DT News - Netherlands - “Patiënt waardeert een tandarts die op kanker screent”

Search Dental Tribune

“Patiënt waardeert een tandarts die op kanker screent”

Tessa Vogelaar

Tessa Vogelaar

di. 27 februari 2018

Bewaar

Een op de drie mensen krijgt ooit kanker. Dat betekent dat iedere tandarts met regelmaat een patiënt die de aandoening heeft, of heeft gehad, in zijn of haar stoel krijgt. Wat dient de algemeen practicus te weten over de gevolgen die tumoren kunnen hebben voor de mondgezondheid? En over het screenen op (pre-)maligne kenmerken? Dental Tribune vroeg het aan Prof. dr. Jan Roodenburg, kaakchirurg-oncoloog in het UMC Groningen.

Welke gevolgen kan kanker hebben voor de mondgezondheid?
Dat hangt af van de soort kanker en de behandeling. De systemische behandeling kan bijwerkingen hebben in de mond. Daarbij gaat het vooral om behandelingen met medicijnen zoals chemotherapie, berucht om de bijwerkingen in de mond. Van de mensen die behandeld worden voor een andere soort kanker dan hoofd-halskanker, ervaart maar een klein deel problemen in de mond. Bijvoorbeeld mucositis of een verminderde speekselproductie. Deze treden meestal een of twee weken op en verdwijnen dan weer.

Welke andere soorten kanker en hun behandeling kunnen voor problemen in de mond zorgen?
Bij hoofd-halskanker (maligniteiten van de lip, mond, keel, strottenhoofd, speekselklieren en/of kaken, red.) wordt bestraling in het hoofd-halsgebied als primaire behandeling gegeven. Vaker nog wordt bestraling na een operatie gegeven en soms wordt dit gecombineerd met chemotherapie. In dat geval kunnen er effecten zijn op de mond en de speekselklieren. Tijdens de bestralingsperiode, die ongeveer zeven weken duurt, treedt vaak mucositis op. Ook gaan de speekselklieren minder werken, waardoor er minder afweer is tegen cariës.

Patiënten met maligniteiten in de lymfeklieren, zoals de ziekte van Hodgkin, krijgen eveneens vaak radiotherapie. Deze groep heeft daarom ook kans op bestralingscariës. Een derde categorie is die van schildklierkankers. Deze patiënten kunnen daarvoor behandeld worden met radioactief jodium. Dat gaat vooral naar de schildkliercellen, waar het van binnenuit de kankercellen kapot straalt. De jodium kan echter ook in de speekselklieren terechtkomen. In dat geval neemt de speekselvloed af en daar hebben patiënten soms chronisch last van.

Welke preventieve interventies kun je ondernemen bij patiënten van wie bekend is dat ze kanker hebben?
Bij patiënten met kanker die worden bestraald in het hoofd-halsgebied worden voorzorgsmaatregelen getroffen. Zij worden gescreend in het hoofd-hals oncologisch centrum en zij krijgen standaard preventief met behulp van fluorkappen (neutrale) fluoride toegediend ter voorkoming van stralingscariës door de verlaagde speekselproductie. Datzelfde geldt voor patiënten die radiotherapie krijgen voor lymfeklierkanker in de hals.

Daarnaast moet je als tandarts alert zijn op extracties bij patiënten die in het hoofd-halsgebied zijn bestraald. De bestraling zorgt ervoor dat de bloedvoorziening van het gebied verslechtert en er meer kans is op infecties. Extraheren in bestraald kaakbot geeft kans op hardnekkige vorm van osteomyelitus, zogenaamde osteoradionecrose, dat zelfs kan leiden tot ernstige botnecrose en kaakfracturen.

Ook moet worden opgelet met bisfosfonaten, geneesmiddelen die botontkalking tegengaan. Deze worden vaak gebruikt bij tumoren met botuitzaaiingen zoals mammacarcinoom of bij mensen met osteoporose. In dat geval is er eveneens meer kans op infecties en slechte wondgenezing wanneer je extracties doet. Als je patiënt kanker heeft, is het altijd raadzaam na te vragen welke medicatie wordt gebruikt.

Zijn er zaken die tandartsen vaak over het hoofd zien bij kankerpatiënten?
Het risico van infecties. Parodontitis die kan leiden tot osteoradionecrose. Ook het dragen van uitneembare protheses waarbij je drukplekken kunt krijgen, kan voor problemen zorgen. Bij een gezonde patiënt geneest een wondje dat wordt veroorzaakt door een slechtzittende prothese wel weer, maar bij een patiënt met bestraalde kaken kan dat kans geven op osteoradionecrose. Als dit niet tijdig wordt herkend, kan dat in het uiterste geval leiden tot verlies van een stuk kaakbot of het transplanteren van een stuk kaak om deze te herstellen.
Wanneer je zelf niet de verwijzer bent van de patiënt, is het tevens belangrijk om goed op de hoogte te worden gehouden door de specialisten. Zorg bij een patiënt met hoofd-halskanker bijvoorbeeld dat je correspondentie ontvangt van het oncologisch centrum. Voor die correspondentie is overigens toestemming van de patiënt nodig.

Welke rol is er weggelegd voor tandartsen bij hoofd-halskanker?
Voor de tandarts is het belangrijk om te weten dat hoofd-halskanker in de mondholte vaak wordt voorafgegaan door een voorstadium, een premaligne afwijking. De belangrijkste is leukoplakie. De tandarts dient dit te herkennen, zodat dit voorstadium tijdig kan worden behandeld, nog voordat het kanker wordt.

Zaak is om extra oplettend te zijn bij mensen die roken en drinken, omdat dat een risicofactor is. Daarnaast is er een risico op een tweede tumor voor mensen die al eens hoofd-halskanker hadden. Dat is een carcinoom op een andere plek, maar geen recidive. Het risico daarop is met 20% aanzienlijk.

Wanneer is doorverwijzen naar een kaakchirurg, oncoloog of andere specialist aan te raden?
Als je een wit vlekje, zwelling of zweer ziet en het niet vertrouwt, kun je naar elke kaakchirurg verwijzen. Die is in staat om een diagnose te stellen. Mocht het kanker zijn, dan moet het in een hoofd-hals oncologisch centrum worden behandeld. Een kaakchirurg die zelf niet werkzaam is in een centrum, kan makkelijk verwijzen naar een centrum in de buurt.
Merk je een afwijking bij een patiënt, waarvan je redelijk zeker bent dat het kwaadaardig is, dan kun je ook rechtstreeks doorverwijzen naar een kaakchirurg-oncoloog in een hoofd-hals oncologisch centrum.

Wat vertel je de patiënt bij verwijzing?
Uit de colleges die ik geef aan tandheelkundige studenten in Groningen en de casussen die we daar bespreken, weet ik dat dit een lastig punt is. Men is vaak terughoudend om het woord kanker in de mond te nemen en dat is begrijpelijk. Toch is het belangrijk de verwijzing te organiseren. Dat is wat mij betreft niet alleen een verwijsbrief schrijven, maar daadwerkelijk een afspraak maken bij de kaakchirurg. Wanneer een patiënt vraagt of het kwaadaardig is, kun je aangeven dat je daar wel aan denkt en voor de zekerheid verwijst. Vertel geen dingen die je niet zeker weet, maar je mag best je bezorgdheid uiten. Ik heb nog niet meegemaakt dat een patiënt waarbij het uiteindelijk meeviel, boos was op zijn tandarts. Sterker nog; patiënten bij wie het kwaadaardig blijkt te zijn, zijn vaak trots op hun tandarts dat hij het heeft gezien.

Biografie
Prof. dr. Jan Roodenburg (1953) studeerde tandheelkunde in Groningen. Vervolgens doorliep hij daar de opleidingen kaakchirurgie en hoofd-halsoncologie. Hij promoveerde in 1985 en werd in 1995 benoemd tot Bijzonder Hoogleraar Maxillofaciale Oncologie aan de RUG. Momenteel is hij hoofd van de sectie oncologie op de afdeling kaakchirurgie in het UMC Groningen. Roodenburg heeft ruim 200 publicaties in internationale tijdschriften op zijn naam staan.

 

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement