Search Dental Tribune

Interview Paul de Kok: “Minimaal invasief moet geen dogma worden”

Restauratief tandarts dr. Paul de Kok

wo. 27 november 2024

Bewaar

Op het congres MINIMAAL INVASIEF2025 dat op 11 april 2025 wordt gehouden, gaan sprekers uit verschillende disciplines op zoek naar de optimale balans tussen minimaal invasief werken en het beste eindresultaat. Soms is het nodig tandweefsel of een tand op te offeren, zo betoogt restauratief tandarts dr. Paul de Kok in een interview met Dental Tribune. Hij is nauw betrokken bij de inhoud van het congres en zal ook als spreker optreden.

Waarom de keuze voor dit congres met de kernwoorden minimaal invasief en maximaal behoud van gezond tand- en steunweefsel?
Hoe minder wij als tandartsen ingrijpen, hoe meer er van de natuur behouden blijft. We zijn ons er de laatste jaren bewuster geworden van hoe fantastisch onze eigen tanden en kiezen zijn, net als de weefsels waaruit ze bestaan: het glazuur en dentine. Bij nieuwe technologische ontwikkelingen en materialen is er vaak een heilig geloof dat die beter zijn dan het origineel. Het lijkt erop dat men soms een beetje voor God wil spelen. Na een paar jaar komt men er dan achter dat nieuwe technieken of materialen gebreken vertonen en dat ze niet beter zijn dan het origineel. Hoe mooi en sterk restauraties met composiet en porselein bijvoorbeeld ook zijn, ze zijn niet beter dan natuurlijke elementen. Door die bewustwording zijn we zuiniger geworden op glazuur en dentine, en proberen we technieken te ontwikkelen om de natuur zo veel mogelijk te behouden. De rode draad in elke discipline van de tandheelkunde moet het behoud zijn van wat je van de natuur hebt meegekregen: je gezonde gebit.

Wordt deze zienswijze dan onvoldoende nageleefd?
Nee, nee, nou ja, daar vraag je wat. Ik denk dat het voldoende leeft en dat men zich er wel bewust van is geworden, maar om het helemaal na te leven, moet je je nieuwe technieken eigen maken die je nog niet toepast. Als je bijvoorbeeld bent opgeleid om bij indirecte restauraties een traditionele kroonomslijping te doen, dan voel je je daar competent in en comfortabel bij. Als je dan de overstap wilt maken naar een partiële keramische, adhesieve restauratie, die veel minder invasief is, moet je een heel andere techniek aanleren en er ervaring in krijgen. Dat is best een grote stap. Ik merk dat veel collega’s daar tegenaan lopen. Zo gaat het natuurlijk met meerdere dingen in de tandheelkunde.

Het is moeilijk af te stappen van wat je in je studie hebt geleerd en jaren hebt gedaan?
Ja, dat omgooien is vrij lastig. Maar het is wel nodig, want je ziet de laatste jaren dat de vraag naar cosmetische tandheelkunde onder onze patiënten enorm is toegenomen. Dat betekent dus dat er vraag is vanuit de markt om tanden en kiezen te beslijpen en invasief te werk te gaan. Als vakmensen moeten we onze patiënten adviseren over behandelingen die niet of minder invasief zijn om de esthetiek te verbeteren. Als een patiënt bijvoorbeeld komt met de vraag om facings, moet je minder invasieve alternatieven als een orthodontische behandeling, bleken of een composietrestauratie kunnen aanreiken. Als beroepsgroep zijn we ons de laatste jaren dus zeer bewust geworden van het belang van minder invasief werken, terwijl bij onze patiënten de vraag om meer invasief werken – impliciet – is toegenomen.

Maar wordt er soms ook niet te eenzijdig gefocust op minimaal invasief werken?
Soms wordt dat pad te gemakkelijk gevolgd. Minimaal invasief is geen vluchtige trend, maar is wel een term die veelvuldig wordt gemunt. Behandelaars slaan er ook wel eens in door. Bij indirecte restauraties is niet ieder materiaal geschikt om in de dunste laag te worden uitgevoerd. Ik zie casussen op sociale media, of zelfs in artikelen, waarbij het keramiek zo vreselijk dun wordt verwerkt dat ik niet geloof dat het materiaal dit op lange termijn aankan. Het ziet er misschien wel fantastisch uit, maar ik geloof niet dat het bestand is tegen twintig jaar kauwkrachten.
Er zijn veel technieken verbeterd om minder invasief te kunnen werken. Dat geldt niet alleen voor indirecte restauraties, maar ook op andere gebieden, zoals de endo met minimale opening en chirurgie met steeds meer flapless werken. Daardoor richten we bij patiënten minder schade aan, maar compromitteren we soms ook het eindresultaat. Dat gebeurt als je de endodontische opening zo klein maakt dat het niet lukt om de pulpakamer goed te reinigen of dat je kanalen over het hoofd ziet. Of als je bij chirurgie te weinig invasief ingrijpt, waardoor je te weinig buccaal bot opbouwt en een implantaat uiteindelijk buiten de kaakboog staat. Dan schiet je alsnog mis en ben je zogezegd penny wise, pound foolish. Met het congres willen we dit soort ontwikkelingen tegen het licht houden.

Soms moet je dus wel wat meer invasief werken om een beter eindresultaat te krijgen?
Ja, soms wel. Als je bijvoorbeeld een keramische onlay te dun maakt, is dat weliswaar in eerste instantie beter voor het element, maar als de restauratie een kortere levensduur heeft en een aantal keer opnieuw gemaakt moet worden, is uiteindelijk de schade groter.

Minimaal invasief moet geen dogma worden?
Precies. Dat is het nu soms wel. Als ik studenten of pas afgestudeerde tandartsen lesgeef, merk ik dat ze zo bang zijn gemaakt voor het offeren van gezond tandweefsel dat ze daardoor veel te voorzichtig worden. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Waar ligt de grens om met behoud van gezond tandweefsel toch optimale behandelingen te bieden?

Dat is een grijs gebied, neem ik aan.
Dat gebied willen we verkennen. Neem ook orthodontie: tegenwoordig kan iedere tandarts orthodontie met aligners uitvoeren, zou je zeggen. Daarbij wordt vrijwel altijd met non-extractietherapie gewerkt waarbij geen gezonde tanden worden opgeofferd. Dat klinkt minimaal invasief, maar niet als tanden buiten de tandboog komen te staan, met recessies als gevolg. Dan verlies je misschien wel meer elementen en kun je toch beter een klein offer brengen voor een beter resultaat.

Sinds wanneer wordt dit probleem aangekaart?
Dat is langzaam gegroeid. Voor mij hangt het sterk samen met de opkomst van sociale media, waardoor – zeker jonge collega’s – veel informatie die niet geverifieerd is tot zich krijgen. Wetenschappelijke artikelen moeten langs een editorial board en krijgen reviews van vooraanstaande collega’s voordat ze gepubliceerd mogen worden. Terwijl iedereen een post op Instagram kan zetten die niemand hoeft te checken. Als het een aansprekende post is met een mooie casus, dan gaat die snel als waarheid gelden. Dan krijgt zoiets meer bekendheid dan je zou willen. Blijf kritisch ten opzichte van de informatie die je daar krijgt en blijf academisch denken. Eén bron is geen bron.

In jouw lezing over indirecte restauraties roep je de vraag op of minimaal invasief een must of een mythe is. Kun je daar al een antwoord op geven?
Ik ga het hebben over bepaalde trends bij minimaal invasief werken met indirecte restauraties, zoals deep margin elevation, immediate dentin sealing, non-prep veneers en feather-edge margins. Allemaal klinkende termen die je overal ziet opdoemen. Is zo’n techniek nou wetenschappelijk en klinisch een blijver of is het flauwekul? Zijn het zaken die we moeten omarmen en die wezenlijk iets bijdragen voor onze patiënten of zijn het ontwikkelingen die we beter kunnen vergeten? Ik hoop mijn publiek daar wat handvatten voor te kunnen bieden.

Hoe behandelen de andere sprekers dit vraagstuk? Om te beginnen Erik-Jan Muts met de lezing ‘Infiltratie van glazuurdefecten ontmaskerd’.
Ik ben wel voorzichtig met vooraf spreken over de andere lezingen, maar ik zal antwoorden in algemene termen. Erik-Jan is in Nederland en in het buitenland een absolute autoriteit op het gebied van infiltratietechniek bij de behandeling van witte vlekken door glazuurdefecten. Die techniek is de laatste jaren enorm opgekomen en er kunnen cosmetisch grote effecten mee bereikt worden. Ik wil niet zeggen dat ze niet-invasief is, omdat er wel iets gebeurt in het glazuur, maar er wordt in ieder geval geen boor aangeraakt. Dit is een belangrijke nieuwe techniek, want er lopen veel mensen met dat soort vlekken rond. Tot voor kort was daar niets aan te doen, tenzij heel ingrijpend. Met de infiltratietechniek is er een heel nieuwe behandelingstechniek in ons spectrum bij gekomen. Ik denk dat dit nu de minst invasieve behandeling in de cosmetische tandheelkunde is. Het succes hangt wel af van de indicatie. De infiltratietechniek werkt namelijk niet op elke plek, beter gezegd: niet alleen met infiltratie op elke plek. Erik-Jan zal een duidelijk overzicht geven van wanneer ze wel of niet werkt.

En hoe zit het met endodontologie waarover Marga Ree de lezing ‘Minimaal invasieve endodontie, wanneer en hoe?’ houdt?
De endodontologie gaat natuurlijk om het behoud van elementen waarmee het niet goed gaat en die je probeert te redden door infecties te bestrijden, zodat elementen toch nog een aantal jaren mee kunnen. Doordat ze al lang met vergrotingen werkt, heeft Marga haar preparaties tot een minimum weten te beperken. De vraag is hoever je kunt gaan met minimaal invasieve endodontie, afgekort als MIE.

Hoe speelt minimaal invasief een rol bij de lezing ‘Een beetje meer, een beetje minder: over het tandvleesrandje’ van Giles de Quincey?
Hij gaat vertellen over zijn chirurgische ingrepen als pardontoloog. Waar we voorheen mensen van oor tot oor moesten openklappen voor operatieve ingrepen, doen we dat nu steeds minder, via tunneltechieken en behoud van de papillen. Giles vertelt wat daarin de nieuwste ontwikkelingen zijn. Hij laat ook zien hoe we met moderne ontwikkelingen en met kunstmatige materialen meer operaties kunnen doen waarbij minder bot en bindweefsel van de patiënt uit een ander deel van de mond hoeven te worden gehaald. Minder ingrijpend en minder invasief dus.

En tot slot in de lezing ‘Interdisciplinaire benadering. De orthodontist: team player of coach’ van Sandy van Teeseling.
Orthodontie is in de basis een van de minst invasieve cosmetische behandelingen, want je verplaatst elementen in plaats van dat je ze beschadigt. Maar in verkeerde handen kan dat wel degelijk invasief zijn. Als ze op een verkeerde plek komen, kan dat tot recessies leiden en zelfs verlies van elementen. Als er te hard aan elementen getrokken wordt, leidt dat tot resorptie van de wortel. Soms is het dus beter wel een extractie uit te voeren voordat je een orthodontische behandeling start. Sandy gaat ons uitleggen waar de grenzen liggen en hoe hij de balans houdt tussen minimaal invasief werken en het mooiste resultaat.

Is de conclusie dat we de laatste jaren te kortzichtig gefocust hebben op minimaal invasief en te weinig weten waar de grenzen liggen?
Tweeledig. Een deel van de tandheelkundige gemeenschap mag nog wat meer gaan denken in minimaal invasief, dat houdt nog iets te veel vast aan oude technieken. Tegelijkertijd is er een andere groep binnen het werkveld die er te ver in doorslaat en daarmee dus een beperkt resultaat bereikt. Die groep kijkt te veel naar sociale media of is te angstig om gezond tandweefsel weg te nemen. Daarom is het leuk om een hele dag aan dit onderwerp te wijden en het vanaf die twee kanten te belichten.

Speelt hier ook een generatieding?
Ik denk dat de oudere tandartsen meer in de eerste groep zitten. Die zouden zich nog wat meer op minder invasief mogen richten, terwijl de jonge generatie zeer doordrongen is van het belang van behoud van gezond tandweefsel en daardoor soms niet ver genoeg durft te gaan en te voorzichtig is. Dat kun je wat ongenuanceerd wel zo stellen.

Ieder kan voor zichzelf wel bepalen waar hij zit en het zal wellicht voor iedere behandeling weer anders zijn…
Natuurlijk. En wij hebben ook niet alle wijsheid in pacht. Wij claimen op het congres goed gefundeerde verhalen te bieden, maar er bestaat de kans dat we er over vijf jaar weer anders tegenaan kijken door nieuwe technieken en nieuwe casuïstiek.

MINIMAAL INVASIEF2025
Het congres MINIMAAL INVASIEF2025 wordt op vrijdag 11 april gehouden in de RAI te Amsterdam. Het wordt georganiseerd door Bureau Kalker. Meer info: www.minimaalinvasief2025.nl.
Cv dr. Paul de Kok, restauratief tandarts
Paul de Kok studeerde tandheelkunde bij ACTA en is erkend restauratief tandarts (NVVRT). Hij werkt in de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA), waar hij op verwijzing patiënten met restauratieve en esthetische problemen behandelt. Hij promoveerde als onderzoeker bij de afdeling Materiaalkunde bij ACTA. De afgelopen jaren was hij universitair docent indirecte restauratieve tandheelkunde bij ACTA.
De Kok heeft meerdere internationale en Nederlandse publicaties op zijn naam staan, is voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Fixed Prosthodontics en reviewer voor het Journal of Prosthetic Dentistry. Hij is actief lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen en geeft nationaal en internationaal regelmatig lezingen op zijn vakgebied.
To post a reply please login or register
advertisement