DT News - Netherlands - Enorme gedrevenheid om match te vinden tussen stoffelijk overschot en vermissing

Search Dental Tribune

Enorme gedrevenheid om match te vinden tussen stoffelijk overschot en vermissing

MKA-chirurg Frithjof Kroon en jurist Doreth van den Heuvel over forensische odontologie
Reinier van de Vrie, redactie Dental Tribune

Reinier van de Vrie, redactie Dental Tribune

do. 28 juli 2022

Bewaar

Forensische odontologie fascineert veel tandartsen. Aan de ene kant is het natuurlijk luguber om onderzoek te doen op een stoffelijk overschot, aan de andere kant is het heel dankbaar werk om zo een identificatie tot stand te kunnen brengen. Dental Tribune sprak erover met MKA-chirurg en forensisch odontoloog Frithjof Kroon en met zijn partner Doreth van den Heuvel, die als jurist gespecialiseerd is in dit onderwerp en ingaat op medewerking van tandartsen bij identificatie en het medisch beroepsgeheim.

Forensische odontologie of gerechtelijke tandheelkunde wordt toegepast om door middel van gebitsonderzoek onbekende lijken of stoffelijke resten te identificeren. Dat kan zich voordoen bij een aangespoeld lijk uit zee, bij verbranding of bij een lijk dat in huis of elders ontdekt wordt, soms maanden na een overlijden. Dat laatste blijkt steeds vaker voor te komen. Meestal is er sprake van een ongeval of natuurlijke doodsoorzaak, maar het kan ook gaan om een misdrijf. Identificatie van slachtoffers is ook nodig bij rampen als een tsunami, vliegtuigramp of vuurwerkramp als stoffelijke overschotten vaak zwaar verminkt worden aangetroffen.

Gebitsonderzoek wordt soms ook gedaan om een inschatting te maken van de leeftijd van het slachtoffer, hoofzakelijk bij kinderen van wie de elementen nog in ontwikkeling zijn. Zo werden een aantal jaar geleden in de Nederlandse duinen stoffelijke resten gevonden met een aantal melkelementjes. De politie wist niet wie het kind was en wilde graag een indicatie van de leeftijd. Bij volwassenen is dat nauwelijks mogelijk, omdat de elementen dan zijn afgevormd. Alleen verstandskiezen kunnen dan nog beperkt een indicatie geven.

Drie belangrijkste identificatiemethodes

De drie belangrijke en betrouwbaarste methodes om de identiteit van een stoffelijk overschot vast te stellen zijn DNA-onderzoek, dactyloscopie (vingerafdrukken) en dentaal onderzoek.

DNA-onderzoek

DNA-onderzoek heeft een grote ontwikkeling doorgemaakt. De uitslag van een onderzoek wordt door een laboratorium nu veel sneller dan vroeger geregeld. Bij een ramp moet er wel voldoende laboratoriumcapaciteit beschikbaar zijn. DNA moet zorgvuldig worden afgenomen; de kans op besmetting (bijvoorbeeld van de onderzoeker) is namelijk vrij groot. Daarnaast moet DNA (bijvoorbeeld uit een tandenborstel of haren uit een kam) van vermisten of een familielid worden verzameld. Dat kost meestal de nodige tijd. 

Dactyloscopie

Vingerafdrukken worden afgenomen als er van vermisten bij leven ook vingerafdrukken zijn gemaakt.

Bij de tsunami in Thailand was gebitsonderzoek vooral mogelijk bij westerlingen met gesaneerde gebitten. Bij de lokale bevolking was dat nauwelijks het geval. Onder hen waren ook veel analfabeten die officiële documenten vaak hadden ondertekend met een duimafdruk. Die duimafdrukken konden worden vergeleken met duimafdrukken van slachtoffers. Ook deze methode vraagt de nodige deskundigheid. Bij verbranding of als de huid ernstig beschadigd is, is een vingerafdruk uiteraard niet meer te gebruiken voor identificatie.

Dentaal onderzoek

Gebitsonderzoek bestaat uit post mortem en ante mortemonderzoek. Bij post mortemonderzoek op het stoffelijk overschot worden de aanwezige elementen en de restauraties in kaart gebracht. Ook worden er – net als in de behandelpraktijk – röntgenfoto’s gemaakt. Alle gegevens worden vastgelegd in een dossier.

Vaak is het zo dat de politie een vermoeden heeft van wie het stoffelijk overschot zou kunnen zijn. Bij de tandarts van die persoon worden dan gegevens opgevraagd voor het ante mortemonderzoek. Dat zijn bijvoorbeeld de behandelkaart, röntgenfoto’s en gebitsmodellen. Bij voorkeur alles wat beschikbaar is. Het ante mortemonderzoek betreft in principe alle tandheelkundige gegevens uit iemands hele verleden, bijvoorbeeld ook verstandskiezen die door een MKA-chirurg zijn verwijderd of een orthodontische behandeling. Met name röntgenopnamen zoals orthopantomogram, bitewings en tandfilms kunnen belangrijke en gedetailleerde informatie bevatten, ook als ze niet zo recent zijn vervaardigd.

Om vast te stellen of er een match is worden post en ante mortemonderzoeken met elkaar vergeleken. Zeker bij rampen met veel slachtoffers is het belangrijk dat beide onderzoeken niet door dezelfde deskundige worden gedaan om ‘bevooroordeling’ te voorkomen. Het zoeken naar bevestiging van een match wil men zo voorkomen.

Bij rampen levert gebitsonderzoek over het algemeen in eerste instantie de meeste matches op, in een latere fase wordt DNA-onderzoek belangrijker.

Juiste match
Frithjof Kroon, die als MKA-chirurg in het Erasmus MC in Rotterdam werkt, is een van de zes Nederlandse forensisch odontologen die – meestal door de politie of justitie – worden ingeschakeld bij identificatie. Deze forensisch odontologen wonen verspreid over Nederland en hebben het werkterrein regionaal verdeeld, gekoppeld aan politieregio’s. Voor zover Kroon weet zijn er geen cijfers paraat over hoe vaak identificatie in Nederland noodzakelijk is, maar gemiddeld wordt hij een zo’n tien keer per jaar gevraagd gebitsonderzoek te doen.
Bij een ramp als de tsunami in onder meer Thailand in 2004, de vuurwerkramp in Enschede in 2000, de Bijlmerramp in 1992 en de MH17-vlucht in 2014 is natuurlijk grote inzet noodzakelijk. Een van de eerste keren dat Kroon werd ingeschakeld voor identificatie was toen in 1996 het Dakota-vliegtuig dat op de terugreis was van Texel naar Schiphol met 32 passagiers neerstortte. Het was toen zaak om zo snel mogelijk de juiste stoffelijke overschotten bij de juiste personen te matchen.
Het gebitsonderzoek gebeurt normaal gesproken in een mortuarium of tijdens een gerechtelijke sectie bij het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag. Bij een ramp als de tsunami vindt ook onderzoek ter plekke plaats.

Nare juridische vragen
Frithjof Kroon is al 35 jaar de levenspartner van Doreth van den Heuvel. Mede door zijn werk is zij nauw betrokken geraakt bij de forensische tandheelkunde. Van oorsprong is ze fysiotherapeut, maar vanaf haar dertigste studeerde ze rechten. In haar afstudeerscriptie deed ze onderzoek naar de juridische aspecten van de identificatie van onbekende doden. Van den Heuvel: “Juristen stellen nu eenmaal veel vragen en geven nooit antwoorden. Mag je zomaar een kaak uit een stoffelijk overschot verwijderen en is dat wettelijk vastgelegd? Hoe zit het met het medisch beroepsgeheim en moeten tandartsen gegevens beschikbaar stellen als politie of justitie daarom vraagt? Eigenlijk had niemand daar antwoorden op.”
Voor die scriptie kreeg ze de (juridische) Molengraaff Instituut Scriptieprijs, wat aanleiding werd om een presentatie te houden. Inmiddels geven Van den Heuvel en Kroon gezamenlijk jaarlijks diverse presentaties voor politiemensen, tandheelkundestudenten, forensische artsen en tandartsen. Ook hebben ze diverse artikelen en hoofdstukken in boeken over dit onderwerp geschreven.
Van den Heuvel is inmiddels ook goed ingewerkt in de tandheelkunde. Zo kan ze zich ook nuttig maken bij individuele gevallen van onbekende doden waar Kroon het onderzoek doet en zij de gegevens noteert.

Conflict van plichten
Om in te gaan op een van de belangrijkste kwesties: een tandarts is op basis van het medisch beroepsgeheim niet verplicht gegevens van een patiënt voor identificatie te verstrekken aan politie of justitie. Van den Heuvel geeft aan dat de term ‘medisch beroepsgeheim’ suggereert dat het geheim van de behandelaar wordt beschermd, maar in feite gaat het erom dat het geheim van de patiënt bewaard moet worden. Het is dus een recht van de patiënt en niet van de behandelaar.
“Patiëntgeheim zou eigenlijk een betere formulering zijn,” zegt Kroon.
Van den Heuvel: “Het is een plicht van de zorgverlener om het geheim van de patiënt te bewaren. De hoofdregel is dat je niks mag delen met een derde zonder toestemming van de patiënt. De politie denkt vaak dat het kan worden geëist of afgedwongen, of dat de officier van justitie dat kan, maar dat is echt niet zo. Het is een afweging die de behandelaar zelf moet maken. Er bestaan slechts enkele wettelijke uitzonderingen waaraan zorgverleners in heel bijzondere omstandigheden aan mee zouden moeten werken.” Zo kan er sprake zijn van een meldingsplicht bij een zeer besmettelijke ziekte die de volksgezondheid in gevaar kan brengen (bijvoorbeeld covid-19). Onder heel strikte voorwaarden waarbij het echt niet anders kan, moeten zorgverleners ook inzage geven in medische dossiers in de context van fraudebestrijding. Medische informatie mag wel met een medebehandelaar worden gedeeld als dat voor de behandeling strikt noodzakelijk is.
Van den Heuvel geeft aan dat er op basis van jurisprudentie wordt gesproken over wat juridisch een conflict van plichten heet. Aan de ene kant heeft een behandelaar de plicht om het geheim van de patiënt te bewaren, maar aan de andere kant voelt hij aan dat hij door medewerking te verlenen een hoop ellende kan besparen voor nabestaanden.

Akte van overlijden
Bij de overweging mee te werken is een aantal vragen van belang. In de eerste plaats of je toestemming aan de patiënt kunt vragen. Dat is niet het geval als de politie een sterk vermoeden heeft dat een gevonden lijk je patiënt is.
De tweede vraag is of je in een gewetensconflict komt als je geen gegevens beschikbaar stelt. Voor nabestaanden is het een drama als er geen lijk gevonden wordt. En als de dood van een patiënt niet wordt vastgesteld, kan er geen akte van overlijden worden opgemaakt, wordt een levensverzekering niet uitgekeerd en kan een testament niet worden uitgevoerd. Als de betrokkene is gehuwd blijft diens partner gebonden en kan die niet hertrouwen. Ook voor eventuele kinderen kan het nare consequenties hebben en kunnen veel dingen niet worden geregeld. Zwijgen zou dus tot ernstige schade kunnen leiden en door mee te werken kan dat worden voorkomen.
Maar het is en blijft aan de behandelaar zélf om deze afwegingen te maken en het beroepsgeheim niet verder te schenden dan noodzakelijk is. Kroon en Van den Heuvel benadrukken dat ook, maar als het gaat om een identiteit vaststellen zien zij meestal geen probleem om mee te werken. In die situaties zijn er immers geen andere mogelijkheden. Tandheelkundige gegevens zijn bovendien vrij technisch en dat ligt veelal niet zo gevoelig. Ze adviseren bij twijfel contact op te nemen met de KNMT.
Ze constateren dat de meeste tandartsen ook meewerken, maar dat er wel wat meer terughoudendheid is gekomen uit angst het medisch beroepsgeheim te schenden en daar door een tuchtrechter op aan te worden gesproken.
Van den Heuvel geeft aan dat discussies rond het medisch beroepsgeheim in zijn algemeenheid toenemen en dat veel partijen de reikwijdte van het begrip proberen te beperken. Verzekeringsmaatschappijen zijn bijvoorbeeld geïnteresseerd in medische gegevens en dat is niet altijd in het belang van het individu. “Het is dus goed om je te realiseren dat je niet aan alles mee kunt werken.” Ze deelt het standpunt van de meeste gezondheidsjuristen dat het medisch beroepsgeheim goed is zoals het is, omdat ieder op basis daarvan de afwegingen kan maken die hij of zij moet maken.

Casuïstiek medisch beroepsgeheim
Ziekenhuizen of huisartsen mogen niet melden dat iemand patiënt bij hen is. Ook bijvoorbeeld een gewonde verdachte van een moord of een bolletjesslikker moet worden geholpen zonder bang te zijn dat politie of justitie wordt geïnformeerd. Ongeacht wat iemand op zijn kerfstok heeft moet iemand zich zonder vrees en reserve altijd kunnen wenden tot medische hulp, zo is de gedachte.
De huisarts die een stomdronken patiënt na behandeling waarschuwde dat hij geen auto kon rijden belde echter terecht de politie toen die toch wegreed, omdat andere levens op dat moment direct in gevaar waren. Maar toen de politie later op de dag voor aanvullende informatie belde was er geen noodsituatie meer en had de huisarts geen gegevens mogen verstrekken. Door de medisch tuchtrechter werd zij daarop aangesproken.

LOFO
De zes Nederlandse forensisch odontologen zijn verenigd in het Landelijk Orgaan Forensische Odontologie (LOFO) van de KNMT. Zij maken ook deel uit van het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) waarin vooral politiemensen en specialisten inzitten. Indien nodig worden de forensisch odontologen ingeschakeld.
De LOFO-leden stemmen de werkwijze met elkaar af, zorgen voor een uniforme aanpak en wijze van rapporteren en voor beschikbaarheid. Bij het LTFO krijgen ze regelmatig trainingen om up-to-date te blijven, bijvoorbeeld met de nieuwste gebruikte software.

Oude zaken
Van den Heuvel geeft aan dat er ook nog – met redelijk wat succes – onderzoek wordt gedaan door speciale teams naar anonieme doden uit bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog of de Watersnoodramp uit 1953. Gemeenten hebben de plicht om alles in het werk te stellen om de identiteit van een onbekend lichaam te achterhalen. Vanaf de nieuwe Wet op de lijkbezorging in 2010 mogen onbekende doden alleen nog begraven worden en niet meer gecremeerd, juist om ook jaren later nog forensisch onderzoek te kunnen doen. De Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Luchtmacht in Soesterberg doet op eigen initiatief onderzoek naar slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Met enige regelmaat worden de forensisch odontologen bij dit soort onderzoeken ook ingeschakeld.
Tegenover de onbekende gevonden lijken of stoffelijke overschotten staan de vermissingen. Onder meer het Landelijk Bureau Vermiste Personen houdt zich bezig met opsporing. Daarnaast kent Nederland een databank waarin de data van gevonden lichaamsresten worden bijgehouden. Maar wereldwijd worden deze gegevens niet centraal bijgehouden. Kroon zegt dat hij wel goede contacten heeft met buitenlandse collega’s. Hij is bijvoorbeeld lid van de British Association for Forensic Odontology, waardoor hij bij zijn Engelse collega’s gemakkelijk navraag kan doen als er bijvoorbeeld een lijk uit de Noordzee is aangespoeld.
Het LOFO wordt door het Joegoslavië Tribunaal soms ook om medewerking gevraagd bij de identificatie van oorlogsslachtoffers, die bijvoorbeeld gevonden zijn in massagraven. Het is denkbaar dat dat ook met slachtoffers in Oekraïne gaat gebeuren.

Gedreven team
Het werk na de tsunami in Thailand heeft de meeste indruk gemaakt op Kroon. “Misschien toch wel omdat we in zo’n andere cultuur waren met heel andere gebruiken en een heel andere manier van met lijken omgaan. Het klinkt wel een beetje raar, maar ik vind het ook altijd eervol om aan zo’n missie deel te nemen en om mijn kennis te gebruiken. Ik zou het niet leuk vinden als ik niet gebeld zou worden. Het werken in een heel gedreven team maakt het zo mooi. Iedereen in zo’n team, ook politiemensen, doet dit werk vrijwillig en is heel gepassioneerd en gedreven om een zaak op te lossen.”
Deze mensen kunnen er ook heel goed tegen om het werk te doen, ook al zien ze soms erg verminkte lijken of stoffelijke resten. Kroon: “Ik denk dat het komt omdat je er heel technisch mee bezig bent. Je bent gefocust om details eruit te pikken waardoor iemand geïdentificeerd kan worden. Je bent dan niet met een lichaam of levend iemand bezig. Voor mij is het vergelijkbaar met een ingrijpende operatie in een operatiekamer waarbij allemaal bloed vrijkomt. Daar ben je heel gefocust mee bezig, terwijl iemand die alleen meekijktzomaar flauw kan vallen.”
Een ante mortemonderzoek vindt Kroon eigenlijk veel moeilijker, omdat je dan bijvoorbeeld geconfronteerd wordt met familiefoto’s, waardoor een slachtoffer veel meer tot leven komt.

Tot slot de vraag hoe je forensisch odontoloog wordt. In Nederland lijkt daar niet veel ruimte voor te zijn. Kroon geeft aan dat zes odontologen voldoende is. Het is belangrijk om dit soort werkzaamheden regelmatig te doen om ervaring op te doen en vaardigheid te behouden. Maar de forensisch odontologen houden zich aanbevolen als tandartsen gegeven beschikbaar willen stellen.

Labels:
To post a reply please login or register
advertisement
advertisement