DT News - Netherlands - Tandarts in een ggz-instelling: een vak apart

Search Dental Tribune

Tandarts in een ggz-instelling: een vak apart

Tandarts Inge Roggeveen.
Gerrit Jan Logt

Gerrit Jan Logt

wo. 18 november 2015

Bewaar

Het vergt de nodige lef om psychiatrisch patiënten te willen behandelen, ook de ‘ernstige’ gevallen. Wat komt de mondzorgprofessional bij het behandelen van deze patiëntengroep zoal tegen? En wat zijn punten om rekening mee te houden? Inge Roggeveen (59), tandarts algemeen practicus te Den Haag, kan hier als geen ander over vertellen. Al 34 jaar bedient zij in deeltijd de psychiatrische patiënten van ggz-instelling Parnassia Groep, naast de patiënten in haar reguliere praktijk. Dental Tribune ging in gesprek met deze ervaringsdeskundige.

Direct na haar afstuderen in 1980 solliciteerde Inge Roggeveen als tandarts bij het toenmalige Rosenburg, een van de voorlopers van de huidige Parnassia Groep. Waar kwam die motivatie vandaan? Roggeveen: “Iedere tandarts heeft een drive om een aspect van het vak heel goed te willen doen. Sommigen willen bijvoorbeeld zo mooi mogelijke endo’s doen, of kroon- en brugwerk, implantaten… Bij mij was en is het een uitdaging om in een ‘rug-tegen-de-muur-situatie’ mensen tandheelkundig op de rails te houden. Om onder moeilijke omstandigheden toch een redelijk resultaat te behalen. Dat is vandaag de dag nog steeds mijn voornaamste motivatie om dit werk te doen.”

Roggeveen had wat dat betreft ook best tandarts in een ontwikkelingsland of oorlogssituatie willen zijn. Haar belangstelling werd gewekt tijdens een studiestage op een mytylschool, waar patiëntjes met open ruggetjes tandheelkundige zorg ontvingen en ze bewondering kreeg voor de manier waarop de tandarts daar werkte.

De begintijd was moeilijk, vooral ook financieel. Het kostte heel wat denk- en schuifwerk voordat de praktijk voor psychiatrisch patiënten enigszins winstgevend werd. Voordeel was dat ze zelf nog een reguliere praktijk runde, evenals haar toenmalige echtgenoot. Sinds 2002 kan Roggeveen haar werk op tijdsbasis bij zorgverzekeraars declareren en dat is een belangrijke vooruitgang geweest, ook al betekent het tevens meer administratieve rompslomp. “Sommige psychiatrische patiënten worden beter en kunnen terugkeren in de maatschappij. Voor mij als tandarts is het essentieel dat ik vooral die groep mensen pijnvrij kan houden, zodat ze kunnen blijven eten en hun gebit in een sociaal aanvaardbare conditie blijft. Dat laatste is heel belangrijk om weer geaccepteerd te kunnen worden in de maatschappij.”

Slechte mondhygiëne
Het grote gemeenschappelijke probleem van psychiatrische patiënten, of ze nu een verslaving of persoonlijkheidsstoornis hebben of depressief zijn, is dat hun gebit bijna zonder uitzondering in slechte staat verkeert. Meestal hebben zij langere tijd hun gebit en mondhygiëne verwaarloosd als gevolg van hun psychiatrische aandoening. Door medicatie hebben zij vaak een droge mond, hetgeen leidt tot een forse prevalentie van vooral cervicale cariës, naast tandvleesproblemen zoals gingivitis en parodontitis. “Ik kies daarom ook bijna nooit voor dure oplossingen,” zegt Roggeveen.

De populatie van Parnassia Groep bestaat, naast patiënten die begeleid wonen, uit bij elkaar zo’n duizend intramurale patiënten. Roggeveen en een collega-tandarts zien per jaar vele honderden patiënten, sommige min of meer ‘vast’ en andere eenmalig of zeer onregelmatig.

Wat maakt dit werk bijzonder en misschien ook wel mooi? Roggeveen: “Het contact met deze mensen is anders, intenser, minder formeel dan in mijn gewone praktijk. Deze mensen pakken je vast, willen geaaid en gerustgesteld worden, zijn ongeremd en vaak emotioneel. Je ontvangt ook meer directe feedback. Voor velen van hen betekent naar de tandarts gaan een enorme inspanning, en het is ontroerend als je dan in een joint effort resultaat weet te bereiken.”

Stapje voor stapje
In de loop der jaren heeft Roggeveen een aantal gemeenschappelijke problemen geïdentificeerd en daarvoor oplossingen gevonden. Allereerst zijn psychiatrische patiënten vaak ongeremd en ongeduldig. Daarom maakt Roggeveen alleen korte afspraken, van 10 minuten tot een kwartier, en moeten patiënten dus vaker terugkomen. Daarnaast zijn ze vaak extra angstig. “Ik doe alles stapje voor stapje, heel rustig. En ik geef ze macht. Ik doe geen handelingen boven hun lichaam, de deuren staan altijd open, ze kunnen zo opstaan en weglopen als ze willen, en als ze hun hand opheffen als stopteken, stop ik ook direct.”

Een ander probleem is dat patiënten vaak niet op afspraken komen. Daarom heeft Roggeveen een open spreekuur ingesteld, van half drie tot half vier. Iedereen die komt, wordt geholpen. Om half vier gaat de voordeur dicht, maar iedereen die er dan nog is wordt behandeld. Zo kan het dus weleens half zes of later worden.

Psychiatrische patiënten kunnen niet samen met niet-psychiatrische patiënten in een wachtkamer zitten. “Ze zoeken na verloop van tijd altijd contact met andere wachtenden, vaak op een nogal indringende en dus irritante manier, bijvoorbeeld door om geld te vragen of zo.” Agressiviteit komt volgens Roggeveen overigens opvallend weinig voor. Wel heeft ze twee assistenten, een in de wachtkamer en een aan de stoel. Omdat deze groep patiënten vaak een buitengewoon slechte mondhygiëne heeft, is er een preventieassistente met een eigen spreekuur en soms ook een prothese-technieker en een arts.

Vertrouwen
Als tandarts kun je er niet altijd op vertrouwen dat patiënten je de waarheid vertellen, zeker bij deze patiëntengroep niet. “Voor je anamnese moet je dus echt doorvragen, je eigen conclusies trekken, en soms kortsluiten met bijvoorbeeld de verpleeghuisarts. Mensen vertellen je soms dat ze diabeet zijn, of dat ze nieuwe gewrichten hebben gekregen, en dat blijkt dan helemaal niet zo te zijn.”

Het werken met psychiatrische patiënten is al met al een vak apart. “Er gebeurt zo veel en je maakt iedere dag ontzettend leuke en grappige dingen mee,” vertelt Roggeveen. “Je krijgt soms ook de vreemdste cadeaus, zoals een appel waar ze net een stuk uit hebben gebeten.” Roggeveen vertelt een verhaal over patiënten van dezelfde afdeling die op een gegeven moment brandblaren in hun mond bleken te hebben. Doorvragend kwam zij achter de oorzaak. Op de afdeling werd rond elf uur ’s ochtends warme chocolademelk uitgedeeld, en de patiënten hadden er een wedstrijd van gemaakt wie deze het snelst naar binnen kon werken.

Is er binnen ggz-instellingen voldoende aandacht voor mondzorg van patiënten? Roggeveen vindt van niet. “Tot nu toe was het echt bedroevend.” Onder invloed van de nieuwe IGZ-richtlijnen lijkt daar verandering in te komen. Met één verpleeghuisafdeling heeft Roggeveen uitgebreide protocollen ingesteld en gezorgd dat er voor elke patiënt een behandelplan is, een schema en een persoonlijke mondzorgkaart. Ze heeft nascholing gegeven aan het verplegend personeel, gezorgd dat er per afdeling een hoofdverantwoordelijke is, en drie keer per week rijdt er nu een busje van het verpleeghuis naar haar tandartspraktijk. Volgens Roggeveen is dit een uitzondering: andere afdelingen zijn nog lang niet zo ver.

Kan elke tandarts algemeen practicus dit werk doen? Volgens Inge Roggeveen wel, in ieder geval technisch en intellectueel gezien. Maar het vergt wel een bepaalde drive, karaktereigenschappen en sociale vaardigheden. “Het is vaak vies werk, mensen zijn onverzorgd, soms niet zindelijk, geven gemakkelijk over en kunnen daarbij een kracht ontwikkelen waardoor de operatielamp geraakt wordt. ‘Projectielovergeven’ noemen we dat.” Zelf heeft Roggeveen het werk in de harde praktijk moeten leren. Allereerst in het tijdmanagement en de bedrijfsvoering, maar ook in het omgaan met de patiënten. “Je moet bijvoorbeeld tijdens behandelingen snel en alert zijn, en je moet heel goed kunnen verdoven.”

Heeft Roggeveen nog een boodschap voor collega-tandartsen die iets met psychiatrische patiënten willen doen? “Er is momenteel veel behoefte aan mondzorg voor niet-intramurale psychiatrische patiënten en voor patiënten die begeleid wonen. Vaak hebben zij geen toegang tot mondzorg. Als tandarts zou je bij een ggz-instelling als Parnassia Groep of bij de gemeente kunnen melden dat je iets voor deze patiëntengroep wilt doen. Vervolgens kun je bijvoorbeeld eens aan het einde van de dag een open spreekuur voor deze patiënten openen, waarbij je op tijdsbasis kunt declareren.”

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement