DT News - Netherlands - Job vindt een goed gebit niet zo belangrijk

Search Dental Tribune

Job vindt een goed gebit niet zo belangrijk

Foto: Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg van Henk Algra (Prelum 2021)
Henk Algra

Henk Algra

za. 28 oktober 2023

Bewaar

Job is een stoer uitziende jonge man van 20 met een paar opvallende piercings en tatoeages. Hij heeft een lichte verstandelijke beperking en is voortijdig van school gegaan. Bouw en techniek vond hij wel interessant, maar het leek hem niet nodig daarvoor een opleiding te volgen – ‘Je kunt toch gewoon kijken hoe het moet?’ Inmiddels werkt hij als hulp van een klusjesman.

Een lichte verstandelijke beperking is niet aan iemand te zien. Mensen met zo’n beperking zijn vaak streetwise en lijken alles beter te weten. De adviezen van behandelaars vinden ze dikwijls maar onzin. In de mondzorg voor deze patiënten kom je jezelf als behandelaar tegen. Hoe ga je om met iemand die zo weinig gemotiveerd lijkt?

Deze casus is afkomstig uit het boek Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg van Henk Algra (Prelum 2021).

 

Patiëntkenmerken

  • Man (20 jaar), lichte verstandelijke beperking

Behandelkwesties

  • Opbouwen behandelrelatie, inschatten communicatieniveau

Hoofdpersonen

  • Job
  • Tandarts Peter
  • Vader van patiënt Job

Ontvangst

Job komt samen met zijn vader binnen op een manier alsof hij kind aan huis is in de praktijk van tandarts Peter. Maar hij is al jaren niet naar de tandarts geweest. Als Peter vraagt hoe dat komt, zegt hij dat hij nooit is opgeroepen, dus hoe kon hij dan weten dat hij naar de tandarts moest? Met de vorige tandarts had hij ruzie gekregen – ‘Daarom heeft die vent me niks meer gestuurd’. Als Peter vraagt of hij bang is voor de tandarts, ontkent Job: ‘Het maakt mij niks uit, ik zie wel.’

Mensen met een lichte verstandelijke beperking kunnen zich veel stoerder voordoen dan ze zich van binnen voelen. Ze bezweren hun angst door deze te ontkennen. Ook een zogenaamd vermijdend onveilige hechting kan leiden tot ontkenning van de angst. De patiënt geeft niet aan dat iets spannend voor hem is: ‘Het maakt me niks uit’. Het onvoldoende kunnen ‘delen’ van spannende momenten, het er geen woorden voor hebben, vergroot de kans op traumatische ervaringen. Als een patiënt die jarenlang de tandarts heeft gemeden zich opvallend stoer opstelt, is dat vaak een signaal van een onderliggende angst. Bij een eerste contact kan zo’n ‘stoere uitspraak’ het beste even geparkeerd worden: het is nog niet het moment om over de angsten te praten. Houd er rekening mee dat de patiënt later opeens veel kwetsbaarder blijkt te zijn.

Eerst moeten nog enkele zaken worden besproken. Job geeft nauwelijks antwoord op Peters vragen en het gesprek verplaatst zich min of meer vanzelf naar vader. Ondertussen zit Job op zijn mobieltje. Als hem iets wordt gevraagd, haalt hij zijn schouders op. Het boeit allemaal niet.

Het gaat vaak min of meer automatisch: het gesprek wordt over het hoofd van de patiënt met de ouders gevoerd. Hoe weinig geïnteresseerd de patiënt er misschien ook bij zit, het is toch belangrijk om hem er zo veel mogelijk bij te betrekken, desnoods door af en toe kort een tussendoorvraag te stellen. Job moet leren dat hij een volwassen patiënt is met een eigen verantwoordelijkheid.

Als het gesprek even op de vakantie komt, veert Job op. Hij heeft grote plannen. In Egypte kun je een brommer huren die 100 kan, ook al heb je geen rijbewijs. Dat gaat hij deze zomer doen. Zo’n rijbewijs is eigenlijk helemaal niet nodig, hij weet wel hoe je een snelle brommer moet besturen. De vraag naar een opleiding die Peter daarna stelt, ketst echter weer af op de houding van Job. Wat heeft een opleiding nu te maken met de tandarts? Dat hoeft die toch allemaal niet te weten?

De tandarts is er voor je tanden. Job is niet de enige die niet beseft dat de behandeling van het gebit ook maken heeft met de rest van je lichaam en met je levenswijze.

Peter had ook op neutrale toon kunnen zeggen dat hij alle patiënten naar hun werk of opleiding vraagt.

Peter vraagt waarom Job nu toch naar de tandarts is gekomen. Job vertelt dat hij naar de dokter is geweest omdat hij pijn in zijn mond had en dat die zei dat hij naar de tandarts moest. Maar de pijn is alweer over. Het is dat hij bij zijn vader achter op de motor mocht, anders zat hij nu aan het strand.

Het is duidelijk dat de tandarts in Jobs leven geen hoge prioriteit heeft. Als Peter vraagt hoe het met poetsen gaat, laat Job weten dat dat prima gaat. ’s Morgens niet, want dan is hij te duf, maar ’s avonds poetst hij altijd wel vijf minuten. Dat wil de tandarts dan wel eens zien… ‘Geen probleem,’ zegt Job, maar hij heeft geen tandenborstel bij zich. Wel een schroevendraaier, die heeft hij wel eens gebruikt om een stukje vlees tussen zijn tanden weg te halen. ‘Maar dat lijkt me niet zo verstandig,’ voegt hij eraan toe. ‘Nee,’ zegt Peter, ‘dat kun je beter niet doen.’ Gelukkig heeft Peter wel een tandenborstel. Hij wil graag dat Job zijn tanden hier poetst.

Soms geeft een ouder ook commentaar op de kwaliteit van het tandenpoetsen, bijvoorbeeld omdat hij zich schaamt over de kwaliteit van mondverzorging. Het gevaar is dan dat het twee tegen één wordt. Gelukkig laat de vader van Job het oordeel over de mondverzorging aan de tandarts over.

Tanden poetsen

Job moet nu dus eerst zijn tanden gaan poetsen. Dat lijkt hij geen probleem te vinden: ‘Komt goed uit, daar was ik vanmorgen niet aan toegekomen.’ Hij mag kiezen uit meerdere smaken. Opvallend is dat hij niet leest wat er op de tube staat, maar aan de eerste de beste tube ruikt en die dan oké vindt.

Het zou best kunnen zijn dat Job meestal de moeite niet neemt om iets te lezen. Hij ‘doet’ in plaats van dat hij leest. Ga er bij Job dus niet van uit dat een bijsluiter of een schriftelijk advies gelezen zal worden.

Tijdens het poetsen valt op dat Job kriskras poetst. Er zit geen enkele structuur in. Peter vraagt: ‘Denk je dat je overal gepoetst hebt?’ Job denkt van niet, maar dat lijkt hem geen probleem. Hij heeft een lekkere pepermuntsmaak in zijn hele mond, dus de tandpasta komt vast bij al zijn tanden en kiezen.

Peter communiceert op onderhoudende toon met Job, zonder dat er druk achter zit. Een oordeel wordt door patiënten als Job heel snel als een afwijzing ervaren.

Peter geeft Job een compliment omdat hij goed zijn best doet. Tegelijkertijd maakt hij duidelijk dat zo niet alles schoon wordt. Hij stelt Job voor om nog een tweede keer te poetsen, maar dan voor de spiegel. Het is duidelijk dat het poetsen nu beter gaat. Job heeft letterlijk meer zicht op wat hij doet. Maar als Peter dat zegt, blijkt dat Job er toch anders naar kijkt. Volgens hem maakt het niets uit.

Het is goed om de beide manieren van kijken naast elkaar te zetten. ‘Jij ziet geen verschil, maar ik vind dat het op deze manier beter gaat. Kun je thuis ook voor de spiegel poetsen?’

‘Wat voor cijfer zou je jezelf nu voor het poetsen geven?’ vraagt Peter. Job geeft zichzelf een 7. Beter hoeft van hem niet – ‘Een 6 is trouwens ook nog steeds voldoende.’

Het geven van een cijfer is een manier om de patiënt actief tot een oordeel te laten komen. Het komt uit de methodiek van het oplossingsgericht werken. Patiënten met een lichte verstandelijke beperking vinden het geven van een cijfer vaak gemakkelijker dan het geven van een meer algemeen verbaal oordeel. Bij Job zou je uiteraard willen dat hij voor een 10 zou gaan, maar hij houdt het bij een ‘zesjescultuur’. Belangrijk blijft om niet te oordelen. Een 6 is een voldoende, maar wie weet kan het ook nog wel een 8 worden…

In de stoel

Dan wordt het tijd om in de stoel te gaan zitten. Dit is geen probleem. Maar als de stoel achterover gaat, blijkt dat toch ingewikkeld te zijn voor Job. Die stoere man durft niet echt te gaan liggen. Hij houdt zijn hoofd omhoog en zijn ademhaling is hoger en sneller geworden. Als hij even later toch ligt, blijft hij erg alert. Als de tandarts de blazer pakt om zijn tanden droger te maken, schrikt hij erg en komt direct omhoog. ‘Waarom ga je me spuiten?’ vraagt hij. Peter legt uit dat het geen injectiespuit is, maar een apparaat om de tanden droog te maken zodat hij beter kan kijken.

Patiënten met een verstandelijke beperking zeggen zelden precies waar ze bang voor zijn. Soms wordt dit pas ontdekt aan de hand van het gedrag in de stoel. Job lijkt bang te zijn voor de naald. Het is belangrijk om hier nog een keer op door te vragen. Wat is precies de angst voor het spuiten? Peter gaat er op dit moment (nog) niet op in, maar past een vorm van afleiding toe.

‘Bijzondere tattoo heb je op je arm,’ merkt Peter op. Job zegt dat hij ook nog wel een tattoo kan laten zetten van een kunstgebit, dat zie je verder nooit. Met die grap lijkt het ijs weer gebroken.

Vervolgens wordt als hulpmiddel het tellen van de tanden ingezet. Peter telt de tanden en kiezen één voor één. Daarna worden de gegevens gedicteerd aan de assistente. ‘Ik geef alle tanden en kiezen een nummer,’ zegt hij. Job kijkt ondertussen geïnteresseerd mee in de spiegel. Als afleiding vraagt Peter of hij de aantallen tanden en kiezen kan onthouden, dan kunnen ze straks allemaal bij elkaar worden opgeteld. ‘Geen probleem,’ zegt Job. Maar als het aantal tanden en kiezen in de vier kwadranten uiteindelijk moet worden opgeteld, blijkt dat veel te ingewikkeld te zijn.

Het tellen van de tanden lijkt niet te passen bij de uiterlijke verschijning van Job. Is het niet wat te kinderachtig? Het lijkt hem echter rust te geven. Die rust kan ook zitten in de stem van Peter. Het optellen van het aantal tanden en kiezen is een vorm van distractie: de spanning wordt afgeleid.

Peter probeert nog eens te achterhalen wat maakt dat Job de tandarts lijkt te mijden. Job vertelt dat hij helemaal niet bang is: ‘Die prik, dat is het ergste, maar boren maakt me niet uit.’ ‘En die tattoos dan?’ vraagt Peter, ‘dan word je toch ook geprikt?’ Job antwoordt: ‘Daar heb ik zelf voor gekozen en dan maakt het niet zo veel uit.’

Behandeling

Peter constateert dat het gebit van Job niet in goede conditie verkeert, maar daar legt hij geen nadruk op – hij oordeelt opnieuw niet. ‘Ik moet wel wat gaan repareren,’ zegt hij, ‘anders krijg je er straks last van.’ Dat vindt Job echter niet nodig: ‘Als ik er last van krijg, bel ik je wel.’ Dat er een wachtlijst is, vindt hij geen argument: ‘Als jij geen tijd hebt, vind ik wel iemand anders.’ ‘En als niemand meteen tijd heeft?’ probeert Peter nog. ‘Dan kan ik nog wel wachten. Of ik neem een pilletje.’

Het is duidelijk: het onderhouden van zijn gebit heeft voor Job geen hoge prioriteit. Soms helpen metaforen om jongeren met een lichte verstandelijke beperking iets duidelijk te maken. Misschien had Peter een link naar Jobs werk kunnen maken. Ga je bijvoorbeeld een huis pas onderhouden als er een gat in het dak zit? Of repareer je je dak pas als het gaat regenen?

Afronding

Peter zegt dat er wel een volgende afspraak gemaakt moet worden, anders kan Job geen patiënt blijven: ‘Of wil je toch weer naar een andere tandarts?’ Nee, dat hoeft niet van Job, hij vindt Peter best tof. En dus wordt er een nieuwe afspraak gemaakt.

Analyse

Behandelkwesties

  • Opbouwen behandelrelatie, inschatten communicatieniveau

Job is een man met een lichte verstandelijke beperking. Uit de uitkomst van de IQ-test blijkt dat zijn taalbegrip te vergelijken is met dat van een kind van een jaar of 9. Kinderen op die leeftijd denken en spreken concreet. Abstracte taal is vaak nog te ingewikkeld. Ze kunnen handig zijn, maar ze leren dingen vooral door uitproberen en minder door inzicht.

Door hun taalgebruik worden jongeren met een lichte verstandelijke beperking vaak overschat. Dat is zeker zo bij Job, die qua taalgebruik verder ontwikkeld is dan op andere gebieden van de intelligentie. Hij kent veel woorden, maar eigenlijk weet hij niet wat ze betekenen. Een patiënt met een lichte verstandelijke beperking kan bijvoorbeeld van alles zeggen over tandsteen zonder te weten wat dat is. Het is dus mogelijk dat woorden in de juiste context gebruikt worden zonder dat de patiënt begrijpt wat ze inhouden. Voor een behandelaar is het daarom belangrijk om te checken of de patiënt werkelijk begrijpt wat hij zegt. Een probleem daarbij is dat een lichte verstandelijke beperking vaak niet wordt herkend: het is een onzichtbare beperking.

Het tellen van de tanden en kiezen was bedoeld als afleiding. Het kan kinderachtig overkomen en het is belangrijk om dat van tevoren in te schatten. Tandarts Peter kreeg op deze manier ook een beeld van het niveau van functioneren van Job.

Opmerkelijk is dat Job het lezen en misschien ook wel een moeilijk gesprek lijkt te vermijden. De aandacht vasthouden is lastig voor hem. Veel mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben geleerd deze door middel van vermijden te verbergen. Anderen geven sociaal wenselijke antwoorden, zonder te beseffen waarop ze precies antwoord geven.

Als mondzorgverlener wil je je patiënten graag overtuigen van het belang van een gezond gebit. Maar mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben al zo vaak gehoord dat ze het niet goed doen, dat ze hun eigen manier hebben gevonden om weerstand te bieden. Bij de minste kritiek kunnen ze in de verdediging schieten. Dat leidt gemakkelijk tot irritatie over en weer. Preken dat het niet goed gaat heeft geen enkele zin. De boodschap gaat het ene oor in en het andere oor uit. Tandarts Peter probeert niet-bedreigende taal te gebruiken en oordeelt niet.

Het is belangrijk om Job niet te zien als een onwillige patiënt. Anders ga je hem vanuit de zogenoemde ‘boven-positie’ veroordelen, waardoor hij waarschijnlijk niet meer zal willen samenwerken. Peter steekt in zijn toon en houding in op samenwerking. Daarom zegt hij (nu) niet dat Job beter moet poetsen. Hij heeft het evenmin over zijn eet- en drinkgewoonten, die waarschijnlijk ook niet bevorderlijk zijn voor een goed gebit. Het doel dat Peter momenteel stelt, is dat Job niet afhaakt als patiënt. In het kader van een goede zorgverlening is het nodig dat hij blijft komen. In feite draait het om de motivatie: hoe krijgen we Job zélf zo ver dat hij het belang van een gezonde mond gaat inzien.

Doordat Job zo stoer binnenkwam, heeft Peter niet goed kunnen inschatten hoe spannend het liggen in de stoel voor hem was. Zijn stoere gedrag camoufleerde een stukje kwetsbaarheid. Datzelfde was te zien toen de tandarts een blazer pakte en Job dacht dat het een injectiespuit was. Bij iemand met tattoos en piercings verwacht je niet direct angst voor een naald, maar Job blijkt toch erg bang te zijn. Ook hierbij wordt hij dus overschat.

Een overweging voor de toekomst is om Job met lachgas te gaan behandelen. Een andere vorm van angstbehandeling die aan kan sluiten bij mensen met een lichte verstandelijke beperking is de zogenaamde VRET, waarbij patiënten in virtual reality de stappen van de behandeling kunnen ervaren en zelf kunnen stoppen als het te spannend wordt.

Take home message
Probeer bij mensen met een lichte verstandelijke beperking vooral aan het begin van het contact niet te oordelen, ook als de kwaliteit van de mondverzorging onvoldoende is.

 

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement