DT News - Netherlands - Mondzorgregister nieuwe wending in ‘accreditatieoorlog’

Search Dental Tribune

Mondzorgregister nieuwe wending in ‘accreditatieoorlog’

Ben Adriaanse

Ben Adriaanse

do. 3 oktober 2013

Bewaar

AMSTERDAM – Het rommelt in tandheelkundig accreditatie- en registratieland. Toen het Kwaliteitsregister Tandartsen (KRT) deze zomer de erkenning van het Q-Keurmerk beëindigde, rolde de al tijden sluimerende onenigheid over straat. Met de oprichting van het Mondzorgregister vorige week is de scheuring compleet en kwamen NMT en NVT  bovendien lijnrecht tegenover elkaar te staan. Voor de tandarts is hiermee een verwarrende situatie ontstaan, waarbij onduidelijk is welke (extra) nascholingspunten worden bijgeschreven en welke niet. Hoe moet het nu verder? “Deze toestand is werkelijk te gênant voor woorden.”

De tandarts was en is niet wettelijk verplicht tot het volgen van geaccrediteerde nascholing. Toch besloten in 2007 de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) en de Nederlandse Vereniging van Tandartsen (NVT) dat geaccrediteerde nascholing en een gedegen registratie daarvan een toegevoegde waarde zou zijn voor de mondzorg. Practici zouden aangemoedigd worden hoogwaardige nascholing te volgen; de patiënt zou op zijn beurt in een register kunnen nagaan welke tandarts zijn vakkennis transparant op peil hield. Zo ontstond het Kwaliteitsregister Tandartsen, kortweg KRT.

De volgende vraag was hoe het accrediteren en registeren van nascholing geadministreerd zou worden. Het meest voor de hand ligt een onafhankelijk registratieorgaan en één of meer eveneens onafhankelijke accreditatieorganen, zodat er geen kans op belangenverstrengeling zou ontstaan. Beschikbare accreditatieorganen zijn momenteel de St. QuAT, die het Q-Keurmerk verleent, het Keurmerkinstituut en Calibris Contract.

Tot zover is er niets mis. De laatste jaren echter beriep het KRT zich op haar statuten, die voorschreven dat het Register criteria diende op te stellen voor accrediterende instanties en geaccrediteerde nascholing. Dit leidde er in de praktijk toe dat het KRT niet alleen de punten registreerde, maar ook een vinger in de pap kreeg in het accreditatieproces en zelf cursussen ging erkennen. Zo verzocht het KRT de St. QuAT om de voorafgaande beoordeling van alle te accrediteren cursussen uit te breiden, hoewel QuAT desgevraagd aangeeft de meest uitgebreide procedure toe te passen: een audit vooraf, inhoudelijke toetsing tijdens de cursus en een evaluatie achteraf door de deelnemers.

Scheiding van machten

Het KRT geeft aan dat NMT en NVT bij de oprichting gezamenlijk de statuten van het KRT hebben opgesteld. “Daar kunnen we ons dus alleen maar aan houden,” aldus voorzitter Nelleke Menzel-de Groot. Bovendien geeft zij aan als Register de verantwoordelijkheid te hebben om kritisch te zijn op de accrediterende instanties. De wijze van beoordelen door St. QuAT is het KRT al tijden een doorn in het oog, stelt Menzel-de Groot, hoewel beide partijen opvallend genoeg een zeer uiteenlopend beeld geven van de accreditatieprocedure van St. QuAT. Menzel-de Groot zag in haar ogen geen andere mogelijkheid dan in te grijpen. “De kwaliteit van een tandarts kunnen we niet registreren, maar met de bevoegdheden die het KRT heeft meegekregen bij de oprichting kunnen we wel zorgen dat de bij het KRT geregistreerde tandartsen kwalitatieve, inhoudelijk goede deskundigheidsbevorderende activiteiten kunnen volgen.”

St. QuAT ziet zichzelf als onafhankelijke en capabele accrediterende instantie, die samen met TNO haar criteria heeft ontwikkeld. Het Q-Keurmerk heeft bovendien een toetsing ondergaan van het INK Managementmodel. St. QuAT gaf aan niet van de inhoudelijke inmenging door het KRT gediend te zijn. “De laatste tijd hebben wij telkens gedacht: schoenmaker, blijf bij je leest,” aldus voorzitter Monetta de Bakker-Ruige. Zij ziet binnen de tandheelkunde het liefst een overkoepelend orgaan waarin de vaststelling van de normen, accreditatie, registratie, visitatie et cetera volledig van elkaar gescheiden zijn. Zo ontstaat een transparant systeem zonder het gevaar van belangenverstrengeling, in het belang van de mondzorgprofessional. “Maar het KRT wil acteren als wetgevende, regulerende én uitvoerende organisatie,” stelt De Bakker-Ruige vast. “Scheiding van ‘machten’ leidt tot een meer transparante en begrijpelijke situatie voor cursusaanbieders en cursisten.”

Welles-nietes

De eisen van het KRT en de standvastige houding van St. QuAT noopten al in 2012 tot crisisberaad. Hieruit ontstond een compromis met duidelijke afspraken over de rol van beide partijen. De rust keerde terug, maar de uitleg die beide partijen nu geven van de correspondentie die begin 2013 volgde, heeft een hoog ‘welles-nietes’-gehalte. St. QuAT laat weten dat het KRT de afspraken zonder enig overleg verbrak, terwijl het KRT beweert een brief van NVT en QuAT te hebben ontvangen waarin stond dat zij het KRT niet meer erkenden als houder van bevoegdheden.

Hoe dan ook stuurde het KRT vervolgens een brief rond waarin het bekendmaakte de erkenning van het Q-Keurmerk per 1 augustus 2013 te beëindigen. Maar waar het KRT hierdoordoor wellicht gehoopt had dat QuAT zou inbinden, gingen de ontwikkelingen een heel andere kant op. De NVT mengde zich actief in de discussie en richtte vorige week het Mondzorgregister op. Dit nieuwe register presenteert zich als een alternatief voor het KRT en erkent alleen accreditatie met, jawel, het Q-Keurmerk. Vooralsnog worden andere accreditatieorganen of kwaliteitseisen niet vermeld.

Wat bracht de NVT ertoe op deze manier in te grijpen? Voorzitter Willeke Sanderink vond dat er iets moest gebeuren. “We konden de Q-cursusaanbieders en onze leden niet in de kou laten staan. Per 1 oktober eindigt de erkenning door het KRT. Wij vinden het van het grootste belang dat de gevolgde cursussen met het Q-Keurmerk vanaf dat moment ergens als geaccrediteerde nascholing geregistreerd worden.”

Onnodige concurrentie

Intussen buitelen de diverse instanties over elkaar heen om hun afkeuring te laten blijken. De NMT stelt op haar website dat de toegevoegde waarde van het Mondzorgregister onduidelijk is en er al genoeg onrust in het veld is. Hierbij doet de tandartsvereniging de dubieuze aanname dat in het KRT “ook de deelname aan Q-geaccrediteerde cursussen wordt geregistreerd.” Dit is feitelijk juist, maar vanwege de beëindiging van de erkenning geldt dit voor de extra punten niet meer, wat onder meer de aanleiding is voor het conflict. De Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) liet zich in vergelijkbare bewoordingen uit als het NMT. Deze vereniging ziet het Mondzorgregister als onnodige concurrentie voor het zelf opgerichte Kwaliteitsregister Mondhygiënisten (KRM).

Ook het KRT is uiteraard niet te spreken over het nieuwe register, maar beschouwt het ook niet als een concurrent. “Een Register dat alleen de deelname aan Q-geaccrediteerde cursussen bijhoudt en niet kijkt naar welk ander kwaliteitscriterium dan ook, is niet vergelijkbaar met het KRT,” aldus Menzel-de Groot.

Sanderink benadrukt dat het Mondzorgregister niet concurrerend wil zijn en dat de beperkte focus gerechtvaardigd is. “Niet voor niets noemen we het Mondzorgregister een pilot. Het moet gezien worden als een middel voor de korte termijn, nu we met alle betrokken partijen naar een oplossing zoeken.” Binnenkort gaat de stekker er dus weer uit? Sanderink: “Ik heb er alle vertrouwen in dat we er met elkaar uit gaan komen. Voordat een nieuwe of aangepaste constructie geïmplementeerd is, houdt het Mondzorgregister de behaalde punten in Q-geaccrediteerde cursussen bij. Wij zijn absoluut een voorstander van één Register. Maar omdat de besluitvorming bij de NMT niet altijd even snel gaat, kan hier veel tijd overheen gaan. Intussen kan de tandarts er door het Mondzorgregister op vertrouwen dat hij uiteindelijk geen punten misloopt.”

Tegen de muur gezet

Ook al staan ze in de onderhandelingen aan de zijlijn, de cruciale vraag in dit conflict is wat de cursusaanbieders gaan doen. Het merendeel van hen is geaccrediteerd met het Q-Keurmerk. Kiezen zij voor een andere accrediterende instantie om het maximale aantal nascholingspunten bij het KRT veilig te stellen, of blijven zij het Q-Keurmerk trouw en kiezen zij daarmee voor het Mondzorgregister?

Erik Ranzijn, eigenaar en docent bij Roovos Organisatieontwikkeling, hoeft hierover niet lang te twijfelen. “Ik ben al jarenlang zeer te spreken over het Q-Keurmerk. Ik vind het kwalijk dat het KRT cursusaanbieders nu onder druk zet om over te stappen naar bijvoorbeeld het Keurmerkinstituut. Als ik daar geen gehoor aan geef, heb ik een probleem met mijn klanten. Die moet ik uitleggen dat het KRT een deel van de punten die ik ze in mijn marketing beloofd heb, niet toekent. Dan ben ik wel principieel genoeg om te zeggen: als je zo met me om wilt gaan, dan kost het me maar cursisten, maar ik blijf bij Q. Ik laat me niet op deze manier naaien,” aldus een strijdvaardige Ranzijn.

Volgens Ranzijn is er onder cursusaanbieders veel onvrede over de houding en het gedrag van het “hooghartige” KRT. Uit een rondvraag van Dental Tribune onder enkele Q-geaccrediteerde cursusaanbieders bleek dat zij geen overstap overwegen naar een andere accrediterende instantie. “Wij als aanbieders zijn het een beetje beu. We voelen ons tegen de muur gezet,” legt Ranzijn uit.

Menzel-de Groot (KRT) vindt dat cursusaanbieders kritisch zouden moeten zijn op de accrediterende instantie. “De procedures van St. QuAT zijn in onze ogen te vrijblijvend. Cursusaanbieders zouden de instantie daarop aan kunnen spreken, of overstappen.” Zij vindt de kritiek daarom ongegrond.

Terug het hok in

Sanderink (NVT) is gelukkig met de vele steunbetuigingen voor het Mondzorgregister die zij van cursusaanbieders en mondzorgprofessionals ontving. “Velen van hen zeggen ons te steunen bij onze stap, ook al betreuren zij net als wij de commotie. De reacties bevestigen ons in de gedachte dat deze stap nodig was.” Ook De Bakker-Ruige (St. QuAT) gelooft niet dat het Q-Keurmerk eenvoudig omzeild kan worden. Zij wijst erop dat door mondzorgprofessionals in 2012 ongeveer 14.000 keer aan in totaal ruim 470 Q-Keurmerk-geaccrediteerde cursussen hebben deelgenomen.

Cursusaanbieders en mondzorgprofessionals kunnen momenteel niet anders dan het getouwtrek en de bijbehorende verwarring en onzekerheid met lede ogen aanzien. “Het liefst zouden we een situatie als bij de huisartsen zien, waarbij de ene instantie accrediteert en de ander registreert,” aldus Ranzijn. “In de mondzorg is de rol van het KRT veel te groot geworden; het zou alleen een administratiebureau moeten zijn. In het belang van de mondzorg moet het KRT terug z’n hok in.”

Gênant

Ook al staan de diverse partijen lijnrecht tegenover elkaar, elk van hen spreekt de verwachting uit dat er uiteindelijk overeenstemming bereikt zal worden. Al kan dit nog een lange tijd duren, “want als een oplossing binnen twee weken aanstaande was, waren we niet met het Mondzorgregister begonnen,” benadrukt Sanderink. Zoals wel vaker in conflictsituaties valt ook hier te verwachten dat uiteindelijk na lang overleg een compromis bereikt wordt. Mogelijk zullen de statuten van het KRT worden gewijzigd, zodat de taken en bevoegdheden van het Register ingeperkt worden. In ruil daarvoor doet St. QuAT wellicht enige aanpassingen in haar werkwijze.

Tot die tijd zal de situatie van accreditatie en toekenning van nascholingspunten gekenmerkt worden door onduidelijkheid. Daarvan zijn niet alleen de strijdende partijen, maar ook het omliggende beroepsveld de dupe. Ranzijn denkt er intussen het zijne van. “Dit soort discussies en ruzies doen het aanzien van de tandheelkunde geen goed. Bij een programma als De Rijdende Rechter kijk je er misschien met een glimlach naar. Maar dat dit nu echt gebeurt, met alle consequenties van dien, dat is werkelijk te gênant voor woorden.”

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement