DT News - Netherlands - “Als een patiënt de boodschap begrijpt, voorkom je langdurige terugkomsessies”

Search Dental Tribune

“Als een patiënt de boodschap begrijpt, voorkom je langdurige terugkomsessies”

Antropoloog Cor Hoffer.
Imelda van de Wardt

Imelda van de Wardt

wo. 2 december 2020

Bewaar

Tussen 2008 en 2018 groeide de Nederlandse bevolking jaarlijks met gemiddeld 0,5%. Opvallend is echter dat er sinds 2015 meer autochtone Nederlanders overlijden dan er worden geboren. Ook emigreren jaarlijks meer autochtone Nederlanders dan er terugkeren. Dat blijkt uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), gepubliceerd in ‘De sociale staat van Nederland 2019’. Dat de Nederlandse bevolking blijft toenemen, komt door migratie, en doordat er in de groep mensen met een migratieachtergrond meer mensen geboren worden dan overlijden. Juist omgaan met culturele verschillen is dus prangender dan ooit. Maar hoe vertaalt zich dat naar de mondzorgpraktijk? Dental Tribune ging in gesprek met cultureel antropoloog en socioloog Cor Hoffer.

Waarom is het van belang dat mondzorgprofessionals stilstaan bij culturele verschillen?
Als we naar de samenleving kijken, zien we dat 25% van de Nederlanders een migratieachtergrond heeft. Daaronder verstaan we zowel eerste, tweede als derde generatie migranten; kleinkinderen van migranten. In grote steden zijn er zelfs wijken waar 80 à 90% een migratieachtergrond heeft. Mondzorgverleners zullen in de praktijk dus ongetwijfeld patiënten met andere culturele oriëntaties treffen. De culturele oriëntatie is van invloed op de manier waarop mensen omgaan met mondzorg en ziekten in het algemeen. Het is daarom cruciaal voor de zorg om hier rekening mee te houden.

Met welke culturele verschillen kan in de mondzorgpraktijk rekening worden gehouden?
Het kan voorkomen dat patiënten met een migratieachtergrond niet weten wat mondhygiënisten zijn, of wat gebitspreventie inhoudt. Maar het kan ook zijn dat patiënten een andere manier van pijnbeleving ervaren. Ik ben zelf in de jaren vijftig opgegroeid en in die tijd was het normaal dat de tandarts veel behandelingen uitvoerde zonder verdoving. Het was bijna ‘normaal’ dat je pijn voelde als je in de tandartsstoel zat. Tegenwoordig is dat niet meer het geval. Desondanks houd ik nog altijd verkrampt de leuning vast als ik in de tandartsstoel zit. Wat ik wil zeggen, is dat een eerste generatie Marokkaanse vrouw – die ongeveer zestig jaar oud is – wellicht met een vergelijkbare manier van pijnbeleving is opgegroeid. Het is daarom goed om je te realiseren hoe ver pijnbeleving kan doorwerken. Wel is het belangrijk om tegelijkertijd te beseffen dat dit vervolgens niet voor alle Marokkaanse Nederlanders geldt. Aangezien mensen in verschillende gebieden opgroeien, en je te maken hebt met verschillende generaties, kun je geen algemene uitspraken doen over een gehele bevolkingsgroep.

Wat is de juiste manier om mensen met een migratieachtergrond te benaderen?
Je moet altijd teruggaan naar het individu, aangezien mensen verschillende achtergronden hebben. Surinaams-hindoestaanse Nederlanders lijden bijvoorbeeld relatief vaak aan diabetes. Dat heeft zowel met erfelijke componenten als voedingsgewoonten te maken. Maar Surinamers met een creoolse achtergrond hebben daar relatief minder vaak last van. Dat is een typisch voorbeeld dat je binnen de groep Surinamers al onderscheid moet maken tussen onder andere creolen en hindoestanen. Daarnaast zijn er grote verschillen merkbaar tussen de eerste en derde generatie migranten. Ik ben zelf opgegroeid met eerste generatie Marokkaanse en Turkse Nederlanders en ik mag intussen stellen dat ik vrij veel van hun achtergronden weet. Desondanks moet ik ontzettend mijn best doen om te begrijpen hoe de derde generatie – de kleinkinderen dus – met de islam en hun cultuur omgaan. Zij hebben een totaal ander beeld van de Marokkaanse of Turkse cultuur dan hun voorouders. Deze verschillen werken ook door in de manier waarop zij de gezondheidszorg benaderen. Als je van jongs af aan in Nederland bent opgegroeid, heb je als Marokkaanse Nederlander een ander beeld van de Nederlandse gezondheidszorg dan iemand die in de jaren zestig naar Nederland kwam. Kortom, je kunt niet zomaar zeggen dat er één Marokkaanse of Turkse visie op de mondzorg bestaat. Mensen verschillen ontzettend sterk van elkaar.

Stel, een patiënt met migratieachtergrond bezoekt de praktijk en is niet op de hoogte van ons gezondheidssysteem. Op welke communicatiebelemmeringen kan de mondzorgverlener rekenen?
Dit kan op twee manier voor belemmeringen zorgen op het gebied van communicatie. Ten eerste kan er sprake zijn van een taalbarrière. Als een Syrische asielzoeker met acute pijn de mondzorgpraktijk bezoekt, en hij spreekt geen woord Nederlands, adviseer ik om een tolk in te schakelen. Het is immers raadzaam dat iemand de informatie van de mondzorgprofessional correct overbrengt, zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan. Ten tweede vergt non-verbale communicatie ook een cultuursensitieve aanpak. Niet alle migratiepatiënten zijn bekend met bijvoorbeeld de mondhygiënist of preventie. Daarnaast werkt cultuur door in voedingsgewoonten. Als mondzorgverlener moet je er verder enigszins gevoel voor hebben dat een patiënt met een migratieachtergrond anders omgaat met bepaalde ziektebeelden. In de psychiatrie is het bijvoorbeeld bekend dat het in sommige Surinaamse kringen niet ongewoon is om stemmen te horen die anderen niet horen. Als je dat in Nederland beleeft, wordt er vrij snel aan een psychiatrische stoornis gedacht, terwijl dat in zo’n bevolkingsgroep niet per se een probleem hoeft te zijn. Ook gaan sommige bevolkingsgroepen anders om met pijn, want ook dat is sterk cultureel bepaald. Pijn kan een signaal van een lichamelijk mankement zijn, maar het kan ook te maken hebben met identiteitsvorming. In sommige situaties vinden mensen het niet erg om pijn te lijden, omdat dat bijdraagt aan de vorming van identiteit. Denk bijvoorbeeld aan het laten zetten van een piercing of tattoo.

Wat zijn valkuilen op het gebied van cultuursensitieve communicatie in de mondzorg?
De grootste valkuil is dat je aanneemt hoe de culturele achtergrond van iemand zal zijn: ‘ik heb een Marokkaanse patiënt en die zal bepaalde voedingsgewoonten hebben die niet gezond zijn’. Je kunt namelijk ook een Marokkaanse Nederlander treffen die al volkomen op de hoogte is van het preventieve gedachtegoed dat het niet verstandig is om veel suiker en vet te eten. Daarnaast moet je je bewust zijn van het feit dat je zelf ook een cultuur met je meedraagt, en dat jouw waarden en normen mogelijk onbedoeld tot irritatie kunnen leiden in je communicatie. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat een autochtone mannelijke tandarts bij de begroeting zijn hand uitsteekt naar een Marokkaanse patiënte met een hoofddoek, en vervolgens geen hand terugkrijgt. Dat kan mogelijk tot irritaties leiden, wat logisch is. Maar hoe je ermee omgaat is een andere kwestie. Je kunt bijvoorbeeld denken: ‘is het noodzakelijk dat ik deze vrouw met een hand begroet’. Maak het bespreekbaar met de patiënt. Er zijn overigens ook genoeg Marokkaanse vrouwen die wel een hand geven en dit dus niet in tegenspraak vinden met hun geloof. Door de coronacrisis speelt dit voorbeeld overigens even geen rol.
Een andere valkuil is dat we bepaalde gedragingen regelmatig aan een bevolkingsgroep of geloof toeschrijven, terwijl dit onterecht is en een cultuurkwestie betreft. Een bekend voorbeeld is meisjesbesnijdenis. Vaak denken we dat dit met de islam te maken heeft, maar dit is niet de realiteit. Meisjesbesnijdenis is een cultureel fenomeen dat in enkele christelijke en islamitische gemeenschappen wordt gepraktiseerd. Nu is dit voor mondzorgverleners niet direct relevant, maar het is wel van belang dat je je realiseert dat culturele en religieuze gebruiken in de praktijk door elkaar kunnen lopen.

Is de Nederlandse mondzorg momenteel voldoende gericht op cultuursensitieve communicatie?
Dat denk ik niet. De zorg is in het algemeen nog steeds niet goed toegerust op de veranderende culturele samenstelling van de bevolking. Ik heb lang in de ggz gewerkt en daar is al ongeveer dertig jaar bekend dat mensen met een migratieachtergrond psychiatrische problemen soms anders uiten dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Maar ook in de ggz is het nog lang geen gemeengoed. Inmiddels zien we ook in de huisartsenzorg en in ziekenhuizen meer behoefte aan uitleg over de manier waarop cultuur en religie ziekteopvattingen en hulpzoekgedrag beïnvloeden. Cultuur speelt ook een rol in de mondzorg en mondzorgprofessionals zullen daar rekening mee moeten houden.

Welke tips heeft u voor het toepassen van een cultuursensitieve werkwijze in de mondzorgpraktijk?
De ggz heeft het Culturele Interview ontwikkeld, een methodiek bedoeld om het gesprek tussen zorgverleners en migrantenpatiënten te stimuleren. Concreet betekent dit dat de zorgverlener in aanvulling op de standaardintake open vragen stelt over de achtergronden en opvattingen van de patiënt en de manier waarop de patiënt een ziekte of probleem beleeft. Wanneer een mondzorgspecialist in aanraking komt met een migratiepatiënt die hem totaal niet lijkt te begrijpen, is het verstandig om dus eerst een aantal open vragen te stellen. Denk aan: waar komt u vandaan? Hoe lang bent u in Nederland? Hoe kijkt u naar de zorg? Hoe gaat u om met uw medische klachten? Op deze manier sta je open voor het individu dat tegenover je zit en kun je bepalen in hoeverre culturele achtergronden een rol spelen in de communicatie.

Een psycholoog neemt uiteraard de tijd om veel open vragen te stellen. Een tandarts heeft beperkter de tijd. Hoe ver moet een tandarts gaan om zijn patiënt te begrijpen?
Bij milde problemen moet je niet te veel de diepte ingaan, maar als je het gevoel hebt dat een patiënt je niet begrijpt, moet je toch eerst een gesprek aangaan om vertrouwen te winnen. Daar gaat het vaak om. Probeer in te schatten in hoeverre de patiënt begrijpt wat je te melden hebt. Dat vereist inspanning, maar dat win je vervolgens weer terug. Als een patiënt de boodschap begrijpt, voorkom je immers langdurige terugkomsessies.

Welke open vragen zijn cruciaal voor de mondzorgverlener?
Dat hangt helemaal van de situatie af, maar zaken die voor de gemiddelde patiënt inmiddels gemeengoed zijn, moet je uitvragen. Die blijken namelijk niet altijd vanzelfsprekend. Vragen die je kunt stellen, zijn: hoe wordt er in het land waar u bent geboren omgegaan met mondzorgproblemen? Hoe denkt u dat deze klachten zich vertalen naar problemen in de mond? Kunt u me iets vertellen over uw voedingsgewoontes? Kunt u me uitleggen wat u precies voelt? Weet u hoe u bepaalde problemen in de mond kunt voorkomen? Maar je kunt ook alledaagse dingen vragen, zoals: weet u wat een mondhygiënist is? En kunt u uitleggen wat flossen is? Het zijn vaak simpele vragen die het verschil kunnen maken.

Kost de cultuursensitieve werkwijze meer tijd?
Wanneer je bijvoorbeeld te maken hebt met een migratiepatiënt die pas in Nederland is en weinig kennis heeft van onze gezondheidszorg is het soms raadzaam om daar meer tijd voor uit te trekken, maar dat hoeft niet altijd. Zorgverleners zeggen vaak dat ze hier geen tijd voor hebben, maar het kan best zijn dat je iemand onnodig vaak terugziet omdat je elkaar niet goed begrepen hebt. Als iemand niet goed begrijpt dat ernstige mondgezondheidsproblemen bijvoorbeeld te maken hebben met hoofdpijn of andere lichamelijke klachten, en je dat niet goed hebt uitgelegd, komt iemand misschien vaker met mondgezondheidsproblemen terug. En dat had je misschien kunnen voorkomen als je vanaf het begin al wat beter had uitgevraagd hoe de patiënt naar bepaalde problemen kijkt.

Culturen veranderen door de jaren heen. Hoe blijven mondzorgverleners op de hoogte van veranderingen binnen de verschillende culturen?
Dat is geen doen. Daar ben ik als antropoloog dagelijks mee bezig. In de jaren tachtig speelde in Nederland het probleem dat welzijnswerkers Marokkaanse jongeren – die voor problemen zorgden – niet begrepen. Welzijnswerkers gingen naar Marokko om te bestuderen hoe jongeren daar functioneerden. Vanuit antropologisch perspectief was dat opmerkelijk. Om Marokkaanse jongeren in Nederland te leren begrijpen, moet je hen in hun Nederlandse context bestuderen. Dat is totaal niet vergelijkbaar met de leefsituatie van jongeren in Marokko. Mijn punt is dat we moeten leren dat mensen die hier opgroeien een mengsel van allerlei culturele gebruiken met zich meedragen, en niet over één kam te scheren zijn. Je moet mensen in hun context in Nederland leren begrijpen, en dat kan alleen door op individueel niveau met elkaar in gesprek te gaan.

Onderzoek wijst uit dat sommige migranten en hun kinderen relatief minder vaak de tandarts bezoeken, en een slechtere mondgezondheid hebben. Hoe kunnen we deze doelgroep beter bereiken?
Uit onderzoek van onder andere het Zorginstituut Nederland komt naar voren dat Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders relatief slechtere gebitten zouden hebben, en met name de jongere leeftijdsgroep. Dit wordt overigens niet toegeschreven aan cultuur, maar aan de lagere sociaaleconomische positie en voedingsgewoonten. Je kunt via lokale netwerken van migrantenorganisaties proberen om preventieve voorlichtingsbijeenkomsten op te zetten. Zo kun je bij moslims bijvoorbeeld denken aan een samenwerking met lokale belangenorganisaties en moskeeën.

Wilt u meer informatie over cultuursensitieve communicatie in de mondzorgpraktijk? Kijk dan op www.corhoffer.nl.

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement