In de nieuwe roman Tandenjager van Auke Hulst rooft zijn hoofdpersoon Vos Jacobsz tanden uit de monden van gesneuvelde soldaten op de slagvelden waar Napoleon zijn Waterloo vond. De roman gaat verder over bloed, uitzuigen, identiteit en klassenverschillen. Dental Tribune sprak met Hulst vooral over de tandheelkundige aspecten. Hoe werden die tanden bijvoorbeeld verwijderd en weer teruggeplaatst in de monden van nieuwe eigenaren?
Inhoud Tandenjager (1925) volgens het boekomslag
“Vos Jacobsz is een tandenjager. Op de slagvelden van napoleontisch Europa rooft hij tanden van gevallenen, om er peperdure kunstgebitten van te laten maken. Hij besluit de fraaiste tanden in zijn eigen mond te laten plaatsen en laat zijn oog vallen op een markiezin met een al even opmerkelijk gebit. Tijdens een grimmig jaar zonder zomer introduceert zij hem in een wereld van decadentie en uitbuiting. Maar hoeveel bloed aan zijn handen – en tanden – kan iemand voor zichzelf rechtvaardigen?
Tandenjager is een eigenzinnige historische roman waarin gothic horror, politiek, seks en liefde samenkomen in een bloedstollend en uiterst actueel verhaal over klassenverschillen en de prijs van ambitie. Een literaire tour de force van een van de beste stilisten in het Nederlandse taalgebied.”
Het ene verhaal roept het andere op. Na het verschijnen van Tandenjager belde de moeder van Hulst hem op met de vraag of hij voor zijn boek geïnspireerd was door de geschiedenis van haar vader – zijn opa dus –, die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op de Grebbeberg had gevochten tegen de Duitsers. Bij die slag kwamen rond de vierhonderd Nederlandse soldaten om het leven. Voor het merendeel zijn zij ter plekke ook begraven, maar niet voordat ze ontdaan waren van alle waardevolle spullen, waaronder de gouden tanden in hun mond. Omdat zijn opa een slecht gebit had, kreeg hij wat van die tanden mee, zodat hij zijn gebit kon laten repareren. Dat familieverhaal kende Hulst niet.
Hulst zegt dat hij zijn opa inderdaad kent met een paar mooie gouden tanden in de mond. Op latere leeftijd liet zijn opa zijn gebit helemaal vervangen door implantaten, maar met behoud van die gouden tanden. Onduidelijk is wie op de Grebbeberg het goud uit de monden van de gesneuvelden heeft gehaald en de tanden aan Hulsts opa gaf. “Misschien was mijn opa wel gewoon een tandenjager,” zegt Hulst grappend. Maar hij vindt het niet erg dat het goud is gebruikt “Het is toch zonde om gouden tanden verloren te laten gaan.” Dat sluit aan bij zijn boek, waarin hij schrijft: “Tanden horen in de mond en niet in de grond.”
C.F. (Fred) Bruijn van het Documentair Informatiespecialist Militaire Geschiedenis, Nederlands Instituut voor Militaire Historie van het Ministerie van Defensie noemt het desgevraagd niet aannemelijk dat er goud uit monden van de Nederlandse gesneuvelden is gehaald: “Betreffende de gesneuvelden op Grebbeberg lijkt me dat zeer onwaarschijnlijk. De Nederlandse en Duitse doden op het ‘Heldenfriedhof Grebbeberg’ werden namelijk begraven onder auspiciën en toezicht van een Duitse zgn. Gräberoffizier, die anno 1940 een dergelijke lijkschennis niet zou hebben toegestaan. Er zijn diverse memoires bekend van Nederlands personeel dat destijds bij de berging en begraving van soldaten betrokken is geweest, maar niemand vermeldt het. De latere opgravingsrapporten van het Rode Kruis evenmin.”
Ideaal onderwerp
Maar het verhaal over zijn opa was dus niet de aanleiding voor het boek. Hoe is Hulst dan wel op dit onderwerp gekomen? Dat gebeurde min of meer bij toeval. Terwijl hij in tien jaar tijd zo’n veertien romans, verhalenbundels en reisboeken heeft geschreven, noemt hij zichzelf “eigenlijk een heel luie workaholic met veel werk vermijdend gedrag”. Dat bestaat vooral uit YouTube-filmpjes bekijken, bijvoorbeeld over geschiedenis. In een bijzin over de slag van Waterloo hoorde hij zo over rovers die op slagvelden op zoek gingen naar gave tanden van jonge gesneuvelden. Die tanden konden voor goed geld verkocht worden voor plaatsing in monden van rijke mensen. Het was in die tijd heel moeilijk om aan gave tanden te komen die niet geïnfecteerd waren met syfilis.
Hulst: “Ik vond het een interessant gegeven dat je tanden rooft uit de mond van mensen en die in de mond van rijken stopt. Tanden zijn ideaal als onderwerp om het over sociale klassen te hebben. Zeker in het verleden was het gebit een signifier van klasse. Dan gaat het om het verschil tussen arm en rijk en hoe welgestelden de armen als grondstof gebruiken. Ik vond het een fantastisch gegeven om iets wat nog steeds opgaat in een heel andere vorm te gieten. In een historische context kun je klassenverschillen inzichtelijk maken zonder dat je hoeft te preken. Ik kon het doen door een spannend verhaal te vertellen, kleurrijk en best wel bloederig en goor.”
Ingewikkelde relatie
Maar er is nog een reden waarom Hulst tanden een interessant thema vindt. ”Ik heb heel lang een ingewikkelde relatie gehad met mijn gebit en met de tandarts. Ik kom uit een Gronings gezin van het platteland dat sociaaleconomisch aan lager wal was geraakt. Mijn vader is heel jong overleden en mijn moeder was niet de meest zorgzame. Ze verwaarloosde haar vier kinderen nogal. Zo ben ik in mijn tienerjaren nooit naar de tandarts gebracht. Toen ik op eigen benen stond, durfde ik eigenlijk niet meer. Van ongeveer mijn twaalfde tot begin dertig ben ik niet naar de tandarts geweest.
Er was een rare aanleiding om toch weer te gaan. Met zaalvoetbal liep ik een zware knieblessure op en kwam mijn been in het gips. Uit vrees voor trombose moest ik me vijftig dagen lang elke dag injecteren met een naald in mijn buik, terwijl ik bang was voor naalden en pijn. Dat was een overwinning. De bijvangst van die zware blessure was dat ik ook weer naar de tandarts durfde.”
Hulst heeft toen een angsttandarts gezocht die hem heel goed heeft geholpen. Het herstel van zijn gebit bleek ook mee te vallen. Toch gaat hij nog steeds niet graag naar de tandarts. In deze zin is zijn boek voor hem heel persoonlijk, dat dus ook niet losstaat van klasse.
Hamer en beitel
Tandenjager was uiteraard ook in de vroege negentiende eeuw geen regulier beroep waar je voor in de leer kon. Vos Jacobsz, die ook wel Jacobi Fox of wily fox wordt genoemd, ontmoet in een herberg een tandenjager aan het einde van zijn carrière die in hem een opvolger ziet. Het lijkt Vos wel wat om zo snel fortuin te maken. Op dode paardenhoofden oefent hij het vak onder begeleiding van zijn leermeester.
Om een tand te kunnen verkopen, moest die natuurlijk gaaf uit de mond van de gesneuvelde worden gehaald. Hulst kon hier geen geschreven teksten over vinden en heeft er zijn fantasie voor moeten gebruiken. Het leek hem dat de toen veel gebruikte tandsleutel en pelikaan om tanden te extraheren niet geschikt waren, omdat tanden daarmee vaak afbraken. Hij veronderstelt dat de tandenjager gewapend met hamer en beitel de slagvelden opging om de tanden er voorzichtig uit te tikken en wrikken. Hulst: “Ik heb de techniek zelf een beetje moeten uitvogelen. Waarschijnlijk werd de tand er met een bovenwaartse kracht langzaam uitgeduwd.”
Hulst beschrijft hoe zijn hoofdpersoon op het slagveld van Quatre-Bras, een slag die cruciaal was voor de nederlaag van Napoleon de volgende dag in Waterloo, goede zaken doet dankzij de tienduizenden doden. “Het was als laaghangend rijp fruit plukken.” Op een gegeven moment komt Vos het zeer gave gebit tegen van wat later de jonge graaf Amadeo d’Isenbard blijkt te zijn. Die heeft een verhouding gehad met gravin Margaux, met wie Vos later ook in contact komt. Vos, die zelf het verrotte gebit van ‘uitschot’ heeft, een jammerlijke smet op zijn schoonheid, ziet gelijk de kansen om zich het gebit van Amadeo zelf te laten aanmeten, met de ambitie zo hogerop te komen. Amadeo ligt er met ontblote tanden bij met een grimas die evengoed een glimlach kan zijn, schrijft Hulst.
Een tandenjager werkte bij voorkeur in de schemering en in de nacht, want het was uiteraard geen eerzaam beroep. Maar Vos weet het voor zichzelf mooi te verkopen. Bovendien bezorgt hij mensen mooie nieuwe tanden? Beter tanden in de mond dan in de grond, toch…?
Hard en zacht
Hulst zegt voor dit boek geen tandarts te hebben geraadpleegd, omdat de moderne tandheelkunde in de vroege negentiende eeuw nog maar net haar intrede had gedaan. De rondreizende bekkentrekker was in die tijd nog zeer gangbaar, waarbij er bij ingrepen vaak heel veel mis ging met afgebroken tanden tot gevolg. De behandelingen waren meestal ook ruw en pijnlijk. Hulst verhaalt in het boek hoe de stiefvader van Vos bijvoorbeeld van zijn tanden wordt afgeholpen door een bekkentrekker die op zijn borstkas gaat staan om kracht te zetten voor de extracties.
Hulst heeft wel flink research gedaan naar de tandheelkunde in die tijd. Hij raadpleegde onder meer de boeken The Excruciating History of Dentistry van James Wynbrandt, The Smile Stealers van Richard Barnett en het werk van Pierre Fauchard en John Hunter. Ook heeft hij geput uit een aantal negentiende-eeuwse literaire beschrijvingen van tandartsbezoeken, onder meer in de boeken van Charles Dickens. Het British Dental Association Museum in Londen had hij ook willen bezoeken, maar dat was gesloten voor renovatie.
Hulst: “Ik vond het motto van Fauchard zo mooi vanwege de dualiteit ervan. Heel veel in het boek gaat ook over dualiteit, over waar je als mens hard en zacht bent, over waarin de samenleving hard en zacht is. Dat vond ik een mooie tegenstelling. Zo’n motto heeft natuurlijk ook de bedoeling je iets mee te geven als gedachtegang in het boek.”
Technisch heeft Fauchard het grondwerk gelegd voor de moderne tandheelkunde, concludeert Hulst. Maar behalve briljant vond hij Fauchard ook een bedrieger. “Dat kon naast elkaar bestaan. Grote geesten uit die tijd wisten heel goed hoe dingen in elkaar zaten op sommige vlakken, maar ze waren ook heel erg bevattelijk voor allerlei vormen van tovenarij, hekserij en bijgeloof. Fauchard maakte bijvoorbeeld heel rare brouwsels met urine die voor genezing zouden zorgen tegen bepaalde kwalen.”
Levende tanden
De Engelse tandarts-chirurgijn John Hunter had voor het implanteren van tanden geëxperimenteerd op hanenkammen met bloedrijk weefsel. Dat werkte echter niet in het tandvlees bij mensen. Tanden in nieuwe monden werden vastgeknoopt aan nog resterende, naastliggende eigen elementen. Dat sloot het tandvlees zich enigszins, maar langer dan twee jaar werkte dat meestal niet en ging de nieuwe tand weer verloren.
De tanden die Vos rooft van Amadeo om in zijn eigen mond te laten plaatsen leven nog en hechten zich wel. Hulst: “Dat is natuurlijk niet wetenschappelijk, maar fantasie. Ik had dat nodig voor mijn verhaal. De lezer moet dat gegeven willen aanvaarden. Het zijn ook zeer bijzondere tanden, zoals later in het boek zal blijken. Met die tanden wordt een zekere identiteit overgedragen. Het dragen van tanden van gesneuvelden staat ook symbool als ultieme vorm van hoe bevoorrechte mensen die gebruik maken van de grondstof van minder-bevoorrechten. De rijken zuigen in een kapitalistische samenleving de armen uit als vampiers.”
Verfijnde slager
De welgestelden hadden bij gebrek aan restauratieve tandheelkunde grote behoefte aan nieuwe tanden, en sommige armen deden tegen betaling afstand van hun tanden. Bij straatkinderen werden de tanden soms gewoon uit de mond getrokken. Ook de tanden van terdoodveroordeelden werden hergebruikt. Maar het aanbod was schaars en de kwaliteit liet vaak te wensen over. De Napoleontische slagvelden waren daarom een enorme uitkomst, omdat er veel jonge jongens sneuvelden.
Uit een advertentie in de Times blijkt dat er in Londen in die tijd inderdaad al tandartspraktijken waren. Vos Jacobsz heeft in Londen contact met tandarts dr. Ashcroft, aan wie hij zijn waar na een stevige onderhandeling weet te slijten, met de afspraak dat de mooiste tanden van die Amadeo in de mond van Vos zelf geplaatst zullen worden. Daarvoor moeten eerst zijn nog de resterende tanden en kiezen uit zijn haveloze gebit worden getrokken. Een paar maanden gaat Vos door een hel van pijn.
Dr. Ashcroft wordt beschreven als een heel kundig tandarts die weet wat hij doet, maar hij komt niet heel sympathiek over. Hij bekommert zich weinig om de pijn van zijn patiënten en is zeer van zichzelf overtuigd. Maar hij is ook heel trots op zijn vak en vindt dat hij goed werk doet, met tandheelkunde stelt hij de mens immers in staat om zichzelf te worden en niet het door pijn verwrongen wezen te zijn dat hij daarvoor was.
Hulst zegt dat dit niet het algemene beeld is van hoe hij tegen tandartsen aankijkt. “Ashcroft is heel enthousiast over zijn vak, maar hij heeft wat minder sympathieke politieke overtuigingen. Met onze moderne blik lijkt deze Ashcroft best wel een slager, maar in de context van toen was hij heel verfijnd waarschijnlijk. Het werk moest ook onverdoofd gebeuren. Het vak heeft iets heel grimmigs. Het is natuurlijk uitermate nuttig en belangrijk werk, maar persoonlijk snap ik niet dat je het kunt doen. Het lijkt me heel heftig en je weet nooit wat je allemaal zult aantreffen. Maar ik kan me ook wel weer voorstellen dat je er een eer in stelt om er het beste van te maken.”
Nieuwe gedaante
Door nieuwe tanden veranderen mensen letterlijk en figuurlijk in nieuwe gedaanten. Doordat ze er anders uitzien, doen ze zich ook anders voor en maken ze zichzelf tot iemand anders. De vraag die door het hele boek speelt, is of je je echt andere identiteit kun aanmeten en door een nieuwe klasse geaccepteerd kunt worden. Weet je dan wel hoe het spel gespeeld moet worden?
In zijn algemeenheid zegt Hulst hierover: “Een slecht gebit valt altijd op. Als je een problematische relatie hebt met je gebit, dan doet dat sowieso iets met je lachen. Dan lach je minder of verberg je je lach. Het is ook bepalend voor hoe je eet. Als je altijd pijn hebt, is dat ook heel erg bepalend voor je identiteit. Dat verwringt je wezen. Een gebit is verder heel bepalend voor hoe mensen naar je kijken. Zeker vroeger verklikte het vaak iets over de klasse waartoe je behoort. Nu zitten we in een tijd van zeer witte en kaarsrechte tanden. Daar wordt heel wisselend tegenaan gekeken. Sommigen streven ernaar, maar anderen vinden het heel ordinair. Als iedereen kaarsrechte en hagelwitte tanden heeft, is er niets unieks meer aan en lever je ook aan identiteit in. Maar die trend keert waarschijnlijk ook weer. De geschiedenis is niet lineair.”
En Vos? Lukt het hem met al zijn ambitie en al zijn gewiekstheid om zich te redden in een hogere sociale klasse? Zelf denkt hij van wel, maar of het hem werkelijk gaat lukken, laten we hier in het midden.
Tot slot heeft Hulst nog een verhaal over goud. De gouden trouwringen van hem en zijn vrouw zijn afkomstig van gesmolten goud van een kapotte armband van zijn oma en van gouden tanden van de overgrootouders van zijn vrouw. “Sommige mensen vinden dat heel morbide, maar ik vind het wel mooi dat het goud uit monden van doden rond onze vinger zit. Zo leeft het voort.”
Zou slijtage van het gebit mede veroorzaakt kunnen worden door reflux, waardoor maagzuur in de mond kan komen? Bij het Radboudumc bestaat dat vermoeden. Met...
BILTHOVEN – Het RIVM heeft de richtlijn rond het testbeleid en de inzet van zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis aangepast. Dat brengt voor de mondzorg ...
In Nederland hebben zo’n 370.00 mensen een licht verstandelijke beperking en zijn ongeveer 730.000 mensen zwakbegaafd. Deze mensen verdienen structureel ...
Chronische pijn in het orofaciale gebied is soms moeilijk te traceren. Zet geen behandeling in als je geen juiste diagnose hebt kunnen stellen, zegt Frank ...
Een haar in je tandenborstel. Wie is het nooit overkomen? Deze gruwel is niet zo verwonderlijk, aangezien kam en tandenborstel nooit ver weg zijn in de ...
- Visies op taakherschikking in de Nederlandse mondzorg (2) -
De afgelopen tien jaar adviseerden diverse commissies een verregaande taakherschikking in de...
Om tandartsbezoek van jonge kinderen te stimuleren, heeft de KNMT een doorverwijskaart gemaakt die consultatiebureaus aan ouders kunnen meegeven. Hierop ...
Forma® Injectie Techniek (F.I.T.) met een presentatie van tandarts Mak Dedic Graag nodigen GC en Elysee Dental u uit voor ons F.I.T hands-on event, een ...
MELBOURNE, AUSTRALIË – Tandverlies kan een grote invloed hebben op sociale interacties en zelfvertrouwen. Het is bekend dat een slechte mondgezondheid ...
Deze zomer ben ik twee weken op fietsvakantie geweest. Vanuit de Morvan, nabij Dijon via de Jura, de Vogezen, de Eifel en de Ardennen weer terug naar ...
To post a reply please login or register