DT News - Netherlands - “Stoppen met antistollingsmedicatie vaak niet nodig”

Search Dental Tribune

“Stoppen met antistollingsmedicatie vaak niet nodig”

Denise van Diermen
Laura van Dee

Laura van Dee

di. 23 april 2013

Bewaar

AMSTERDAM – De meeste tandheelkundige ingrepen kunnen worden uitgevoerd zonder de inname van antistollingsmedicijnen te onderbreken. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Denise van Diermen, universitair docent bij de vakgroep Mondziekten en Kaakchirurgie/Ziektenleer en Medisch Tandheelkundige Interactie van ACTA. De kans op een ernstige nabloeding is bij tandheelkundige ingrepen minder groot dan voorheen gedacht en kan met lokale middelen goed worden bestreden.

“Toen ik in 2007 begon met het onderzoek, was ik verrast over de eerste resultaten. Ik was opgeleid met het idee dat er absoluut gestopt moest worden met anti-stollingsmedicatie bij bloedige ingrepen,” vertelde de promovendus aan Dental Tribune. Uit het onderzoek bleek dat juist het stoppen met antitrombotische medicatie ernstige risico’s met zich meebrengt, zoals trombose, hartinfarct en beroerte.

Van Diermen kwam op het idee voor het onderzoek door de feedbackpost van ACTA, waarin veel vragen van tandartsen binnenkwamen over hoe lang patiënten moesten stoppen met antistollingsmedicatie voordat een ingreep werd uitgevoerd. “Daarnaast kwam mij in 2006 een artikel onder ogen waarin stond dat het misschien niet verstandig is om met deze medicatie te stoppen. Ik besloot daarom het gebruik van antistollingsmedicatie te gaan onderzoeken en een richtlijn op te stellen.”

De promovendus concludeert dat bij de inname van antistollingsmedicatie na een ingreep nauwelijks meer bloedverlies optreedt dan bij stoppen. “Uit een onderzoek waarin de helft van de patiënten gestopt was met de antistollingsmedicatie en de andere helft niet, bleek het aantal bloedingen bij beide groepen hetzelfde en bovendien erg gering.” Als er sprake is van lokaal bloedverlies kan de tandarts verschillende maatregelen toepassen: de extractiealveole hechten, gedurende +/- 15 minuten een gaasje aanbrengen op de wond of gelatinesponsjes inhechten. Aanvullend kan de patiënt thuis zelf spoelen met 5% tranexaminezuur, waardoor de kans op nabloedingen vermindert.

In 2010 verscheen op basis van de eerste onderzoeksresultaten een ACTA-richtlijn over het gebruik van antistollingsmedicatie. In 2012 volgde een herziene versie, die ook al door veel faculteiten en trombosediensten en de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) en de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA) werd overgenomen. Van Diermen stelt in haar proefschrift voor om in de definitieve richtlijn die dit jaar zal verschijnen ook de nieuwste antistollingsmedicatie op te nemen.

Op een congres in 2012 gaf Van Diermen aan dat niet alle tandartsen even consequent medische anamneses afnemen. Is het dan niet opmerkelijk dat bij de feedbackpost van ACTA veel vragen van tandartsen binnenkomen over het gebruik van antistollingsmedicatie? “Nog niet alle tandartsen nemen regelmatig en op de juiste wijze medische anamneses af, maar er zijn ook genoeg tandartsen die dat wel goed doen. Mondhygiënisten zijn daar overigens iets consciëntieuzer in,” stelt Van Diermen.

Ze benadrukt dat mondzorgprofessionals moeten weten hoe om te gaan met medicijngebruik van patiënten. “Het is goed dat er de laatste tijd meer nascholing is over het gebruik van ‘the big four’ (bisfosfonaten, pijnstillers, antibiotica en antitrombotica), bijvoorbeeld het programma ‘Patiënten en hun pillen’ van de NVT, de NVMKA en de Vereniging Medisch Tandheelkunde Interactie (VMTI).” De Nederlandse richtlijn is onder andere gebaseerd op internationale richtlijnen uit Engeland en de Verenigde Staten (2007). “Die bleken kwalitatief zo goed onderbouwd dat ik het bewijs uit de richtlijnen integraal heb overgenomen in mijn onderzoek,” aldus Van Diermen.

Ook het gebruik van twee typen antistollingsmedicatie blijkt doorgaans geen problemen op te leveren. “Alleen de combinatie van acenocoumarol en Ascalis lastig. Daarbij treden meer nabloedingen op.” De vraag is hoe relevant die nabloedingen zijn. Zijn ze zo ernstig dat er ziekenhuisopname voor nodig is? “Daar moet nog meer onderzoek naar worden gedaan,” besluit Van Diermen.

Denise van Diermen heeft haar proefschrift Oral antithrombotics and dentistry; current state of affairs and guideline proposal op 17 april verdedigd. Prof. dr. I. van der Waal en prof. dr. J. Hoogstraten (beiden ACTA) waren promotor resp. co-promotor.

To post a reply please login or register
advertisement
advertisement