DT News - Netherlands - “Het is een ideale manier om naamsbekendheid te creëren”

Search Dental Tribune

“Het is een ideale manier om naamsbekendheid te creëren”

Still van een YouTubefilmpje van Mondcentrum Drunen.
Laura van Dee

Laura van Dee

wo. 30 januari 2013

Bewaar

HOUTEN – Door de – kortstondige – nadruk op marktwerking in de zorg is marketing in de tandheelkunde geen vies woord meer. Veel mondzorgprofessionals zetten zich er actief voor in hun praktijk ‘aan de man’ te brengen. Het marketingmiddel dat de laatste jaren de meeste belangstelling krijgt, zijn social media. Tandartsen moeten aan Twitter en Facebook doen, zo klinkt het. Maar wat schiet een mondzorgprofessional er eigenlijk mee op en hoe pakken vakgenoten het aan? Verschillende tandartsen vertelden aan Dental Tribune hoe zij gebruik maken van social media, of waarom niet.

Naamsbekendheid
Paul de Kok, tandarts bij de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam, geeft met zijn neef Bas de Kok, online sales developer, lezingen over social media voor tandartsen. “We krijgen heel veel aanvragen, maar feit is dat tandartsen nog weinig gebruik maken van social media. Terwijl het de ideale methode is om naamsbekendheid te creëren zonder te adverteren of het land in te hoeven. Je moet ‘googlebaar’ worden.”

De Kok maakt zelf gebruik van Twitter, waarop volgens zijn schatting zo’n driehonderd tandartsen actief zijn. Heeft twitteren hem daadwerkelijk patiënten opgeleverd? “Het is te vroeg om dat te kunnen concluderen. Maar dat is ook niet per se de bedoeling. Ze zijn wel heel geschikt om de band met je huidige patiënten te versterken.”

Met dat doel riep een Alkmaarse tandarts via Facebook mensen op een foto te sturen van hun leukste lach. De actie was een groot succes: 25 foto’s werden ingestuurd en de Facebookpagina van de tandarts kreeg er meer dan driehonderd fans bij.

Adriaan Koppendraaier, tandarts-eigenaar van tandartspraktijk Dental4U in Noordwijk, maakt sinds drie jaar gebruik van Facebook, Twitter, LinkedIn en sporadisch van YouTube. Hij sluit zich bij De Kok aan: “Social media zorgen voor positieve bekendheid en transparantie. Ik vind het belangrijk bereikbaar te zijn voor patiënten en collega’s.”

Booming business
Social media zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van veel Nederlanders. Tweederde van de Nederlanders die in 2011 internet gebruikte, heeft een profiel op een sociale netwerksite of bezoekt er regelmatig één. Dat meldt de Social Media Monitor Zorg 2012 van Redmax, een organisatie gespecialiseerd in online concepten voor de zorg. Ook zorginstellingen maken steeds meer gebruik van social mediakanalen als onderdeel van het communicatieplan, constateert de monitor. En dat is nodig, vindt Jan Willem Faessen, managing partner van Redmax: “Social media zullen een aardverschuiving teweegbrengen. De rol van patiënt en zorgverlener zal veranderen: ze krijgen gezamenlijk de regie over de behandeling.”

Facebook is het populairste sociale medium in Nederland met maar liefst 6,8 miljoen leden. Daarna volgt YouTube met 8,6 miljoen unieke Nederlandse bezoekers per maand. Twitter heeft 1,3 miljoen Nederlandse leden (Marketingfacts, mei 2012). Onder mondzorgprofessionals is de verdeling ogenschijnlijk iets anders: bij de tandartsen die social media gebruiken lijken Twitter en LinkedIn het populairst, daarna volgt Facebook en onderaan bungelt YouTube.

De Kok benadrukt dat mondzorgprofessionals zich, voor ze zich op social media storten, een aantal vragen moeten stellen. “Wat wil ik bereiken: een x-aantal patiënten, of meer contact met mijn patiënten? Heb ik de mankracht en de tijd om in social media te investeren?”

Welk sociale medium is het meest geschikt voor contact met patiënten? Volgens De Kok is dat Facebook. “Twitter is naar mijn gevoel meer voor collega’s. Als ik mijn eigen praktijk zou hebben, zou ik direct een Facebookpagina aanmaken. Facebook heeft de meeste gebruikers. Je kunt Facebook en Twitter ook aan elkaar linken, waardoor je elke keer als je een bericht op Facebook plaatst het gelijk getweet wordt. Uiteraard moet elke mondzorgprofessional een LinkedInprofiel hebben, maar dat is om je zakelijk te profileren.”

Zakelijk én persoonlijk
Koppendraaier heeft Facebook gelinkt aan Twitter en mixt zakelijke berichten – zoals gegevens over nieuwe collega’s en zijn bezigheden als tandarts – met persoonlijke informatie. “Ik toon ook mijn interesses, omdat ik wil laten zien dat ik meer ben dan alleen een tandarts. Ik vertel bijvoorbeeld in welk restaurant ik gegeten heb, wat ik aan het doen ben en hoe de verbouwing van mijn praktijk verloopt.” Koppendraaier plaatst achter zijn naam vaak de hashtag #blijfpoetsen, die nu ook door collega’s – voornamelijk door mondhygiënisten – wordt overgenomen. “Met die hashtag help ik mensen eraan herinneren dat ze van alles kunnen doen, als ze maar blijven poetsen. Ik varieer weleens met #blijfgenieten en #blijfopdehoogte, als ik over de verbouwing van de praktijk twitter. Afwisseling is belangrijk.”

De Kok: “Een praktijk kan behalve zakelijke en persoonlijke informatie ook nieuws verspreiden dat interessant is voor de patiënt, bijvoorbeeld over wijzigingen in de tandartstarieven en bij zorgverzekeraars.” Koppendraaier vindt wel dat het bij informatievoorziening moet blijven. “Dreigtweets en beschamende tweets vind ik onprofessioneel. Je kunt best aangeven dat je het ergens niet mee eens bent, maar niet op een aanvallende manier. Twitter is openbaar.”

Zin en onzin
Tot nu toe waren tandartsen aan het woord die met de nieuwe mediamogelijkheden aan de slag gaan. Maar het is zeker geen vereiste dat elke mondzorgprofessional zich op social media stort. De Kok: “Als je in West-Friesland de enige tandarts bent binnen een straal van vijftig kilometer, hoef je je naamsbekendheid niet te vergroten. Maar als tandarts in Amsterdam, een stad met een hoge tandartsdichtheid, is het gebruik van social media zeker aan te raden.” Ook als een tandarts patiënten heeft die niet veel gebruik maken van social media kan hij vraagtekens zetten bij het nut van een Facebook- en/of Twitteraccount.

Tandarts Paul Eisenga uit Groningen is een voorbeeld van een mondzorgprofessional die zich nog niet geroepen voelt mee te gaan in het social mediaspektakel van sommige vakgenoten. Hij heeft geen website en maakt, hoewel hij ooit wel een Twitter- en Facebookaccount heeft aangemaakt, ook geen gebruik van social media. “Ik ben wel bezig een website te maken, maar door een verbouwing heb ik daar nog niet veel tijd in kunnen steken. Ik ondervind er overigens geen nadelen van dat ik nog geen website heb. Anders zou ik er al eerder één gelanceerd hebben.”

Eisenga vindt tweets als ‘Ik ga nu koffiedrinken’ en ‘Ik ga nu een gaatje boren’ niet bijster interessant en denkt dat zijn patiënten er net zo over denken. “Bovendien is de meerderheid van mijn patiënten ouder en daarom niet op Twitter te vinden.” Hij kijkt weleens op websites van collega’s, maar wat daarop staat valt hem tegen. “Vaak is het erg algemene informatie. Om een patiënt goed te kunnen informeren moet je hem toch zien. Tandheelkunde is maatwerk.”

De toekomst
Den Heijer denkt dat social media de komende jaren steeds belangrijker worden in de marketing van mondzorgpraktijken. Maar De Kok en Koppendraaier weten dat nog zo net niet. “Hoewel de animo voor de lezingen over social media eerst toenam, stagneert de aandacht het laatste jaar enigszins,” aldus De Kok. Toch raadt hij aan mondzorgprofessionals nú in te stappen. “Nu is het nog eenvoudig. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt de overstap te maken.”

De volledige reportage kunt u lezen in de papieren editie van Dental Tribune, die verschijnt op 5 februari.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement