DT News - Netherlands - Hoogleraar Ad de Jongh neemt afscheid van ACTA: “Hoe beter het idee, hoe groter de weerstand”

Search Dental Tribune

Hoogleraar Ad de Jongh neemt afscheid van ACTA: “Hoe beter het idee, hoe groter de weerstand”

Foto: Zout Fotografie
Hedwig Fossen, Redactie Dental Tribune

Hedwig Fossen, Redactie Dental Tribune

di. 9 juli 2024

Bewaar

UTRECHT – Op 11 april nam bijzonder hoogleraar angst- en gedragsstoornissen Ad de Jongh afscheid van ACTA. Vanaf 1991 was hij verbonden aan de tandheelkundefaculteit en zette hij de angsttandheelkunde op de kaart. Hij pleitte voor verandering in het onderwijs, zodat studenten opgeleid worden om de persoon achter het gebit te zien. Dental Tribune blikt met De Jongh terug op zijn carrière.

Om maar met de meest logische vraag te beginnen: hoe kijk je terug op je carrière bij ACTA?

Goed. Van het begin af aan kreeg ik de ruimte om binnen de faculteit tandheelkunde een angstpracticum te runnen en ik ben heel dankbaar dat ik ruimte heb gekregen om met onderwijs op het gebied van angst en psychopathologie onderdeel van het curriculum te zijn. Doordat ik uiteindelijk de mogelijkheid kreeg om hoogleraar te worden, kon ik ook echt dingen voor elkaar krijgen. Ik ben blij dat ik de aandacht voor de mens en zijn gedrag een plek heb gegeven in het onderwijs.

Het is belangrijk dat toekomstig tandartsen een gevoel ontwikkelen voor de persoon achter het gebit. Studenten tandheelkunde leren vooral de aandacht te richten op de werkstukken die ze maken, maar niet altijd op wat voor mens eraan hangt. De mens is vaak lastig, vooral als die niet luistert of bang is. Maar onderwijs over contact maken, mensen motiveren, en het voeren van gesprekken hoort er ook bij.

Hoe raakte je geïnteresseerd in tandartsangst?

Eerst studeerde ik tandheelkunde en direct daarna psychologie. Aan het einde van mijn studie volgde ik een Erasmus programma Anxiety Disorders. Toen ik daarmee klaar was had ik veel ideeën over hoe je angsten beter zou kunnen behandelen. In de jaren tachtig volgde je als tandarts die angstige patiënten wilde behandelen ofwel een opleiding hypnose bij Ton Gudde ofwel een opleiding lachgas bij Peter Makkes.

Maar in die tijd was de cognitieve gedragstherapie sterk in opkomst en daar wilde ik een bijdrage aan leveren. Via het Erasmusprogramma kwam ik in contact met internationale grootheden op het gebied van angst en dat stimuleerde me om in hun voetsporen onderzoek te doen. Ik schreef vervolgens mijn proefschrift over cognitieve gedragstherapie in de tandheelkunde.

Het was voor het eerst dat er onderzoek werd gedaan naar de verlammende kracht van irrationele gedachten en hoe ‘flashforwards’, ofwel rampfantasieën, een rol spelen bij tandartsangst. Patiënten voelen zich machteloos in de tandartsstoel – bijvoorbeeld door wat ze  vroeger aan akelige ervaringen hebben meegemaakt bij de tandarts - en denken bijvoorbeeld dat de tandarts in je hersenen gaat boren in plaats van in het gebit. Dit type negatieve cognities bleken flinke aanjagers te zijn van angstbeleving.

Toen we die samenhang eenmaal hadden aangetoond, was de volgende stap om onderzoek te doen naar de behandeling van die negatieve cognities bij tandartsangst. Dat deden we door deze gedachten te ‘herstructureren’, de gedachten weer in een reële balans te brengen en daarmee de angst te reduceren.

Ondertussen runde ik in de jaren tachtig samen met twee bevriende tandartsen in een oude schooltandartsbus een angsttandartspraktijk in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt, genaamd ‘De Witte Jas’. Toentertijd was angst nog geen heel belangrijk onderwerp in de tandheelkunde, terwijl er wel 800.000 mensen in Nederland waren die de tandarts vermeden vanwege angst. Ik vond dat we ervoor moesten zorgen dat die mensen wel naar de tandarts zouden gaan, maar die morele ambitie moesten we in de tandheelkunde nog ontwikkelen. Toen er op de Nederlandse tv een documentaire over onze praktijk (‘Kiezen tussen angst en pijn’, red.) werd vertoond kwam het onderwerp groots op de kaart.

Heb je nooit genoeg gekregen van angstige patiënten?

Nooit. Angst is een intrigerend fenomeen. Nu werk ik vooral met mensen met posttraumatische stressstoornis (PTSS) en ik vind het fascinerend om te zien hoe verschrikkelijk angstig mensen kunnen zijn, maar ook hoe je er doorheen kunt prikken en mensen op een snelle manier die angst weer kwijt kunt laten raken.

Een belangrijk inzicht over angst voor de tandheelkundige behandeling is dat je durf ontwikkelt door dingen te doen. Mensen denken vaak dat ze eerst dingen moeten durven, dat ze daar tijd voor nodig hebben en dat ze dan vanzelf wel weer dingen doen, die ze eerder vermeden. Maar je moet juist je angstige verwachtingen ‘disconformeren’. Dat houdt in dat je inziet dat je verwachtingen niet realistisch zijn, door gebruik te maken van de ontkrachtende werking van realistische informatie. Nog krachtiger is om door directe blootstelling aan de situatie erachter te komen dat er geen rampen gebeuren als je in de tandartsstoel zit. Positieve ervaringen opdoen en eigenhandig vaststellen dat de tandheelkunde veilig is, is de essentie van de angsttandheelkunde.

Waar heb je bij ACTA een belangrijke bijdrage aan geleverd?

Het is interessant dat je na dertig jaar onderwijs geven geconfronteerd wordt met de vraag wat je in die tijd hebt bereikt. In dit verband is het interessant dat ik aan het einde van mijn tijd bij ACTA  examens afnam bij studenten. Ik stond perplex van hoe weinig ze wisten van de patiënt zelf. De enige vraag in het kader van een psychosociale anamnese was: ‘Ervaart u stress?’ Studenten vertelden dat hun patiënten psychofarmaca gebruikten, maar vroegen niet door naar de reden daarvan, omdat dat blijkbaar geen onderdeel was van het protocol. Daardoor misten ze veel informatie.

Ik baalde toen ik daarmee geconfronteerd werd, omdat het leek alsof er na dertig jaar oreren in de collegezaal over het belang van weten wie er in je stoel zit niks veranderd was in de kliniek. Studenten kwamen met fantastische behandelplannen vol bruggen en kronen, maar dat ze iemand met een laag inkomen of iemand met een verslaving behandelden, die wel iets anders aan zijn hoofd heeft dan regelmatig flossen, hadden ze niet door. Terwijl een dergelijke achtergrond van grote invloed is op de behandeling of het slagen ervan. In de laatste maand bij ACTA werkte ik gelukkig nog mee aan een vernieuwde instructie voor studenten, waardoor de psychosociale anamnese weer een plek kreeg in het onderwijs.

Verder ben ik heel blij dat ik een mooie bijdrage heb geleverd aan het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van angst voor de tandheelkundige behandeling en daarmee ook op het terrein van fobische stoornissen in de psychologie in het algemeen. In Nederland hebben we nu een unieke positie omdat we proberen met psychologische therapieën angst te verminderen. Cognitieve gedragstherapie in de vorm van exposure therapie (blootstelling aan angstige prikkels, red.) is inmiddels de standaard in centra voor bijzondere tandheelkunde (cbt’s). In andere landen behandelen  ze angstpatiënten vrijwel alleen met narcose. Daarmee kun je tanden wel repareren, maar de angst niet.

Dat je de angsttandheelkunde hebt neergezet in Nederland is iets om trots op te zijn. Zijn er nog andere specifieke hoogtepunten in je carrière waar je trots op bent?

Ik ben ook trots dat ik Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) als behandelmethode heb geïntroduceerd in Nederland en hiervoor een vereniging heb opgericht. Deze therapie wordt gebruikt om de impact van traumatische ervaringen te verminderen door terug te denken aan de traumatische gebeurtenis terwijl de therapeut een afleidende stimulus inzet, zoals geluiden of handbewegingen. EMDR-therapie is inmiddels een eerste keus behandeling voor psychotrauma en de vereniging EMDR Nederland is de op een na grootste wetenschappelijke vereniging op het terrein van de psychotherapie.

En natuurlijk ben ik trots dat ik de postacademische opleiding Tandarts-angstbegeleiding mee heb opgezet. Tot slot: ik werd na mijn afscheidsrede verrast door een Koninklijke Onderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor mijn ‘exceptionele’ maatschappelijke bijdrage. Dat had daarmee te maken.

Wat heb je persoonlijk geleerd van je tijd bij ACTA? 

Ik heb veel tegenwind gehad, want ik wilde verandering en dat ook nog snel. Met oud-hoogleraar Michiel Eijkman deelde ik na mijn promotie in 1993 mijn kamer bij ACTA en van hem leerde ik om je eigen doelen na te streven en je niet te laten afleiden door factoren en mensen die je willen tegenwerken. ‘Speel je eigen bal’ was zijn motto. Hij bedacht in de jaren tachtig dat je gesprekken moet voeren met je patiënt en dat werd toen onzin gevonden. Hij heeft een lans gebroken om communicatie met de patiënt in het onderwijsprogramma te krijgen en het is hem gelukt. Daarvoor ben ik hem erg dankbaar.

Is de angst voor de tandarts nu minder dan zo’n dertig jaar geleden?

Vooral mensen die in de jaren zestig naar de schooltandarts zijn geweest lopen met tandartstrauma’s rond en ik kon deze generatie uitgebreid bestuderen. Naar schatting - en afleidend uit onderzoek - is de angst voor de tandheelkundige behandeling minder geworden, maar de laatste harde cijfers zijn vijftien jaar oud. Er zijn nog steeds veel mensen bang voor de tandarts en 4% van de mensen vermijdt zelfs de tandarts vanwege ernstige angst, maar het lijkt erop dat de situatie niet meer zo ernstig is als dertig jaar geleden.

Gaan tandartsen ook anders om met angstige patiënten dan dertig jaar geleden?

Ja zeker. Hypnose, lachgas en narcose vormen nog maar een klein deel van de angsttandheelkunde in Nederlandse cbt’s. Sinds de jaren negentig is er in ieder geval bij ACTA een angstpracticum, zodat tandheelkundestudenten weten hoe angst werkt en hoe ze patiënten met angst kunnen begeleiden en behandelen met behulp van cognitieve gedragstherapie. En sinds 2001 is er de postacademische opleiding Tandarts-angstbegeleiding, waardoor er een hoog specialistische groep van tandarts-angstbegeleiding is opgeleid.

Je moet als tandarts zorgen dat mensen niet bang voor je worden. Met goede, bevlogen docenten die onderzoek combineren met de praktijk en met een sterk studieprogramma inclusief training in anti-angsttechnieken kun je tandartsen opleiden van wie patiënten niet bang worden.

Wat heeft deze postacademische opleiding voor voordelen gebracht voor patiënten?

Dit is een vraag die ik voor mijn afscheidsrede heb voorgelegd aan ChatGPT. Daar kwam een heel goed antwoord uit. Kort gezegd is er een groeiende erkenning van het aanpakken van tandartsangst. Met als resultaat, aldus ChatGPT:

  1. Verbeterde toegang tot tandheelkundige zorg. Patiënten met tandartsangst kunnen nu gemakkelijker toegang krijgen omdat ze zich comfortabeler voelen bij een tandarts die gespecialiseerd is in het behandelen van angstige patiënten.
  2. Verhoogde patiënttevredenheid. Angsttandartsen zijn getraind om gevoelige en empathische zorg te bieden aan patiënten met tandartsangst, waardoor patiënten tevredener zijn.
  3. Verbeterde mondgezondheid. Patiënten met tandartsangst zijn nu meer geneigd om regelmatige tandheelkundige controles en behandelingen te ondergaan. Dat kan leiden tot een verbetering van hun mondgezondheid op lange termijn.
  4. Minder vermijdingsgedrag. Patiënten zijn dankzij de angsttandarts minder geneigd om hun tandheelkundige zorg uit te stellen of te vermijden. Dat kan complexe tandheelkundige behandelingen helpen voorkomen.

Je hebt ruim 500 wetenschappelijke publicaties op je naam staan. Welke van je publicaties beschouw je als invloedrijk voor de tandheelkundige praktijk?

Vooral de publicaties over hoe angst in elkaar zit en dan met name die over overeenkomsten tussen tandartsangst en PTSS. Mensen met ernstige tandartsangst blijken te voldoen aan veel PTSS-kenmerken. Die herbeleven bijvoorbeeld eerdere tandheelkundige ervaringen en hebben daardoor de neiging de tandarts te vermijden. Uit ons onderzoek bleek dat 8% van de mensen die een verstandskies liet trekken bijna alle kenmerken van PTSS vertoonden.

Wat hoop je dat er nog gaat veranderen in hoe tandartsen met angstige patiënten omgaan?

Ik hoop dat ze het allemaal goed blijven doen. En dat ze goed kijken naar hoe stewardessen omgaan met reizigers die vliegangst hebben. Het gaat er uiteindelijk om dat je belangstelling toont en vragen blijft stellen. Hoe komt het dat iemand zo bang is of tandartsen niet vertrouwt? Als je jezelf constant die vraag stelt, ben je vanzelf en oprecht geïnteresseerd in de mens achter het gebit. Daarmee kun je zoveel voor mensen betekenen. Dat betaalt zich terug in een leuke praktijk waar patiënten graag willen komen en medewerkers graag willen werken.

Op wat voor manier ben je nu nog met je vak bezig?

Ik ben niet iemand die makkelijk stilzit, dus ik blijf bezig. Op het gebied van onderzoek heb ik nog genoeg doelen en vind ik het leuk om jonge mensen te begeleiden. Zo zijn we al een tijd bezig met Virtual Reality (VR) exposure therapie. Patiënten kunnen dan in de praktijk of thuis oefenen met tandheelkundige situaties, zodat hun brein eraan gewend raakt. Uit onderzoek hiernaar komen tot nu toe heel mooie resultaten, maar dit is zeker een onderzoekspad om nog veel verder te ontwikkelen.

Ook ben ik aan de achterkant betrokken bij een geheel nieuwe ontwikkeling in het angstlandschap en dat is de intensieve behandeling voor mensen met een diepgewortelde angst voor de tandheelkundige behandeling, die ze bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde (SBT) aan het uitrollen zijn. Mensen komen dan een paar dagen naar de praktijk, in plaats van dat ze bijvoorbeeld maanden achtereen tweewekelijks terug moeten komen. Het voordeel is dat alles overzichtelijk is en in een soort snelkookpan plaatsvindt, waardoor patiënten minder snel uitvallen en snel over hun angst heenkomen.

Bovendien zien patiënten het als een voordeel dat ze door verschillende behandelaren worden geholpen. De ene heeft nu eenmaal een betere klik met een patiënt dan de ander. Voor ons is het ook fijn om te kunnen overleggen met collega’s en met elkaar mee te denken over een optimaal behandelplan. Dit idee riep eerst veel weerstand op, omdat anderen vonden dat je je trauma’s alleen kunt delen met één therapeut.

Zo zie je weer dat Michiel Eijkman gelijk heeft: hoe beter het idee, hoe groter de weerstand. Dat heb ik ondervonden bij de introductie van EMDR-therapie in Nederland en dat zie ik nu ook bij de introductie van zo’n revolutionaire intensieve behandeling. Ik heb wel geleerd dat als je wetenschappelijk onderzoek blijft doen uiteindelijk het beste idee overwint.

Biografie Ad de Jongh

Prof. dr. Ad de Jongh (1956) is tandarts en gezondheidszorg‐psycholoog en promoveerde in 1995 op negatieve cognities bij tandartsangst. Van 1988 tot 2001 werkte hij als angsttandarts in twee gezondheidscentra. Sinds 2003 was hij als bijzonder hoogleraar angst‐ en gedragsstoornissen verbonden aan de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde (SBT) en het Academisch Centrum Tandheelkunde (ACTA). Daarnaast was hij hoofdopleider van de opleiding Tandarts‐angstbegeleiding.

In 1993 introduceerde De Jongh EMDR in Nederland. Hij is ook erkend trainer voor de EMDR Europe Association en medeoprichter van de Vereniging EMDR Nederland (VEN).

In 2015 startte hij samen met een groep van experts op het gebied van traumabehandeling een kliniek voor de intensieve behandeling van psychotrauma in Bilthoven, genaamd PSYTREC, waar hij aan het hoofd staat van het wetenschappelijk onderzoek.

 

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement