtlijnen sterk is toegenomen.

Het is krankzinnig dat de zaak door deze ontwikkelingen nu zo overhoop ligt, en het is te hopen dat we de zaken snel weer op de rails hebben. Als we in de mondzorg na jaren van gesteggel niet eens gezamenlijk richtlijnen kunnen opstellen, dan gaan we af als een gieter.

Zie ook het interview met ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes over de oprichting van de NVPM.

Reageren op dit artikel? Plaats hieronder een reactie of stuur een e-mail naar redactie@dental-tribune.nl.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement