Ik woon op een van de Westelijke Eilanden in Amsterdam. Dit zijn kunstmatige eilanden die in de zeventiende eeuw zijn aangelegd in een hoekje van het IJ. Daarom reken ik de spelling IJlanden ook goed. Aan de noordzijde ligt een schiereiland dat ooit deel uitmaakte van de verdedigingswerken van de stad: het Stenen Hoofd. Omdat we niet meer verdedigd hoeven te worden is dit een kale vlakte geworden waar honden en hun eigenaren elkaar ontmoeten.
Doordat ik hier regelmatig kom, leer je vanzelf de andere frequente bezoekers kennen. Vaak ken je de naam van de hond eerder dan die van de bijbehorende mens. Het bazinnetje van Mickie, een worstvormig wezen, neemt altijd plaats op haar rollator, en houdt audiëntie. Mensen die ze nog niet kent en die toevallig met haar in gesprek raken, ondervraagt ze als een professionele KGB’er. Je doet er ook verstandig aan het baasje van Jessey te mijden. Zij beschikt over de intimiderende gave om haar hond binnen twee zinnen het onderwerp van elk gesprek te laten worden. Zonder dat hij het zelf weet.
Mijn buurman Casper was er met Banjer, een puberende Friese Stabij, die net als alle andere pubers over een bij vlagen onhandige motoriek beschikt. Tijdens de koudste week van het jaar was hij dientengevolge van de rand af het IJ in gevallen. Casper was toen ook te water gegaan en was nu extra alert. Terwijl wij een praatje maakten waren al zijn zintuigen in opperste staat van paraatheid.
Op een landtong naast het Stenen Hoofd staan twee tot appartementen verbouwde silo's. Op een van de balkonnetjes stond een man met een doek te zwaaien en iets te roepen. Twee kenmerken van aandacht trekken. “Zegt hij nou ’help’?,” vroeg ik Casper. “Volgens mij ook,” zei hij, terwijl hij zijn blik fixeerde op het balkon. De man riep nog een paar keer, zwaaide wild met zijn doek en verdween naar binnen. “Als ik hulp nodig had, zou ik het fijn vinden als iemand wat deed,” zei Casper en belde daadkrachtig met het noodnummer. Hij maakte de centralist deelgenoot van onze observaties, gaf een verrassend gedetailleerd signalement door, en hing op. “Ze komen eraan!”
We waren even bezig met het wederom aanlijnen van onze beesten en toen we bijna door het hek waren werd Casper al gebeld vanuit de naderende politiewagen. Hij vertelde hen dat hij een blauwe jas en een zwart-witte hond had. Toevallig liep aan het eind van de Silodam ook iemand in een blauwe jas met een zwart-witte hond, dus de agenten reden eerst helemaal naar het eind en keerden om, nadat ze een onschuldige wandelaar in verwarring hadden achtergelaten.
Casper is wat je in de volksmond een oplettende burger zou noemen. De agenten kregen een kernachtige samenvatting van het voorafgaande en werden op de juiste etage en appartement gewezen. Niet veel later zagen we hen achter de ramen verschijnen. Dit noodgeval naderde een climax, dat was duidelijk.
Breed grijnzend kwamen de agenten weer naar buiten. De man, die geheel voldeed aan het zorgvuldig verstrekte signalement, had een vriend op het Stenen Hoofd gezien en hem geroepen. Door de wind was het geluid vervormd geraakt: Marcel, MarcHel, MarcHelp, Help!!
Erik Ranzijn is psycholoog en oprichter van Roovos Organisatieontwikkeling. Hij traint en begeleidt tandartsen en tandartspraktijken op het gebied van organisatie en professionalisering. Contact: erik@roovos.nl.
Column Erik Ranzijn: Bescheiden
Mijn vriend B. en ik hebben dezelfde gewoonte om op de derde donderdag van de maand rode wijn te gaan drinken. Dat doen we in hetzelfde bruine café, en dan...
Column Erik Ranzijn: Koplamp
Vlak nadat mijn auto door de keurmeester van de Algemene Periodieke Keuring een stempel van goed gedrag had verkregen, begon mijn linkerkoplamp ...
Column Erik Ranzijn: Herkenning
Vorig jaar pakte mijn wintersportvakantie verkeerd uit. Tijdens een van de eerste afdalingen vloog ik uit de bocht en vond mijn knie dat de vakantie toen ...
Column Erik Ranzijn: Yoga
Langer dan me lief was, was ik motorisch beperkt door een zogenaamde ‘frozen shoulder’. Toen ik het idee had dat deze redelijk hersteld was, ...
Column Erik Ranzijn: Camouflage
Ik had F. al een tijdje niet gezien en gesproken. We vonden het daarom een goed idee om samen te lunchen en elkaar te voorzien van updates over onze ...
Column Erik Ranzijn: Elektrische motor
Een aantal jaar geleden, toen ik voor mijn werk dagelijks bijna twintig kilometer moest fietsen, had ik mezelf getrakteerd op een elektrische fiets. Een ...
Column Erik Ranzijn: Stoptober
Toen ik 's ochtends vanuit mijn warme bed de keuken inliep, maakte de kou mij in één klap wakker. Onze centrale verwarming is uitgerust met een ...
Column Erik Ranzijn: Kabouters
De sluiting van de winkels had lang geleken. Velen, waaronder ik, waren blij dat we weer 'gewoon' konden winkelen, hoewel ik mijn bezoekjes aan de ...
Column Erik Ranzijn: Muizen
Op donderdagavond repeteren we met onze band, die uit elf muzikanten bestaat, waarvan zes saxofonisten. Over het algemeen spelen we zeker niet onaardig, ...
Column Erik Ranzijn: Kniebuigingen
We gingen weer. Het was vier jaar geleden dat Hannah en ik op wintersport waren geweest, dus we moesten ons terdege voorbereiden op een week intensief ...